2.5.In het proces-verbaal van de notaris (productie 2 van de vrouw) komt, voor zover thans van belang, het volgende voor:
“Heden, veertien december tweeduizend vijftien, verklaar ik [notaris] , notaris te Rotterdam, zulks op verzoek van:
mevrouw[eiseres](…), hierna te noemen: “de vrouw”,
om proces-verbaal op te maken van de procedure met tijdsverloop alsmede een beschrijving van alle goederen en schulden behorende tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de vrouw en de heer [gedaagde] (…), hierna te noemen: “de man”, met vermelding van de afspraken en geschilpunten zoals ten kantore van mij, notaris, met de vrouw en de man, respectievelijk zijn advocaat en vertegenwoordiger mr. G.F. van den Ende, alsmede de heer [advocaat] , handelend als onzijdig persoon van de man, zijn besproken.
AANHEF
(…)
In gevallen als de onderhavige laat ik mij bijstaan door mevrouw [kandidaat-notaris] , die als kandidaat-notaris te mijner kantore werkzaam is. Mevrouw [kandidaat-notaris] en ik, notaris, hierna tezamen aan te duiden als: “ik”.
PROCEDURE
A. Op zeven augustus tweeduizend dertien heb ik de man per brief en de vrouw per mail uitgenodigd aan de verdeling mee te werken en te verschijnen ten kantore van mij op (…).
E. Op vijf september is de onzijdige persoon, [advocaat] , hierna aan te duiden als: “de onzijdig persoon” benaderd, waarna een afspraak is gemaakt met de vrouw en de onzijdig persoon ten kantore van mij op vier en twintig september tweeduizend dertien.
F. Tijdens de bespreking hebben de vrouw en de onzijdig persoon overeenstemming bereikt over de toedeling van de woning aan de vrouw, waarna een akte van partiële verdeling is opgesteld, waarvan een kopie aan deze akte is gehecht.
G. (…)
H. Op negen april tweeduizend veertien heeft er een gesprek met de vrouw en de onzijdig persoon plaatsgevonden ten kantore van mij. Van het gespreksverslag blijkt uit een aan deze akte gehechte e-mail de dato tien april.
I. Op vijf mei tweeduizend veertien respectievelijk een september tweeduizend veertien ontving ik een brief van mr. G.F. van den Ende, advocaat van de man. (…) De heer Van den Ende geeft in gemelde brieven aan dat het door de vrouw gepresenteerde overzicht van de omvang van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap niet strookt met de werkelijkheid. De onzijdig persoon heeft bij e-mail bericht de dato vijf september tweeduizend veertien laten weten, nu de man inhoudelijk een standpunt inneemt, hij niet meer als onzijdig persoon op kan treden. (…)
J. (…)
VERVOLG
Er hebben vervolgens twee besprekingen bij mij op kantoor plaatsgevonden te weten op veertien oktober tweeduizend veertien en drie en twintig januari tweeduizend vijftien, waarvan ik de man en de vrouw een gespreksverslag heb gezonden. Op een en dertig maart tweeduizend vijftien is er tevens een eindverslag aan partijen gezonden.
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoren, volgens opgaaf van partijen de goederen en schulden zoals blijkt uit het aan dit proces verbaal gehechte overzicht.
Tijdens de eerste bespreking hebben partijen overeenstemming bereikt over de peildatum voor de waardering en de omgang van de ontbonden huwelijksgemeenschap, te weteneen april tweeduizend elf, hierna aan te duiden als: “de peildatum”.
Hieronder volgt een puntsgewijs overzicht van de gemelde goederen en schulden met vermelding van de afspraken en geschilpunten.
1.
de woning aan [adres en woonplaats] en de hypotheekschuld
De vrouw heeft de woning laten taxeren per de peildatum voor een bedrag van een honderd vijf en zeventig duizend euro (€175.000,00). (…) De man heeft laten weten, in zijn opdracht, een taxatie van de woning te laten uitvoeren. (…) De vrouw heeft naar aanleiding van het eindverslag aangegeven dat de taxatie door de man nimmer heeft plaatsgevonden.
De hypotheekschuld bedraagt volgens opgaaf van de vrouw per de peildatum een honderd twee en twintig duizend vijf honderd twintig euro en zes en zestig cent (€122.520,66). De man heeft dit nimmer betwist.
(…)
huis gelegen in het district Suriname, thans Paramaribo, thans in eigendom van de Stichting
De man heeft aangegeven dat deze woning niet tot de huwelijksgemeenschap behoort maar eigendom is van de Stichting. De woning noch de waarde behoort tot de ontbonden huwelijksgemeenschap.
De vrouw geeft tijdens de besprekingen aan dat de woning inderdaad niet tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort, maar stelt dat de woning is gebouwd tijdens het huwelijk met geld afkomstig uit de huwelijksgemeenschap.
Een bedrag van vijftig duizend euro (€ 50.000,00) zou volgens de vrouw zijn onttrokken uit de huwelijksgemeenschap, om de woning te bouwen.
De heer [persoon] belt tijdens de bespreking van drie en twintig januari tweeduizend vijftien met de man die aangeeft dat er geen geld is onttrokken uit de huwelijksgemeenschap voor de bouw van deze woning.
Ik notaris, spreek telefonisch met de man en vraag hem hoe de woning is gesticht en met welk geld, waarbij ik aangeef dat indien zaken worden verzwegen die later toch tot de huwelijksgemeenschap behoren, hij het risico loopt zijn aandeel in deze zaken te verliezen. De man heeft naar aanleiding van het verslag van de bespreking van drie en twintig januari vervolgens per mail laten weten te hebben verteld: “Het perceel en het erop staande woning is gebouwd door mijn ouders. Daarna was het onder voorwaarde op mijn naam gekomen. We hadden/hebben hierin geen enkel belang. Zie dat mevrouw [eiseres] mede hiermee uit de Stichting terug getrokken heeft. (bewijzen komen nog). (…)“