ECLI:NL:RBROT:2017:6211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
14 augustus 2017
Zaaknummer
10/993005-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor medeplegen van sigarettensmokkel en valsheid in geschrifte

Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van 5.990.160 onveraccijnsde sigaretten en valsheid in geschrifte. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.E.M. Hooijmans. Tijdens de zitting op 8 juni 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. A. Lodder, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de sigaretten in de container en slechts op verzoek van een ander in Nederland was om toezicht te houden op een lading meloenen.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de onveraccijnsde sigaretten. De verdachte had een actieve rol gespeeld in het transport van de container, die op 10 juli 2013 in de haven van Rotterdam was aangekomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medeverantwoordelijk was voor het voorhanden hebben van de sigaretten en het gebruik van een valse Bill of Lading. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte onaannemelijk, vooral gezien de verklaringen van medeverdachten die bevestigden dat hij op de hoogte was van de inhoud van de container.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, waarbij rekening werd gehouden met zijn blanco strafblad en de lange duur van de procedure. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waaronder de verstoring van de reguliere sigarettenmarkt en de schade aan het vertrouwen in officiële documenten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/993005-13
Datum uitspraak: 22 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijmans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Lodder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voert aan dat de verdachte geen wetenschap van de sigaretten in de container heeft gehad. De verdachte heeft daarom ook niet opzettelijk een vals geschrift voorhanden gehad en afgeleverd. Hij was slechts op verzoek van een ander in Nederland om controle uit te oefenen over een lading meloenen. De verdachte is maar kort in de loods geweest en heeft bij het lossen van de container geen sigaretten gezien.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 10 juli 2013 in de haven van Rotterdam een zeeschip met daarin een container met nummer [containernummer] uit Griekenland is binnengevaren. In deze container bevonden zich 5.990.160 onveraccijnsde sigaretten en een aantal dozen met meloenen. De container was blijkens de Bill of Lading bestemd voor de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De container werd op 16 juli 2013 vervoerd naar een loods in Brielle. In die loods werd de container gelost en werd de lading van de deklading gescheiden. Op dat moment werd de verdachte samen met drie medeverdachten aangehouden en zijn de onveraccijnsde sigaretten in beslag genomen.
Uit het dossier volgt dat de verdachte een toezichthoudende rol had bij het transport van de onderhavige container. Hij heeft verklaard dat hij hiervoor is benaderd door [naam] uit het Verenigd Koninkrijk en hiervoor tweemaal naar Nederland is afgereisd. De eerste keer ontving hij van een Griek in een IBIS-hotel de enveloppe met daarin onder meer de Bill of Lading voor het vrijgeven van de container. De verdachte heeft deze enveloppe aan medeverdachte [naam medeverdachte 2] overhandigd en heeft hem contant geld gegeven om de rederij te betalen. Tijdens zijn tweede bezoek aan Nederland heeft de verdachte de loods waar de lading zou worden gelost geïnspecteerd en was hij vervolgens aanwezig bij het lossen op 16 juli 2013.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de onveraccijnsde sigaretten in de container, onaannemelijk. De medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben verklaard dat de verdachte wel wist dat er onveraccijnsde sigaretten in de container zaten en dat het toezicht van de verdachte hierop gericht was. Dit past ook bij de nauwe betrokkenheid van de verdachte bij het transport van de container, een mate van betrokkenheid die niet gebruikelijk is voor het vervoer van een betrekkelijk geringe hoeveelheid meloenen. Met zijn faciliterende rol bij het vrijgeven van de container, zijn toezicht op het transport en zijn moeiende rol bij de overslag vervulde de verdachte een zodanig gewichtige bijdrage aan de onderhavige sigarettensmokkel, dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte de onveraccijnsde sigaretten samen met anderen voorhanden heeft gehad.
Het hiervoor bedoelde voorhanden hebben strekt zich ook uit over de begeleidende documenten. Dat betekent dat de verdachte ook medeverantwoordelijk is voor het opzettelijk gebruik en voorhanden hebben van een vals vervoersdocument (Bill of Lading).
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1.
hij op 16 juli 2013, te Brielle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk accijnsgoederen, te weten 5.990.160 stuks sigaretten
,zijnde accijnsgoederen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns,
voorhanden heeft gehad, zonder dat die accijnsgoederen overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing betrokken waren.
Feit 2.
hij op 11 juli 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse Bill of Lading waarop vermeld
washet vervoer in container [containernummer] van 1.050 cartons water melons (gewicht 19.000 kgs/net weight 17.100 kgs) (Bill of Lading No. [nummer 1] , Booking No. [nummer 2] ) (bijlage D/014, D/002), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en zijn mededaders dat genoemde geschrift hebben overgelegd aan [naam rederij] voor de beoordeling van het in ontvangst nemen van en/of het vervoeren van de in die Bill of Lading genoemde goederen en/of voor de beoordeling van het afleveren van de in die Bill of Lading genoemde goederen en bestaande die valsheid hierin dat valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die Bill of Lading was vermeld en/of opgenomen dat zich in de container [containernummer] (alleen) 1.050 cartons water melons bevonden, terwijl in werkelijkheid in die container (tevens) 5.990.160 stuks sigaretten bevonden en opzettelijk bovenbedoeld/genoemd vals geschrift voorhanden hebben gehad en hebben afgeleverd bij [naam rederij] , terwijl hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededaders wisten dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

de bewezen feiten leveren op:
Feit 1.
het medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod,
Feit 2.
het medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en het opzettelijk voorhanden hebben en afleveren van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen in Nederland een grote hoeveelheid van bijna 6.000.000 onveraccijnsde sigaretten voorhanden gehad. De verdachte hield toezicht en had een controleerde rol in de smokkel van deze sigaretten. De smokkel van sigaretten verstoort de reguliere markt voor sigaretten in de Europese Unie. Op deze wijze wordt aan bonafide bedrijven, die wel aan hun fiscale verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan. Ook wordt het in Europese landen gevoerde beleid om door hoge prijzen het gebruik van sigaretten te ontmoedigen om de schadelijke gevolgen daarvan voor de volksgezondheid te beperken op deze wijze gefrustreerd.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft samen met anderen een valse Bill of Lading opzettelijk voorhanden gehad, afgeleverd bij [naam rederij] en gebruikt om een container met onveraccijnsde smokkelwaar in te klaren. De verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat de maatschappij moet kunnen hebben in de juistheid van een dergelijk document ernstig geschaad. De maatschappij heeft er evident belang bij om te kunnen vertrouwen in de echtheid van een dergelijk geschrift.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden. Immers, tussen de datum van de inverzekeringstelling van de verdachte op 16 juli 2013 - zijnde het moment dat verdachte bekend werd met het feit dat tegen hem een strafrechtrechtelijk onderzoek liep - en de datum van het eindvonnis van heden zit drie jaar en elf maanden, terwijl er naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen.
De rechtbank is van oordeel dat er aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. Die aanleiding wordt gevormd door het blanco strafblad van de verdachte, de gedachte dat het becijferde fiscale nadeel in dit geval waar meerdere deels onbekend gebleven daders betrokken zijn niet maatgevend moet zijn bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf, en het lange tijdsverloop. De rechtbank acht de oplegging van een gevangenisstraf niet geïndiceerd maar acht in plaats daarvan de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van na te worden duur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tweehonderd (200) uren, waarbij de Reclassering Nederland dan wel de bevoegde instantie van een andere Lidstaat dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf zal bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek honderdvierenzestig
(164) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
82 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. J. Snitker en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2017.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 16 juli 2013,
in elk geval op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 11 juli 2013 tot en met 16 juli 2013,
te Rotterdam en/of Brielle, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk (een) accijnsgoed(eren),
te weten 5.990.160 stuks, in elk geval een hoeveelheid, sigaretten
zijnde (een) sigaret(ten) (een) accijnsgoed(eren) als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de accijns, voorhanden heeft gehad,
zonder dat dat/die accijnsgoed(eren) overeenkomstig de bepalingen van
de Wet op de accijns in de heffing betrokken was/waren;
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging gebezigd in de zin van de
Wet op de accijns
art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns
art 97 Wet op de accijns
2.
Hij op of omstreeks 11 juli 2013,
in elk geval op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
10 juli 2013 tot en met 16 juli 2013,
te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van en/of ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rederij]
gebruik heeft doen maken van
een valse en/of vervalste Bill of Lading
waarop/waarin vermeld het vervoer in container [containernummer] van 1.050 cartons
water melons (gewicht 19.000 kgs / net weight 17.100 kgs)
(Bill of Lading No. [nummer 1] , Booking No. [nummer 2] )
(bijlage D/014, D/002),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat (doen) gebruikmaken (telkens) hierin dat
verdachte en/of zijn mededader(s) dat genoemde geschrift heeft/hebben
overgelegd en/of doen overleggen en/of doen toekomen aan
((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rederij]
teneinde en/of voor de beoordeling van het in ontvangst nemen van en/of het
(doen) vervoer(en) van de in die Bill of Lading genoemde goederen en/of voor
de beoordeling van het uit- en/of afleveren en/of doen uit- en/of afleveren
van de in die Bill of Lading genoemde goederen
en
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat
(telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
in/op die Bill of Lading was vermeld en/of opgenomen dat zich
in de container [containernummer] (alleen) 1.050 cartons water melons bevonden,
terwijl in werkelijkheid in die container (tevens) 5.990.160 stuks, in elk
geval een hoeveelheid, sigaretten bevonden en/of in/met die container (tevens)
5.990.160 stuks, in elk geval een hoeveelheid, sigaretten werden vervoerd,
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoeld/genoemd vals of vervalst geschrift
voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben
doen afleveren bij [naam rederij] ,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht