ECLI:NL:RBROT:2017:6383

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
10/710079-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij tenlastegelegde feiten

Op 16 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De zaak betreft een vrijspraak van de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij twee ernstige strafbare feiten, namelijk afpersing. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere bewijsmiddelen zijn die wijzen op enige betrokkenheid van de verdachte, maar deze waren op zichzelf en in onderlinge samenhang niet van voldoende duidelijke feitelijke aard. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die algehele vrijspraak bepleitte, gevolgd. De verdediging voerde aan dat de identificatie van de verdachte door de aangevers niet betrouwbaar was, onder andere vanwege de slechte kwaliteit van de foto's die tijdens de fotoconfrontaties waren gebruikt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de enkele fotoherkenning door de aangevers niet voldoende bewijs opleverde voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/710079-17
Datum uitspraak: 16 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie, Professor Jonkersweg 7 te Rotterdam.
Raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 02 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit.

5.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de herkenning van de verdachte door de beide aangevers [naam slachtoffer 1] (feit 1) en [naam slachtoffer 2] (feit 2) moeten worden uitgesloten van het bewijs. In de eerste plaats voert de raadsman daartoe aan dat de fotoconfrontaties niet op de voorgeschreven wijze zijn uitgevoerd, nu meervoudige in plaats van enkelvoudige fotoconfrontaties hadden moeten plaatsvinden. In de tweede plaats betoogt de raadsman dat de enkelvoudige fotoconfrontaties te onbetrouwbaar zijn om te kunnen gebruiken voor het bewijs en er onvoldoende steunbewijs aanwezig is. Dit mede gelet op het feit dat de beide aangevers bij een eerdere enkelvoudige fotoconfrontatie meenden het meisje/de uitlokster ‘ [naam] ’ te herkennen, terwijl later bleek dat op de getoonde foto een ander meisje was afgebeeld. Daar komt nog bij dat de herkenning door de aangevers heeft plaatsgevonden op basis van een foto van slechte kwaliteit en/of een niet op de verdachte gelijkende foto.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft uiteengezet dat is gekozen voor enkelvoudige fotoconfrontaties in het beginstadium van het opsporingsonderzoek, om richting te geven ter bescherming van potentiële slachtoffers in die zin, dat de betrokken verdachten zo snel mogelijk zouden kunnen worden aangehouden. Het vervolgens alsnog uitvoeren van een meervoudige fotoconfrontatie is zinloos. Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat er geen bezwaren zijn om de fotoherkenningen van de verdachte mede te gebruiken voor het bewijs.
Beoordeling
Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop.
De officier van justitie heeft uitgelegd waarom de politie in de beginfase van het opsporingsonderzoek heeft gekozen voor enkelvoudige fotoconfrontaties, namelijk het beschermen van potentiële slachtoffers en het verkrijgen van snelle duidelijkheid over mogelijk betrokken verdachte(n) bij de delicten. Deze gang van zaken blijkt ook zonder meer uit het strafdossier. Deze keuze was naar het oordeel van de rechtbank gelet op het daarmee gemoeide belang verantwoord, is niet ongebruikelijk en evenmin onrechtmatig.
Feit is echter wel dat bewijstechnisch een meervoudige fotoconfrontatie (foslo) vrijwel altijd de voorkeur heeft boven een enkelvoudige fotoconfrontatie. Aan een meervoudige fotoconfrontatie wordt doorgaans een hogere bewijswaarde toegekend dan aan een enkelvoudige. Dit betekent niet dat daarmee elke enkelvoudige fotoconfrontatie (per definitie) onvoldoende betrouwbaar is en daarmee onbruikbaar is voor het bewijs. Een enkelvoudige fotoconfrontatie zal wel kritisch en met de nodige voorzichtigheid dienen te worden beoordeeld, zoals dat overigens geldt voor alle bewijsmiddelen. Dat deze terughoudendheid geboden is, blijkt in deze zaak te meer nu beide aangevers zich evident hebben vergist bij de identificatie van ‘ [naam] ’.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere bewijsmiddelen zijn die wijzen op tenminste enige betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. Die bewijsmiddelen zijn echter, op zichzelf, noch in onderlinge samenhang bezien van voldoende duidelijke feitelijke aard in haar verwijzing naar de betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank stelt in dat verband vast dat de enkelvoudige fotoherkenning door aangever [naam slachtoffer 1] (dossierpagina’s 42-43) van de verdachte is gebaseerd op een slecht lijkende foto van de verdachte. Dit geldt eveneens voor de enkelvoudige fotoherkenning van aangever [naam slachtoffer 2] (dossierpagina’s 39-41). Voorts heeft de getuige [naam getuige] niet met veel overtuiging verklaard over de mogelijke betrokkenheid van de verdachte (dossierpagina’s 114-127).
Ook uit de diverse afgeluisterde telefoongesprekken en de historische gespreksgegevens van de diverse telefoons van de betrokkenen valt niet zonder meer de betrokkenheid van de verdachte af te leiden. Ten aanzien van de dreigende telefoontjes die na het feit zijn gepleegd naar [naam slachtoffer 2] , met gebruikmaking van een nummer waarover de verdachte heeft beschikt, merkt de rechtbank op dat dit op zich wel naar de verdachte wijst. Echter, die aangever tevens zegt dat degene die hem belde, man 1 uit zijn aangifte is (en daarmee bedoelt hij een van de andere daders). Er moet daarom vanuit gegaan worden dat het niet de verdachte was die de aangever van feit 2 na afloop nogmaals heeft bedreigd.
Uit het vorenstaande brengt met zich dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten betrokken is geweest.
Conclusie
Dit betekent dat de verdachte zal dienen te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

6.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 77,50 aan materiële schade en een vergoeding van € 750,00 aan immateriële schade, met wettelijke rente vanaf 1 maart 2017.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. R. Brand en mr. A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 01 maart 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van
3740 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende
aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer 1] en/of
- tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapens, althans (een) op (een)
vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [naam slachtoffer 1] en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] dwingen/gebieden om in te loggen op
zijn bankaccount/bankrekening en/of
- ( vervolgens) (daarbij) de opnamelimiet/bestedingsruimte van de
bankrekening/bankaccount van die [naam slachtoffer 1] verhogen/verruimen en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] (onder bedreiging van voornoemd
vuurwapen) dwingen om naar een bankfiliaal te lopen en/of (aldaar) voornoemd
geldbedrag te pinnen/op te nemen en/of (vervolgens) dit bedrag af te staan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer 1] (dreigend) toevoegen van de woorden:
"Weet je wel hoe oud zij is, dat is mijn zusje, weet je wel hoe oud zij is,
ze is 15 jaar" en/of "Hoe durf je, dit is mijn nichtje, ze is 15 jaar oud,
wat was je van plan" en/of "Als je iets geks uithaalt, schiet ik je dood",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2.
hij
op of omstreeks 02 maart 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 7000 euro,
in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders,
- zich heeft opgedrongen aan die [naam slachtoffer 2] en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die
[naam slachtoffer 2] heeft getoond/voorgehouden en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen de borst van die [naam slachtoffer 2] heeft gedrukt/geduwd en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen om in te loggen op zijn
bankaccount/bankrekening en/of (daarbij) zijn banksaldo te laten zien
en/of
- ( daarbij) (vervolgens) aan die [naam slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft
toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat die [naam slachtoffer 2] een vieze pedo was en
in de gevangenis in zijn kont geneukt zou worden en/of dat die [naam slachtoffer 2]
in termijnen een bedrag van 7000 euro moest betalen en/of dat die
[naam slachtoffer 2] gebeld zou worden over de eerste betaling,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.