In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2017, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde partij. Intrum Justitia had een vordering ingesteld op basis van een akte van cessie, waarbij zij stelde dat zij recht had op bepaalde vorderingen die door Vodafone aan haar waren gecedeerd. De zaak volgde op een eerder vonnis van 12 mei 2017, waarin Intrum Justitia was opgedragen bewijs te leveren van de rechtsgeldigheid van de cessie.
Tijdens de procedure heeft Intrum Justitia een onderhandse akte van cessie overgelegd, maar de kantonrechter oordeelde dat de benodigde documenten, zoals de overeenkomst tussen Vodafone en Intrum Justitia en de bijbehorende bijlagen, ontbraken. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de vorderingen die Intrum Justitia claimde daadwerkelijk onderdeel uitmaakten van de cessie. De rechter merkte op dat de stukken die door Intrum Justitia waren ingediend verwarrend waren en niet voldeden aan de eisen van bepaalbaarheid zoals gesteld in artikel 3:84 lid 2 BW.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Intrum Justitia afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en rechtsgeldige documentatie bij cessie van vorderingen, en dat het ontbreken van cruciale bewijsstukken kan leiden tot afwijzing van de vordering.