Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van 5.990.160 onveraccijnsde sigaretten. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.H.J. Strak. De officier van justitie, mr. A. Lodder, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en veroordeling tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting op 8 juni 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen onveraccijnsde sigaretten voorhanden had gehad en dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze sigaretten in een container, die volgens de Bill of Lading alleen meloenen zou bevatten. De verdachte zou een belangrijke rol hebben gespeeld in het vervoer van de container en de aflevering ervan. Echter, de rechtbank oordeelde dat, zelfs als de verdachte wist van de sigaretten, er onvoldoende bewijs was dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het ten laste gelegde feit.
De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het (al dan niet in vereniging) voorhanden hebben van de onveraccijnsde sigaretten op 16 juli 2013. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. R. van Puffelen, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.