ECLI:NL:RBROT:2017:6439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
21 augustus 2017
Zaaknummer
5601931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en rechtsgeldige cessie in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter te Rotterdam op 21 augustus 2017 uitspraak gedaan in de zaak tussen Direct Pay Services B.V. en een gedaagde partij. Direct Pay vorderde een bedrag van € 3.073,98, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van een gestelde cessie van een vordering van T-Mobile op de gedaagde. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden, omdat de vereisten van artikel 3:94 van het Burgerlijk Wetboek niet zijn nageleefd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Direct Pay niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de rechtsgeldigheid van de cessie. De akte van cessie die door Direct Pay is overgelegd, voldeed niet aan de eisen van bepaalbaarheid en de gedaagde heeft onbetwist gesteld dat de vordering nog actief geregistreerd staat bij Preventel namens T-Mobile. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de vordering van T-Mobile op de gedaagde onderdeel uitmaakte van de cessie. De kantonrechter heeft de vordering van Direct Pay afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5601931 \ CV EXPL 16-52553
uitspraak: 25 augustus 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Direct Pay Services B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde: WebCasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.H.P. Dingenouts.
Partijen worden hierna aangeduid als “Direct Pay” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 3 december 2016 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vordering

2.1
Direct Pay heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.073,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de verzuimdatum van de in de dagvaarding genoemde openstaande facturen tot de dag van algehele voldoening ad € 799,83 en buitengerechtelijke kosten van € 432,40, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.2
Aan haar vordering legt Direct Pay - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] ondanks diverse aanmaningen in gebreke is gebleven met volledige, tijdige voldoening van de - ingevolge tussen T-Mobile en [gedaagde] op
20 juni 2014 gesloten overeenkomsten (1 ter zake van het gebruik van mobiele communicatiediensten en 1 toestelcontract) - aan haar verschuldigde bedragen. Direct Pay stelt dat T-Mobile haar vordering op [gedaagde] aan Direct Pay heeft gecedeerd

3.Het verweer

[gedaagde] betwist de vordering. Er is volgens hem geen sprake van een rechtsgeldige cessie. Hij beroept zich ook op het ontbreken van zijn wil om een overeenkomst(en) aan te gaan, zodat die niet tot stand is/zijn gekomen. Voor zover de overeenkomst(en) wel tot stand is/zijn gekomen, roept [gedaagde] de vernietiging daarvan in wegens dwaling. [gedaagde] wijst er verder op dat Direct Pay haar vordering baseert op twee overeenkomsten, terwijl er maar 1 overeenkomst in het geding is gebracht. Als gevolg daarvan is er sprake van een all-in prijs, zodat de overeenkomst(en) ook op grond daarvan vernietigd dienen te worden. En anders dient de brief van [gedaagde] van 13 februari, subsidiair, als opzegging te worden beschouwd.

4.De beoordeling

4.1
[gedaagde] betwist onder andere dat Direct Pay eigenaresse is geworden van de vordering die T-Mobile mogelijk op [gedaagde] heeft. Direct Pay heeft gesteld dat de eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden door een cessieakte en mededeling daarvan aan [gedaagde]. Artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt met betrekking tot de door Direct Pay gestelde cessie dat tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten geleverd worden door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of verkrijger. De door Direct Pay in het geding gebrachte akte van cessie van 11 november 2015 betreft echter, zoals opgenomen in de betreffende akte onder ‘Overwegende’ onder punt C, een akte tot stille cessie (artikel 3:94 lid 3 BW). Reeds daarom kan voornoemde akte geen bewijs opleveren van de door Direct Pay, hiervoor weergegeven, gestelde cessie.
4.2
Ten aanzien van voornoemde akte wordt in het kader van de gestelde cessie op grond van artikel 3:94 lid 1 BW toch het volgende overwogen. In de bedoelde akte wordt verwezen naar een tussen T-Mobile en Direct Pay op 1 april 2013 opgemaakte overeenkomst (de Overeenkomst), op grond waarvan T-Mobile periodiek aan Direct Pay
vorderingen op klanten/debiteuren zal verkopen en leveren. Onder 1.1 van de akte van cessie is opgenomen dat partijen overeen komen dat met inachtneming van de voorwaarden in de Overeenkomst T-Mobile aan Direct Pay cedeert gelijk Direct Pay van T-Mobile overneemt, al haar rechten en verplichtingen jegens haar Klanten met betrekking tot de vorderingen op naam zoals gespecificeerd in het bijgevoegde Overdrachtsbestand dat door T-Mobile digitaal (SFTP) is aangeleverd aan Direct Pay. Direct Pay heeft echter, ondanks herhaald verzoek daartoe van [gedaagde] zowel voorafgaand als tijdens deze procedure, nagelaten om de bedoelde Overeenkomst in het geding te brengen. Reeds daarom kan niet worden vastgesteld of de onderhavige (gestelde) overeenkomst heeft plaatsgevonden ‘met inachtneming van de voorwaarden in de Overeenkomst’. Wat daar ook van zij, het door Direct Pay in het geding gebrachte overdrachtsbestand is kennelijk - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - een door Direct Pay opgemaakt document, waarin weliswaar gegevens over de betalingsachterstand van [gedaagde] zijn opgenomen, maar enige koppeling met de akte van cessie ontbreekt.
4.3
Gelet op het bovenstaande kan niet - ook niet achteraf - worden vastgesteld of de vermeende vordering van T-Mobile op [gedaagde] onderdeel uitmaakt van de cessie waarvan Direct Pay de akte in het geding heeft gebracht. Dat leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan het bepaalbaarheidsvereiste van artikel 3:84 lid 2 BW. Een en ander voert tot de slotsom dat uit de door Direct Pay ter onderbouwing van de door haar gestelde cessie in het geding gebrachte stukken niet is gebleken van een rechtsgeldige overdracht van de gestelde vordering door T-Mobile op Direct Pay. Aan de eisen die gesteld worden aan een rechtsgeldige cessie op grond van artikel 3:94 lid 3 is, met inachtneming van het voorgaande, evenmin voldaan. Dat klemt temeer nu [gedaagde] onbetwist heeft gesteld dat de onderhavige vordering nog als actief geregistreerd staat bij Preventel namens T-Mobile.
4.4
Het had, gelet op de betwisting door [gedaagde] van de cessie bij antwoord, op de weg van Direct Pay gelegen om haar vordering op dit punt reeds bij conclusie van repliek voldoende door bewijsstukken te onderbouwen. Direct Pay heeft - zoals uit het voorgaande blijkt - de door haar gestelde cessie echter niet voldoende aangetoond met de door haar bij die gelegenheid in het geding gebrachte stukken. Gelet op dit verloop van de procedure, in samenhang bezien met de herhaalde verzoeken van [gedaagde] aan Direct Pay voorafgaand daaraan om de stukken ter onderbouwing van de gestelde cessie, wordt de vordering, zonder bewijslevering, afgewezen.
4.5
Direct Pay wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Direct Pay in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde, en indien Direct Pay niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op
€ 75,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703