ECLI:NL:RBROT:2017:6213

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
14 augustus 2017
Zaaknummer
10/993004-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten

Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van 5.990.160 onveraccijnsde sigaretten. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.H.J. Strak. De officier van justitie, mr. A. Lodder, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en veroordeling tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.

Tijdens de zitting op 8 juni 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen onveraccijnsde sigaretten voorhanden had gehad en dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze sigaretten in een container, die volgens de Bill of Lading alleen meloenen zou bevatten. De verdachte zou een belangrijke rol hebben gespeeld in het vervoer van de container en de aflevering ervan. Echter, de rechtbank oordeelde dat, zelfs als de verdachte wist van de sigaretten, er onvoldoende bewijs was dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het ten laste gelegde feit.

De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het (al dan niet in vereniging) voorhanden hebben van de onveraccijnsde sigaretten op 16 juli 2013. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. R. van Puffelen, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/993004-13
Datum uitspraak: 22 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Lodder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte samen met anderen onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad. De verdachte wist van de aanwezigheid van de sigaretten in de container en de bijbehorende Bill of Lading waarop uitsluitend meloenen stonden vermeld. Verdachte heeft een wezenlijke rol gehad bij het vervoer van de container en de aflevering daarvan in de loods. De verdachte heeft de enveloppe met daarin de Bill of Lading aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] overhandigd en deze samen met de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] naar transportbedrijf [naam transportbedrijf] gebracht. Ook had de verdachte een telefoon tot zijn beschikking waarmee hij en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] belden met contactpersonen in Engeland en vervoerde hij medeverdachten met de auto.
4.1.2.
Beoordeling
Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat de verdachte wetenschap had van het feit dat zich in de container onveraccijnsde sigaretten bevonden, kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet worden vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde feit. Er is geen wettig en overtuigend bewijs voor het (al dan niet in vereniging) voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten op 16 juli 2013, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. J. Snitker en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op of omstreeks 16 juli 2013,
in elk geval op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 11 juli 2013 tot en met 16 juli 2013,
te Rotterdam en/of Brielle, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk (een) accijnsgoed(eren),
te weten 5.990.160 stuks, in elk geval een hoeveelheid, sigaretten
zijnde (een) sigaret(ten) (een) accijnsgoed(eren) als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de accijns, voorhanden heeft gehad,
zonder dat dat/die accijnsgoed(eren) overeenkomstig de bepalingen van
de Wet op de accijns in de heffing betrokken was/waren;
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging gebezigd in de zin van de
Wet op de accijns
art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns
art 97 Wet op de accijns