ECLI:NL:RBROT:2017:6147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
10/750456-16 vonnis ontneming
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in verband met toewijzing vordering benadeelde partij

Op 10 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in de zaak met parketnummer 10/750456-16, waarin de ontnemingsvordering van de officier van justitie werd afgewezen. De zaak betrof een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting en valsheid in geschrift. De ontnemingsvordering was ingediend door de officier van justitie, mr. T.H. Slieker, en was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De vordering strekte tot het terugvorderen van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 105.381,67, het bedrag dat ook aan de benadeelde partij was toegewezen. De verdediging voerde aan dat de ontnemingsvordering moest worden afgewezen, en stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel maximaal € 105.395,37 bedroeg. De rechtbank oordeelde dat de ontnemingsvordering moest worden afgewezen, omdat het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel gelijk was aan het bedrag dat aan de benadeelde partij was toegewezen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/750456-16
Datum uitspraak: 10 augustus 2017
Tegenspraak

VONNIS (ontneming) (mk)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres veroordeelde] ,
[woonplaats veroordeelde] ,
raadsvrouw mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te ’s-Gravenhage.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2017.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van heden, 10 augustus 2017, is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie mr. T.H. Slieker, zoals deze na wijziging op de terechtzitting van 27 juli 2017 is komen te luiden, strekt tot
  • het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 105.395,37, met aftrek van het bedrag dat eventueel wordt toegekend aan de benadeelde partij [naam benadeelde] ; en tot
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van het op dat bedrag geschatte voordeel.
Het geschatte voordeel betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voordeel bestaat uit het totaalbedrag van de 28 door de benadeelde partij ten onrechte aan de veroordeelde uitbetaalde facturen (verkregen door middel van of uit de baten van de feiten 1 en 2) en de privéuitgaven die de veroordeelde heeft gedaan met de door de benadeelde partij aan hem ter beschikking gestelde zakelijke creditcard (verkregen door middel van of uit de baten van feit 3). De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot datzelfde bedrag. De onderhavige ontnemingsvordering is ingediend voor het geval de rechtbank de vordering van de benadeelde partij zal afwijzen of zal toewijzen tot een lager bedrag.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 1, 2 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
STANDPUNT VERDEDIGING
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen. Zij heeft dit standpunt primair ingenomen in het verlengde van de door haar in de strafzaak bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op maximaal € 105.395,37. Dit betreft hetzelfde bedrag dat aan de benadeelde partij kan worden toegewezen. Indien de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, dient dat bedrag op grond van artikel 36e lid 9 Sr in mindering te worden gebracht op de ontnemingsvordering, zodat deze op nihil moet worden gesteld. De vordering van de benadeelde partij heeft dan voorrang, zodat de ontnemingsvordering in dat geval moet worden afgewezen.
BEOORDELING
Blijkens het vonnis van 10 augustus 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
1.
oplichting, meermalen gepleegd;
2.
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
3.
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
4.
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan.
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten 1, 2 en 3 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het wederrechtelijk voordeel wordt geschat op € 105.381,67 (bestaande uit het bedrag van € 104.575,67 dat is verkregen door middel van of uit de baten van de feiten 1 en 2 en de bedragen € 288,= en € 518,= die zijn verkregen door middel van of uit de baten van feit 3).
Bij voormeld vonnis in de strafzaak heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] toegewezen tot € 105.381,67, derhalve hetzelfde bedrag als waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat.
In verband met het bepaalde in artikel 36e lid 9 Sr zal de ontnemingsvordering daarom worden afwezen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
wijst de ontnemingsvordering af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.T. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.