ECLI:NL:RBROT:2017:6596

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
10/680098-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring afpersing in vereniging met bijzondere voorwaarden voor de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van afpersing in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2015 te Zwijndrecht, samen met een ander, een fietser heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, waardoor de rechtbank zonder nadere motivering tot bewezenverklaring is gekomen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit besluit is genomen omdat de verdachte momenteel zijn leven op orde lijkt te krijgen en een gevangenisstraf contraproductief zou zijn. In plaats daarvan is er een taakstraf opgelegd, evenals een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht.

De rechtbank heeft bij de motivering van de straffen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De verdachte heeft een verleden van detentie en heeft recentelijk stappen ondernomen om zijn leven te verbeteren. De rechtbank heeft ook de impact van straatroven op slachtoffers in overweging genomen en benadrukt dat dergelijke feiten ernstige gevolgen hebben. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 158,24, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680098-15
Datum uitspraak: 22 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.A. van Gemeren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. N. Oosterveld, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het tonen van het mes;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, in te vullen zoals ter terechtzitting is besproken.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 januari 2015 te Zwijndrecht op de openbare weg, te weten de Munnikensteeg, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (type Samsung Galaxy S3 Mini)toebehorende aan die [naam slachtoffer] ,welke bedreiging met geweld bestond uit het
- versperren van de weg aan die [naam slachtoffer] en
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en
- dreigend meermalen aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Geef je telefoon, geef je telefoon!", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof door in het donker, met capuchons op om niet herkend te worden, de weg te versperren voor een fietser. Door deze dreigende situatie heeft de fietser desgevraagd zijn mobiele telefoon afgegeven aan de verdachte, waarna het slachtoffer uit angst snel is weggefietst. Dat deze straatroof niet is gepleegd in een opwelling, blijkt uit het feit dat de verdachten daaraan voorafgaand in het donker langs de bosjes zijn gaan staan totdat de fietser passeerde en dat zij capuchons over hun hoofd hadden gedaan, waarna zij vervolgens de naderende fietser hebben laten stoppen en zijn telefoon hebben afgepakt.
Een straatroof is een ernstig feit. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich het eigendom van anderen toegeëigend en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer bedreigd. Het is van algemene bekendheid dat straatroven een grote impact hebben op slachtoffers en dat deze zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. De verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen en alleen oog gehad voor het gewin van zichzelf en zijn mededader.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juli 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Trajectplan en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het trajectplan d.d. 1 augustus 2017 dat is opgesteld door L. Blanker van Meet & Connect. Hieruit blijkt onder andere dat de verdachte uit eigen beweging contact heeft gezocht met Meet & Connect om zodoende hulp te krijgen bij het op orde krijgen van zijn leven.
Uit de verklaring van de deskundige mevrouw A.R. van Spronsen van de reclassering blijkt onder andere dat de verdachte zijn behandeling bij De Waag is beëindigd. Er is een discussie met De Waag ontstaan, omdat de verdachte aangaf behoefte te hebben aan behandeling, terwijl De Waag van mening was niet te kunnen voldoen aan die behoefte, omdat dit niet direct delict-gerelateerd zou zijn. De verdachte is hierna naar een psycholoog bij PsyQ gegaan. Dit is afgerond. De verdachte heeft voorts een flinke detentieperiode in Frankrijk uitgezeten. De verdachte heeft met zijn detentie in Frankrijk heftige maanden achter de rug. Een jongen met wie hij daar contact had, heeft zichzelf van zijn leven beroofd. Toen hij terugkwam in Nederland, moest alles weer opgebouwd worden. De verdachte is toen gaan samenwonen met zijn vriendin. Dit leek heel hoopvol en goed te gaan, maar uiteindelijk ging dit toch niet helemaal naar wens. Er ontstonden relatieproblemen. De verdachte heeft zich toen wederom aangemeld bij De Waag. De Waag heeft na een intakegesprek aangegeven dat zijn problematiek niet delict-gerelateerd was. Hierna is de verdachte verhuisd waardoor alles een tijdje stil heeft gestaan. Nu kan er weer opgebouwd gaan worden. De verdachte heeft momenteel werk.
Voorts blijkt uit de verklaring van de deskundige dat de verdachte een verslavingsverleden heeft gehad en toen met mensen in aanraking is gekomen waar hij in eerste instantie niet voor heeft gekozen. Dit heeft geleid tot het onder druk maken van verkeerde keuzes. Zolang de verdachte niets doet aan zijn impulsieve gedrag, bestaat er recidivegevaar. De verdachte moet onder meer de consequenties op de langere termijn beter leren inschatten. De deskundige gaat er van uit dat een ambulante behandeling voor de verdachte voldoende is.
De reclassering denkt daarbij in eerste instantie aan Palier, mede in verband met zijn schuldenproblematiek en de praktische hulp die Palier de verdachte kan bieden. Bovendien is het advies de verdachte te verplichten tot inzage in zijn financiën.
Een gevangenisstraf heeft niet de voorkeur van deskundige. De verdachte is sinds mei heel goed bezig met zijn werk en een gevangenisstraf zou erg contraproductief zijn. Gelet op de financiële situatie van de verdachte is een geldboete eveneens niet gewenst.
De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf rekening met de adviezen van de deskundige.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit, in combinatie met het strafblad van de verdachte, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter - anders dan door de officier van justitie is gevorderd - afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte lijkt momenteel zijn leven op orde te krijgen en een gevangenisstraf zou contraproductief zijn. Verdachte loopt dan de kans zijn werk en inkomen te verliezen, hetgeen recidive in de hand zou werken. In plaats daarvan wordt om die reden volstaan met het opleggen van een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 158,24 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden toegewezen, gelet op de onderbouwing daarvan, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich eveneens op het standpunt dat de gevorderde schade vergoed dient te worden.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 158,24, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderd-en-veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderd-en-vierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 (honderd-en-zeventien) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de instelling dit in overleg met de reclassering nodig acht, onder ambulante behandeling stellen van Forensische Polikliniek Palier of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering;
  • de veroordeelde zal zich inspannen tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding en inkomen, zo nodig met een ambulante begeleiding, zulks ter beoordeling van de reclassering;
  • de veroordeelde zal inzage geven in zijn financiën en zal indien nodig meewerken aan een financieel begeleidingstraject;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 158,24 (zegge: honderd-en-achtenvijftig euro en vierentwintig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 158,24(hoofdsom,
zegge: honderd-en-achtenvijftig euro en vierentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en R. Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Zwijndrecht op of aan de openbare weg, te weten de Munnikensteeg, althans op of aan (een) openbare weg(en), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk/type Samsung Galaxy S3 Mini), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- versperren/blokkeren van de weg/doorgang aan die [naam slachtoffer] en/of
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
- aan die [naam slachtoffer] tonen/voorhouden van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of
- ( dreigend) meermalen, althans eenmaal aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Geef je telefoon, geef je telefoon!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.