ECLI:NL:RBROT:2017:6593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
10/741360-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en diefstal in Rotterdam

Op 24 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 september 2016 in Rotterdam betrokken was bij een zware mishandeling en diefstal. De verdachte, die niet ingeschreven stond in de basisregistratie, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer door met een stoel te slaan, en het stelen van een mobiele telefoon van een ander slachtoffer. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van vijf maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had geen strafblad en was van Portugese afkomst. De rechtbank oordeelde dat de feiten in de publieke ruimte waren gepleegd, wat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade had geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 4.324,43, vermeerderd met wettelijke rente, en legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741360-16
Datum uitspraak: 24 augustus 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
volgens opgave bij de rechter-commissaris in september 2016 verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 primair
hij op 03 september 2016 te Rotterdam aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het scheepsvormig polsbotje, heeft toegebracht door met een stoel tegen die [naam slachtoffer 1] te slaan ;
2.
hij op 3 september 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon toebehorende aan [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primairzware mishandeling;

2.diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 3 september 2016 in een café in Rotterdam een telefoon gestolen van een voor hem onbekende vrouw. Toen vrienden van deze vrouw achter de verdachte aan gingen om de telefoon terug te krijgen, heeft hij één van hen, aangever zwaar mishandeld door met een stoel tegen diens arm te slaan. Hierdoor werd één van de botten in de pols van aangever verbrijzeld. Na een operatie aan zijn pols en hersteltherapie ondervindt aangever tot op de dag van vandaag nog steeds de nadelige gevolgen van de mishandeling door de verdachte. Zo heeft hij zijn werkzaamheden moeten aanpassen aan de verminderde functionaliteit van zijn arm en pols en kan hij zijn hobby (motorrijden) niet meer beoefenen zoals hij dat gewend was.
Met deze handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever van feit 1. Door het stelen van een telefoon heeft de verdachte bovendien ergernis en overlast bij aangever van feit 2 teweeggebracht. Ook weegt de rechtbank mee dat de feiten voor iedereen zichtbaar, in de publieke ruimte zijn begaan. Dergelijke feiten veroorzaken in de samenleving gevoelens van onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Overige informatie
Over de verdachte is niet meer bekend dan dat hij van Portugese afkomst is en in Portugal woont. Tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten was hij volgens zijn eigen verklaring op vakantie in Nederland en verbleef hij bij familie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, die enigszins lager is dan de eis van de officier van justitie, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.074,43 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.250,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, nog te vermeerderen met wettelijke rente, en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks zowel materiële als immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdachte niet weersproken. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 februari 2017, de datum van indiening van de vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.324,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde]te betalen een bedrag van
€ 4.324,43(zegge: vierduizend driehonderd vierentwintig euro en drieënveertig cent), bestaande uit € 1.074,43 aan materiële schade en
€ 3.250,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.324,43(hoofdsom, zegge: vierduizend driehonderd vierentwintig euro en drieënveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 4.324,43 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
53 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 september 2016 te Rotterdam
aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het scheepsvormig polsbotje, heeft toegebracht door met een stoel naar/op/tegen die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te gooien;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 september 2016 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een stoel naar/op/tegen die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 september 2016 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een stoel naar/op/tegen die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te gooien;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
art 310 Wetboek van Strafrecht