ECLI:NL:RBROT:2017:6384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
10/750118-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen

Op 2 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte]. De verdachte was aangeklaagd voor het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen, in strijd met de Wet wapens en munitie. De officier van justitie, mr. P.A. Willemse, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een werkstraf van 200 uren. De verdediging voerde een strafmaatverweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat er geen vrijspraak was bepleit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in de periode van 1 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te Ouddorp en Melissant een vuurwapen en munitie voorhanden had en dit had overgedragen aan [naam medeverdachte]. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar waren en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren op, met aftrek van voorarrest, en stelde dat vervangende hechtenis zou worden toegepast indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. N. Doorduijn als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750118-17
Datum uitspraak: 02 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Raadsvrouw mr. S.I.N. Ebecilio, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 02 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van voorarrest.

4.De verdediging

De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewijswaardering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 november 2016 tot en met 20 januari
2017 te Ouddorp en Melissant, gemeente Goeree-Overflakkee,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool van het merk type Bbm Mod 315 Auto, kaliber 6.35 mm
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie II onder 1º
te weten zeven kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm,
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [naam medeverdachte] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 31, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met munitie voorhanden gehad. Hij heeft het geladen vuurwapen in eerste instantie bewaard voor een vriend en heeft het vervolgens vervoerd naar de schuur van zijn medeverdachte en het daar neergelegd.
Het gevaar van het voorhanden hebben van een dergelijk geladen wapen bestaat eruit dat het op een keer ook daadwerkelijk kan worden gebruikt. [naam verdachte] heeft het wapen voor langere tijd onder zich gehouden ten behoeve van een vriend van hem, terwijl hij zich niet alleen in het algemeen van het gevaar van een dergelijk wapen bewust moest zijn, maar ook wist dat deze vriend wel eens risicovolle dingen deed, zoals het afsteken van een vuurwerkbom in een woonomgeving en het schieten met een vuurwapen.
Het voorhanden hebben van wapens is bijzonder gevaar zettend. Daarnaast zorgt ook reeds het enkele bezit daarvan in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid maar wordt dit ook als schokkend ervaren en daardoor ook ten sterkste afgekeurd. Reden waarom daartegen streng en consequent dient te worden opgetreden.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een gevangenisstraf, omdat de specifieke wijze waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd en de aard en de omvang van het strafblad van de verdachte daartoe geen aanleiding geven. Ook is het van belang dat de verdachte zijn werk kan behouden. Voorts heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte daadwerkelijk heeft ingezien dat hij met het voorhanden hebben en overdragen van het geladen vuurwapen verkeerde keuzes heeft gemaakt. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen. Zij houdt er daarbij in strafverzwarende zin wel rekening mee dat de verdachte het geladen vuurwapen langere tijd heeft bewaard voor een persoon waarvan hij wist dat deze eerder risicovolle daden had gepleegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
194 (honderdvierennegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
97 (zevenennegentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. R. Brand en mr. A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
dat hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 20 januari
2017 te Ouddorp en/of Melissant ,gemeente Goeree-Overflakkee, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool van het merk type Bbm Mod 315 Auto, kaliber 6.35 mm
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie II onder 1º
te weten zeven, althans een of meer kogelpatro(o)n(en) van het kaliber 6.35 mm,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan [naam medeverdachte] .