ECLI:NL:RBROT:2017:6333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
10/700584-16 / vordering TUL VV: 10/051971-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging woninginbraak door minderjarige verdachte met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 9 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging tot woninginbraak. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, eiste een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader een gewelddadige overval heeft gepleegd op een winkel, waarbij meerdere goederen zijn weggenomen, waaronder sigaretten en een geldbedrag. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging tegen de aanwezige slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van een poging tot inbraak in een woning, waarbij zijn vingerafdrukken op de braaksporen zijn aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en legde een jeugddetentie op van 24 maanden, met een voorwaardelijk deel van 6 maanden en bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700584-16
Parketnummer vordering TUL VV: 10/051971-16
Datum uitspraak: 9 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, Huis van Bewaring,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de onder 2 opgenomen geweldshandelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsmotivering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
De belastende verklaringen van de getuige [naam getuige] wijken op cruciale punten af van de feiten in het dossier. Zo heeft de getuige [naam getuige] verklaard dat de verdachte eerst tussen 08.30 uur en 09.00 uur voor haar deur stond en vervolgens tussen 09.30 en 10.00 uur nog een keer bij haar langs is geweest. Gedurende de eerste periode zijn de daders van de overval evenwel elders waargenomen door getuigen en camera’s van de [naam winkel 1] . De verdachte is bovendien, ook volgens de verklaring van zijn moeder en zijn zus, die ochtend de deur niet uit geweest totdat hij, op een tijdstip gelegen na de overval, een boodschap ging doen bij de [naam winkel 1] . Terwijl getuige [naam getuige] heeft verklaard over twee jongens die gedurende de tweede periode in haar woning kwamen, heeft wijkagent [naam wijkagent] bovendien verklaard dat hij de verdachte om 10.05 uur alléén uit het woonportiek heeft zien komen. Getuige [naam getuige] heeft ook afwijkend verklaard ten aanzien van de kleding die de verdachte die ochtend zou hebben gedragen. Opvallend is dat de getuige [naam getuige] niets heeft verklaard over een honkbalknuppel, een mes van 30 cm lang, big shoppers en fluorescerende jassen die de daders van de overval bij zich zouden hebben gehad. Op grond hiervan dienen de verklaringen van de getuige [naam getuige] als onbetrouwbaar te worden aangemerkt en uitgesloten te worden van het bewijs.
Voor het aantreffen van zijn DNA op de knoop van het dekbedovertrek dat in de [naam winkel 2] door de daders is achtergelaten, heeft de verdachte een plausibele verklaring gegeven. De verdachte heeft namelijk verklaard dat zijn ouders in de zomer van 2016 zijn gescheiden en dat hij, op verzoek van zijn moeder, oude kleren en spullen die te maken hadden met zijn vader, bij het vuilnis op straat heeft gelegd. Daar was ook het dekbedovertrek bij en dat is mogelijk door derden meegenomen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte opzet had op het delict en de samenwerking. Evenmin is gebleken dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de zijde van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is geweest om hem als medepleger te kunnen aanmerken.
4.1.2.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen getuige [naam getuige]
De getuige [naam getuige] heeft op twee momenten verklaringen afgelegd over het tenlastegelegde: bij de politie op 18 oktober 2016 en bij de rechter-commissaris op 3 april 2017. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen van de getuige [naam getuige] weliswaar op details niet steeds consistent zijn, maar heeft ook geconstateerd dat de verklaringen niet alleen in grote lijnen maar ook op essentiële punten eensluidend zijn. De door [naam getuige] beschreven tijdspanne en gebeurtenissen passen bovendien in de tijdslijn van de feitelijke gang van zaken zoals die uit het dossier blijkt.
De getuige [naam getuige] heeft niet de exacte tijdstippen kunnen aangeven waarop de verdachte voor haar deur stond. Zij verklaart over de tijdsperioden van 8.30-9.00 uur (toen de verdachte de sleutel kwam ophalen) en 9.30-10.00 uur (toen de verdachte met een ander haar woning kwam binnenrennen).
Uit de camerabeelden van de naast de [naam winkel 2] -winkel gelegen vestiging van [naam winkel 1] blijkt dat twee personen in opvallend gekleurde jassen tussen 07.53 uur en 09.23 uur aan de overkant van de winkel stonden. De bedrijfsleider van de [naam winkel 1] heeft de mannen daar zien staan en een beschrijving van hen gegeven. De mannen liepen om 09.23 uur uit beeld.
De overval op de [naam winkel 2] -winkel is kort vóór 10.00 uur gepleegd. Uit het dossier blijkt dat de daders heel kort na 10.00 uur de winkel uitkwamen en in de richting van de [naam dijk] renden. De verdachte kan dan binnen luttele minuten na 10.00 uur bij [naam getuige] aan de deur zijn gekomen.
De door [naam getuige] genoemde tijdsaanduidingen zijn naar het oordeel van de rechtbank zeer goed verenigbaar met de genoemde onderzoeksbevindingen. De verklaring van [naam getuige] sluit voorts ook naadloos aan bij de feitelijke gang van zaken: de verdachten hadden toegang tot de centrale berging aan de [naam dijk] , bij de overval is een bedrag buitgemaakt dat overeenkomt met het door een van de verdachten tegen [naam getuige] genoemde bedrag en de verdachte had bij zijn komst in de woning van [naam getuige] een iPhone in zijn handen terwijl bij de overval ook een iPhone is weggenomen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de getuige [naam getuige] betrouwbaar zijn. De rechtbank zal de verklaringen gebruiken voor het bewijs.
Terzijde merkt de rechtbank nog het volgende op. Ook de verklaring van de zus van de verdachte en de waarneming van wijkagent [naam wijkagent] laten voldoende ruimte open dat de verdachte aan de overval heeft meegedaan. De zus van de verdachte heeft slechts verklaard dat zij de verdachte thuis heeft gezien toen de afzetting van de straat door de politie gaande was. Dit moet dus na de overval geweest zijn. Uit het proces-verbaal van de wijkagent [naam wijkagent] kan niet worden afgeleid dat hij de verdachte
om10.05 uur uit zijn woonportiek zag komen. Op basis daarvan kan alleen worden vastgesteld dat dit gedurende de afzetting
na10.05 uur was. Dat wijkagent [naam wijkagent] toen de verdachte in zijn eentje uit het woonportiek heeft zien komen, wil overigens nog niet zeggen dat de verdachte niet met zijn medeverdachte na de overval in de woning van [naam getuige] kan zijn geweest.
De moeder van de verdachte heeft de verdachte een alibi verschaft. Zij heeft immers verklaard dat haar zoon de woning die ochtend niet had verlaten tot het moment waarop hij een boodschap ging doen bij de [naam winkel 1] . Gelet op het afgeluisterde telefoongesprek van 15 november 2016 tussen de verdachte en zijn moeder, acht de rechtbank de verklaring van de moeder echter niet betrouwbaar en hecht zij daaraan geen waarde bij de beoordeling van het bewijs.
DNA
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij het op DNA-onderzochte dekbedovertrek in de zomer van 2016 bij het vuilnis op straat heeft gelegd en mogelijk door derden is meegenomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij het dekbedovertrek niet herkent.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde overval door de [naam winkel 2] binnen te gaan, de winkeldeur met een lat te vergrendelen, een tas te vullen met sigaretten, de kassa leeg te halen en met een knuppel op de schappen in de winkel te slaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader. De verdachte is ook voor die handelingen die niet feitelijk door hemzelf, maar door de mededader is verricht, aansprakelijk.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande worden de verweren van de raadsman verworpen en acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de overval op de [naam winkel 2] .
4.2.
Bewijsmotivering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het enkel aantreffen van dactysporen onvoldoende is om tot wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde te komen.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 10 september 2016 tot en met 11 september 2016 geprobeerd is in de woning aan de [adres delict] in te breken om goederen en/of geld weg te nemen. Op braaksporen die zijn aan te merken als dadersporen zijn vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen. Aangezien de verdachte geen plausibele verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen op die braaksporen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de persoon is geweest die, tezamen en in vereniging met een ander, heeft geprobeerd voornoemde woning in te breken.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 2 augustus 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening heeft weggenomen meerdere, sloffen/pakjes sigaretten en een mobiele telefoon en een geldbedrag van 3279,45 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte of zijn mededader meermalen, met kracht
- met een mes in zijn hand over de toonbank is gesprongen en vervolgens op die [naam slachtoffer 3] terecht is gekomen en die [naam slachtoffer 3] op de grond heeft geduwd en
- daarbij de woorden heeft toegevoegd: 'ik ga je steken, ik ga je steken', en
- een mes aan die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] heeft getoond en
- die [naam slachtoffer 3] vast heeft gepakt en een mes op de keel van die [naam slachtoffer 3] heeft gezet en
- die [naam slachtoffer 3] heeft geduwd en gestompt/geslagen op/tegen het lichaam en
- die [naam slachtoffer 2] vast heeft gepakt door zijn arm om de nek van die [naam slachtoffer 2] te doen en
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij de kluis moest openen en die [naam slachtoffer 3] daarbij de woorden heeft toegevoegd: 'schiet op, schiet op' en
- met een honkbalknuppel tegen/op diverse goederen heeft geslagen;
2.
hij in de periode van 10 september 2016 tot en met 11 september 2016
te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening weg te nemen in een woning gelegen aan de [adres delict] , goederen en/of geld, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , met zijn mededader, een raam heeft opengebroken
vervolgens de woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval van een winkel. De overval was geen impulsieve actie, maar is door de verdachte met zijn medeverdachte voorbereid. Er is nagedacht over een vluchtroute, ze hebben vooraf enige tijd op de uitkijk gestaan en spullen meegenomen om de overval uit te voeren: wapens, dekbedhoezen en een lat om de deur te barricaderen. De mededader is de winkel ingegaan en heeft gedurende de gehele overval een lang mes in zijn handen gehad. Tevens heeft hij fysiek geweld toegepast en bedreigingen geuit ten aanzien van de aangeefsters die op dat moment in de winkel werkzaam waren. Dit is voor aangeefsters zeer beangstigend geweest. De verdachte is eveneens de winkel ingegaan en heeft met een lat de winkeldeur geblokkeerd. De verdachte heeft vervolgens een tas gevuld met sigaretten, de kassa leeggehaald en met een knuppel op de schappen geslagen. Voorts heeft de mededader de aangeefsters gedwongen de kluis te openen. De kluis ging echter niet meteen open. Hierna zijn de verdachte en zijn mededader met een forse buit de winkel uitgerend.
Deze overval is een buitengewoon ernstig feit. Dergelijke feiten veroorzaken bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid, waar zij soms jaren later nog last van hebben. Daarnaast dragen feiten als de onderhavige bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Slechts omdat de verdachte op heterdaad werd betrapt door het slachtoffer, is het bij een poging gebleven. Met dit feit heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft door dit feit hinder en schade ondervonden. In het algemeen geldt voor woninginbraken dat daarmee een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers wordt gemaakt, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Ook dit soort feiten dragen bovendien bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de gepleegde feiten niet neemt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte liep zelfs nog in een proeftijd voor een in vereniging gepleegde inbraak.
7.3.2.
Rapportages
Over de verdachte is op 19 juni 2017 een rapport uitgebracht door de psycholoog [naam psycholoog] . Daarin is beschreven dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een gedragsstoornis. Er is geen sprake van actuele ernstige psychiatrische aandoeningen. Gelet op de proceshouding van de verdachte kan geen uitspraak gedaan worden over de mate van toerekenbaarheid van de verdachte. De psycholoog adviseert op basis van de onderzoeksbevindingen om bij bewezenverklaring van de feiten het jeugdstrafrecht toe te passen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2017.
Ook de reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht. Bij de verdachte is sprake van een onvoldoende uitontwikkeling van zijn persoonlijkheid waardoor pedagogische beïnvloeding nog mogelijk lijkt. Daarnaast adviseert de reclassering een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en hieraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: de meldplicht bij de reclassering, de verplichting zich te laten opnemen in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een inspanningsverplichting ten aanzien van een dagbesteding en een locatieverbod en locatiegebod, gecontroleerd met Elektronische Controle. Het reclasseringstoezicht dient te worden uitgevoerd door de volwassenenreclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte en de ontwikkelingsfase waarin hij zich bevindt gronden om, met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht toe te passen met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten die de verdachte heeft begaan op het moment dat hij de leeftijd van 18 jaar reeds had bereikt.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd en de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding aan de verdachte een locatieverbod en -gebod op te leggen, omdat in het adviesrapport van de reclassering niet toereikend is gespecificeerd waar en wanneer de verdachte zich al dan niet zou mogen of moeten bevinden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 714,14 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 424,19 (de schadepost ‘iPhone 5s’) te vermeerderen met de wettelijke rente, ter zake van dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
De raadsman stelt primair, in het verlengde van de door hem bepleite vrijspraak, dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering wat betreft door de benadeelde partij aangevoerde schadeposten ‘Cluse horloge’ en ‘gouden ring’ niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van causaal verband met het onder 1 ten laste gelegde feit. Daarnaast is verzocht de schadepost ‘iPhone 5s’ te matigen.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 200,-. Dit bedrag bestaat uit een naar redelijkheid en billijkheid gemaakte schatting van de waarde van de weggenomen iPhone 5s. De rechtbank heeft bij deze schatting rekening gehouden met het feit dat de iPhone 5s ten tijde van het plegen van feit 1 bijna één jaar oud was. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot het bedrag van € 200,- worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de schadeposten ‘Cluse horloge’ en ‘gouden ring’ zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende gemotiveerd is gesteld dat deze schadeposten het directe gevolg zijn van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit. Bewijsstukken ter onderbouwing hiervan ontbreken. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 mei 2016 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging door middel van braak veroordeeld voor zover van belang tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, waarvan een gedeelte, groot 25 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 13 juni 2016.
9.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter te Rotterdam van 30 mei 2016 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 25 uren.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen en dat de proeftijd dient te worden verlengd.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen/ maatschappelijke opvang en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
3. de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen van passende dagbesteding (legaal werk of studie) en het op orde krijgen van de financiële situatie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 200,- (zegge: tweehonderd euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 200,- (hoofdsom, zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 200,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
gelast
de tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 25 uren, van de bij vonnis van 30 mei 2016 van de kinderrechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde werkstraf, bij niet verrichten te vervangen door 12 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.F. Meiland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 augustus 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere, althans één of meer sloffen/pakjes sigaretten en/of een mobiele
telefoon en/of een geldbedrag van 3279,45 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader meermalen, althans éénmaal (met kracht)
- ( met een mes in zijn/hun hand) over de toonbank is/zijn gesprongen en/of (vervolgens) op die [naam slachtoffer 3] terecht is/zijn gekomen en/of die [naam slachtoffer 3] op de grond heeft/hebben geduwd en/of
- daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'ik ga je steken, ik ga je steken', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
- die [naam slachtoffer 3] vast heeft/hebben gepakt en/of een mes op de keel van die [naam slachtoffer 3] heeft/hebben gezet en/of
- die [naam slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd en/of gestompt/geslagen op/tegen het lichaam en/of
- die [naam slachtoffer 2] vast heeft/hebben gepakt door zijn arm om de nek van die [naam slachtoffer 2] te doen en/of
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest openen en/of die [naam slachtoffer 3] daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'schiet op, schiet op' en/of
- met een honkbalknuppel tegen/op diverse goederen heeft/hebben geslagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2016 tot en met 11 september 2016
te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] , goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met één of meer van zijn
mededaders, althans alleen, een raam en/of een deur heeft/hebben opengebroken en/of geforceerd en/of (vervolgens) de woning is/zijn binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het beetpakken van die [naam slachtoffer 4] en/of
- het stompen en/of het slaan in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 4] , ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 4] op de grond is gevallen.