ECLI:NL:RBROT:2017:6385

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
10/740224-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op een benzinestation met dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden

Op 16 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 20 april 2017 een poging tot afpersing heeft gepleegd bij een tankstation in Gorinchem. De verdachte, die preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het bedreigen van een medewerkster met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en het stelen van een pakje sigaretten. Tijdens de zitting op 2 augustus 2017 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het tweede feit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte met zijn handelen niet alleen de medewerkster had bedreigd, maar ook de psychische impact van de overval op het slachtoffer aanzienlijk was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht, meldplicht en een locatieverbod. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder een immateriële schadevergoeding van € 1.800,00 en een materiële schadevergoeding van € 8,00 voor de gestolen sigaretten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en verklaarde de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/740224-17
Datum uitspraak: 16 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De IJssel, Van der Hoopstraat 100 te Krimpen aan den IJssel.
Raadsman mr. P. van Tour, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 02 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (poging tot afpersing) en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, een opnameverplichting in het kader van begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs-alcoholverbod en een locatieverbod; met bevel dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich wat betreft feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft vrijspraak bepleit voor feit 2. Daarnaast heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Feit 2
5.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het pakje sigaretten door de medewerkster van het benzinestation naar de verdachte is toegegooid, dat de verdachte het heeft opgevangen en het vervolgens onbewust en onbedoeld heeft meegenomen. De verdachte heeft de sigaretten derhalve niet weggenomen en heeft niet de bedoeling gehad om zich het pakje sigaretten toe te eigenen. Daarmee ontbreekt het vereiste oogmerk.
5.2.2.
Beoordeling
Uit de verklaringen van aangeefster [naam slachtoffer 1] en die van de verdachte blijkt dat aangeefster (na te zijn bedreigd door de verdachte) het pakje sigaretten naar de verdachte heeft gegooid, dat de verdachte het pakje heeft opgevangen en de tankshop is uitgerend zonder te betalen. De verdachte heeft verklaard dat hij het pakje in zijn zak heeft gestopt.
Hieruit volgt dat de verdachte zich niet alleen de feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft, maar ook dat hij daartoe het vereiste oogmerk had.
De rechtbank verwerpt het verweer.
5.2.3.
Conclusie
Dit betekent dat het feit bewezen is.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 20 april 2017 te Gorinchem, in een tankshop aan de
[adres delict] , ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld , toebehorend aan [naam tankshop] , ,
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, is/heeft
- die tankshop binnengegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond
en gericht op die [naam slachtoffer 1] en
- aan die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd "Ik wil geld. Dit is een overval.",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
2.
hij op 20 april 2017 te Gorinchem
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een pakje sigaretten,
toebehorende aan [naam tankshop] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. POGING TOT AFPERSING
2 DIEFSTAL.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Hij heeft daarbij gedreigd met een - naar later bleek - nepvuurwapen en gepoogd om geld af te persen van de dienstdoende medewerkster. Hij heeft dit nepwapen geverfd om het zoveel als mogelijk te laten lijken op een echt wapen en zijn dreigement daarmee kracht bij te zetten. Anders dan verdachte heeft gesteld heeft de rechtbank dan ook niet de overtuiging dat sprake is geweest van een impulsieve daad, maar eerder van een voorbereide actie.
Daarnaast heeft de verdachte een pakje sigaretten gestolen uit het tankstation.
Met name roofovervallen zijn feiten die niet alleen een grote impact hebben op de slachtoffers, maar ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid in hoge mate versterken. Berovingen kunnen voor de direct betrokkenen bijzonder traumatiserend zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan leiden. Dat de impact van de onderhavige overval ook groot is geweest voor het slachtoffer [naam slachtoffer 1] blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
De verdachte heeft zich hieraan niets gelegen laten liggen en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 april 2017. Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 juli 2017. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en daarmee op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij merkt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid aan dat het feit is gepleegd met behulp van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het aangewezen, zowel in het belang van de verdachte zelf als in het belang van de samenleving, dat hij na zijn detentie zal worden behandeld, begeleid en ondersteund, teneinde recidive te voorkomen.
Om deze behandeling en begeleiding mogelijk te maken zal de rechtbank een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering. Dit houdt mede in een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, verplicht verblijf in een vorm van begeleid/beschermd wonen van Pameijer, een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod, één en ander zoals door de reclassering in het rapport van 25 juni 2017 geadviseerd.
De verdachte heeft verklaard open te staan voor een klinische opname in verband met zijn ADHD-problematiek en/of middelengebruik. Vooralsnog is echter niet aannemelijk dat een ambulante behandeling, zoals geadviseerd door de reclassering, onvoldoende resultaat zal opleveren. De reclassering heeft een klinische opname ook niet geadviseerd. De rechtbank zal derhalve volstaan met het bevelen van een ambulante behandeling.
De reclassering heeft met betrekking tot het locatieverbod geadviseerd om te bepalen dat het de verdachte gedurende de proeftijd wordt verboden om zich binnen een straal van 2 kilometer te bevinden van het door hem overvallen tankstation te Gorinchem. De rechtbank heeft evenwel geconstateerd dat zich binnen voornoemde straal ook de rijkswegen A15 en A27 bevinden. De rechtbank is van oordeel dat het geadviseerde locatieverbod te beperkend zou kunnen zijn voor de verdachte, met name op het moment dat hij wederom kan gaan werken om zodoende onder meer de schadevergoedingen te kunnen gaan betalen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat het locatieverbod niet geldt voor genoemde rijkswegen.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard
Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- [naam benadeelde 1] ; vordering € 1.800,00 immateriële schadevergoeding met wettelijke rente
vanaf 20 april 2017 (feit 1);
- [naam benadeelde 2] ; vordering materiële schadevergoeding van € 8,00 (pakje
sigaretten; feit 2) en van € 700,00 (Samsung telefoon; feit 1) met wettelijke rente vanaf 20
april 2017.
9.1.
Standpunt officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 1] heeft de officier van justitie gevorderd integrale toewijzing van de vordering, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 2] heeft de officier van justitie gevorderd toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 8,00. Voor het overige zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is en niet gebleken is dat de schade rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
9.2.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 1] heeft de raadsman verzocht om afwijzing van de vordering, omdat de benadeelde partij geen fysiek letsel heeft opgelopen en niet concreet is aangetoond dat er sprake is van psychisch letsel, zoals het Burgerlijk Wetboek vereist.
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 2] heeft de raadsman eveneens verzocht om afwijzing van de vordering, omdat de gevorderde schade van/aan de telefoon (€ 700,00) onvoldoende is onderbouwd en omdat voor feit 2 vrijspraak zou moeten volgen.
9.3.
Beoordeling
I. vordering [naam benadeelde 1] :
Het is welhaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van gewapende overvallen die worden geconfronteerd met een wapen of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) daaraan (enige) psychische schade overhouden in die zin, dat zij nog lange tijd met de psychische gevolgen daarvan worden geconfronteerd. In dit geval blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring dat het slachtoffer nog steeds niet op dezelfde wijze en met dezelfde instelling haar werkzaamheden kan verrichten.
Daarmee is genoegzaam vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.800,00.
II. Vordering [naam benadeelde 2] :
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht in de vorm van het gestolen pakje sigaretten, zal dit deel van de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 8,00.
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding voor de Samsung telefoon overweegt de rechtbank het volgende. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat de betreffende telefoon toebehoort aan een persoon die de verdachte heeft aangehouden na het strafbare feit en dat diens telefoon bij deze aanhouding is beschadigd/vernield. De benadeelde partij heeft de schade die deze andere persoon daardoor heeft geleden aan hem vergoed. De rechtbank begrijpt het standpunt van de benadeelde partij, maar in het strafrecht geldt dat schadevergoeding slechts gevorderd kan worden door de persoon die rechtstreeks door het bewezenverklaarde strafbare feit schade heeft geleden. Dat is dus de eigenaar van de telefoon en niet degene die hem schadeloos heeft gesteld. Daarom zal [naam benadeelde 2] in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit gedeelte van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
III.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 20 april 2017.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerleggingen nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2017 en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 8,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2017 en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt telkens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 45, 57, 63, 310, en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij het Leger de Heils, afdeling reclassering, te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zal zich daarbij houden aan de aanwijzingen die de reclasseringsinstelling hem geeft;
2. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen voor zijn ADHD-problematiek en/of middelengebruik bij Het DOK of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, dit beoordeling van de reclasseringsinstelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
3. de veroordeelde zal verplicht verblijven in een vorm van begeleid of beschermd wonen van Pameijer of een soortgelijke instelling, dit ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan het programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering opstelt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining van de reclassering, of een soortgelijke instelling
5. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, zolang als de reclassering dat nodig acht;;
6. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd niet bevinden in een straal van 2 kilometer van tankstation [naam tankshop] , [adres delict] te Gorinchem; dit verbod geldt niet voor de rijkswegen A15 en A27;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder de nummers 1., 2., 3., 4. en 5. genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van
€ 1.800,00 (éénduizend achthonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen een bedrag van
€ 8,00 (acht euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.800,00 (éénduizend achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.800,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
28 (achtentwintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 8,00 (acht euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 8,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. R. Brand en mr. A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 april 2017 te Gorinchem, in of uit een tankshop aan de
[adres delict] , ter uitvoering van het/de door verdachte
voorgenomen misdrijf/misdrijven om
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer 1] te dwingen
tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan
[naam tankshop] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan (een) ander(en) dan
verdachte,
en/of om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
goederen, geheel of te dele toebehorende aan [naam tankshop] en/of [naam slachtoffer 2]
, in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte,
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] ,
één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, is/heeft
- die tankshop binnengegaan en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond en/of voorgehouden aan
en/of gericht op die [naam slachtoffer 1] en/of
- aan die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd "Ik wil geld. Dit is een overval.",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is
voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2017 te Gorinchem
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een pakje sigaretten, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam tankshop] en/of [naam slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.