ECLI:NL:RBROT:2017:6176
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens overlijden van de verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 3 mei 2017 is overleden. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte, zoals bepaald in artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft deze stelling bevestigd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit betekent dat de strafzaak niet verder kan worden vervolgd.
Daarnaast heeft een benadeelde partij zich gevoegd in het geding en vorderde een schadevergoeding van € 2964,32 aan materiële schade en € 2500,- aan immateriële schade. Echter, gezien de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, kon de rechtbank ook de benadeelde partij niet ontvangen in zijn vordering. De rechtbank heeft in haar beslissing de niet-ontvankelijkheid van zowel de officier van justitie als de benadeelde partij vastgesteld.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter mr. P. Putters en de rechters mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, in aanwezigheid van griffier mr. J.G. Polke. De uitspraak is openbaar gedaan op de datum die in de kop van het vonnis is vermeld.