ECLI:NL:RBROT:2017:6331

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
10/049808-15 en 10/231146-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door verdachte met psychische aandoeningen

Op 9 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte], op 3 juni 2014 in Poortugaal een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] heeft aangevallen met een stoel en deze meerdere keren heeft geslagen en vastgepakt. Daarnaast heeft de verdachte op 10 februari 2015 in Rotterdam de psychiater [naam slachtoffer 2] bedreigd met de woorden dat hij een mes bij zich had en deze zou gebruiken als de psychiater niet deed wat hij vroeg. Tijdens de rechtszitting op 26 juli 2017 is de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte aan de orde gekomen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar zou worden verklaard, terwijl de verdediging stelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was vanwege zijn psychische aandoeningen, waaronder schizofrenie. De rechtbank heeft de rapporten van psychologen en psychiaters in overweging genomen en geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is, omdat de bewezen feiten niet aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft besloten dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet noodzakelijk is, gezien de reeds lopende behandeling en de voorwaardelijke rechterlijke machtiging die van kracht is tot oktober 2017.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummers: 10/049808-15 en 10/231146-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 9 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. Ch. L. van den Puttelaar, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/049808-15 en 10/231146-15. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Th. M. Rethmeier heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, waaronder de meldplicht, de verplichting tot ambulante behandeling en een drugs- en alcoholverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Primair
hij op 3 juni 2014 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [naam slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet [naam slachtoffer 1] met een stoel heeft
geslagen, meer malen op/tegen/in het gezicht heeft gestompt, bij de keel
heeft vastgepakt/vastgehouden en aan het haar heeft getrokken/vastgehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 februari 2015, te Rotterdam, [naam slachtoffer 2]
(werkzaam als psychiater te Delta Psychiatrisch Centrum, onderdeel van
GGZ Nederland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd “Ik heb een mes in mijn zak en als je dat nu niet doet dan steek ik je neer met het mes” .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Poging tot zware mishandeling;
2.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De officier van justitie verwijst hierbij naar het Pro Justitia rapport van de psychiater [naam psychiater] van 10 juni 2015.
6.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Hiertoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Uit het Pro Justitia rapport van zowel de psychiater [naam psychiater] als de psycholoog [naam psycholoog] blijkt dat de ten laste gelegde feiten voortkwamen uit psychotische belevingen van de verdachte als gevolg van de schizofrenie waar de verdachte aan lijdt. Anders dan de psycholoog, acht de psychiater de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar, maar verminderd ontoerekeningsvatbaar. Volgens de psychiater kan de verdachte namelijk worden aangerekend dat hij tegen advies van zijn behandelaars weer cannabis is gaan gebruiken terwijl hij wist dat hij daarvan psychotisch kon worden. Nergens uit het dossier blijkt evenwel dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten cannabis had gebruikt. Ook als de verdachte cannabis had gebruikt, kan hem dit niet worden aangerekend, nu het ten tijde van het ten laste gelegde nog geheel niet duidelijk was wat er met de verdachte aan de hand was en zijn behandeling alleen was toegesneden op zijn verslaving. Het heeft jaren geduurd voordat de behandelaars van de verdachte de ziekte schizofrenie bij de verdachte hebben vastgesteld, aldus de raadsvrouw.
6.3.
Beoordeling
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een Pro Justitia rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 juni 2015. De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van dit rapport. In dit rapport heeft psycholoog [naam psycholoog] , voor zover hier van belang, het volgende uiteengezet en geconcludeerd.
De verdachte is sinds het jaar 2013 drie keer opgenomen geweest in verband met een psychose. Naar aanleiding van de eerste psychose in het jaar 2013 waren de behandelaars van de verdachte uitgegaan van een drugs-geïnduceerde psychose. Na abstinentie van drugs hield de verdachte echter rare, achterdochtige ideeën. Tijdens de tweede psychotische episode is de verdachte tot het plegen van feit 1 gekomen. De behandelaars van de verdachte hebben destijds de diagnose schizofrenie bij de verdachte vastgesteld. Volgens psycholoog [naam psycholoog] is het aannemelijk te veronderstellen dat het plegen van feit 1 direct voortkwam vanuit psychotische waarneming en beleving. Uit het dossier blijkt namelijk dat de verdachte heeft gehandeld vanuit paranoïde wanen en mogelijk visuele hallucinaties (de verdachte dacht dat de verpleegkundige een mierenkoningin was die moest worden gedood). Het cannabismisbruik heeft geen rol gespeeld in het plegen van feit 1. Volgens informatie van de opname-instelling zou de verdachte namelijk geen cannabis hebben gebruikt bij opname. Volgens psycholoog [naam psycholoog] moet de verdachte dan ook als volledig ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd. Tijdens de derde psychotische episode is de verdachte tot het plegen van feit 2 gekomen. De huidige diagnose is schizofrenie van het paranoïde type.
De rechtbank heeft kennis genomen van de bevindingen en de conclusie van psycholoog [naam psycholoog] met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen. De rechtbank neemt deze conclusie dan ook over. Op grond van het rapport van psycholoog [naam psycholoog] is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat beide bewezenverklaarde feiten (dus zowel feit 1 primair als feit 2) niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De conclusie van psychiater [naam psychiater] (zie het Pro Justitie rapport over de verdachte van 10 juni 2015) dat de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd omdat aan de verdachte kan worden aangerekend dat hij tegen advies van zijn behandelaars weer cannabis is gaan gebruiken, volgt de rechtbank niet. De veronderstelling van psychiater [naam psychiater] dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde cannabis zou hebben gebruikt, blijkt immers onvoldoende uit het dossier.
Gelet op het voorgaande is de verdachte niet strafbaar. De rechtbank zal de verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft geadviseerd de verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis (artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis thans niet noodzakelijk is. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte na het plegen van feit 2 in het kader van een (voorwaardelijke) rechterlijke machtiging de noodzakelijke behandeling en medicatie heeft gekregen en op dit moment nog steeds krijgt. Daarnaast is gebleken dat de voorwaardelijke rechterlijke machtiging die op dit moment van kracht is tot en met oktober 2017, een meer passende maatregel is die voldoende garanties biedt en de veiligheid van de samenleving waarborgt.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.F. Meiland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 3 juni 2014 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [naam slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet [naam slachtoffer 1] met een stoel heeft
geslagen, meer malen op/tegen/in het gezicht heeft gestompt, bij de keel
heeft vastgepakt/vastgehouden en/of aan het haar heeft getrokken/vastgehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 3 juni 2014 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 1] ), met
een stoel heeft geslagen, meer malen op/tegen/in het gezicht heeft
gestompt, bij de keel heeft vastgepakt/vastgehouden en/of aan het haar
heeft getrokken/vastgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2.
hij, op of omstreeks 10 februari 2015, te Rotterdam, [naam slachtoffer 2]
(werkzaam als psychiater te Delta Psychiatrisch Centrum, onderdeel van
GGZ Nederland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [naam slachtoffer 2]
dreigend de woorden toegevoegd “Ik heb een mes in mijn zak en
als je dat nu niet doet dan steek ik je neer met het mes” althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking.