ECLI:NL:RBROT:2017:6146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
10/750456-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-schooldirecteur voor oplichting, valsheid in geschrift, verduistering en gewoontewitwassen

Op 10 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een ex-schooldirecteur, die werd beschuldigd van oplichting, valsheid in geschrift, verduistering en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was directeur van [naam school 2] en heeft in de periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 valse facturen opgemaakt en deze ter betaling ingediend bij zijn werkgever, [naam school 1]. In totaal heeft hij een bedrag van € 104.572,67 onterecht verkregen door het indienen van 28 facturen van [naam bedrijf 1], waarvan de werkzaamheden nooit zijn verricht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld met het doel om zichzelf te bevoordelen door gebruik te maken van zijn positie als directeur. De verdachte heeft de gefactureerde bedragen overgemaakt naar een rekening van [naam bedrijf 2], een vennootschap waarvan hij mede-eigenaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij, [naam benadeelde], tot een bedrag van € 105.381,67 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat zijn handelen het vertrouwen in de integriteit van onderwijspersoneel heeft geschaad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750456-16
Datum uitspraak: 10 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.H. Slieker heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering met betrekking tot de feiten 1, 2 en 4
4.1.1.
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende vast.
De [naam school 1] (hierna ook te noemen: de aangever) is opgedeeld in onderwijsinstituten, die allen een eigen directie hebben. [naam school 2] (hierna te noemen: [naam school 2] ) is één van deze onderwijsinstituten. De directie van [naam school 2] bestond in de tenlastegelegde periode uit een tweetal personen, te weten de verdachte en zijn collega mevrouw [naam collega] (hierna te noemen: [naam collega] ). De verdachte is in 2005 in dienst getreden bij de aangever en was tot januari 2013 directeur P. en O. Op 9 januari 2013 is hij directeur van [naam school 2] geworden. In die functie was hij verantwoordelijk voor de masteropleidingen, de communicatie en PR en het zogenaamde International Office. Zowel de verdachte als [naam collega] was verantwoordelijk voor de financiën.
Er zijn in de periode van 7 februari 2013 tot en met 2 april 2016 in totaal 28 facturen van een bedrijf met de naam [naam bedrijf 1] (hierna ook te noemen: [naam bedrijf 1] ) in de administratie van de aangever opgenomen, voor een totaalbedrag van € 104.575,67. Alle facturen waren gericht aan [naam school 2] . Onderaan de facturen is steeds vermeld ‘ [naam 1] ’, met daarboven de naam ‘ [naam 2] ’ (bij de eerste 25 facturen) danwel ‘ [naam 3] ’ (bij de laatste 3 facturen) als ‘Representative’ (vertegenwoordiger). De facturen zijn, op twee na, niet ondertekend. Volgens de facturen moest het gefactureerde bedrag worden betaald op de rekening van [naam bedrijf 2] (hierna te noemen: [naam bedrijf 2] ) te Den Haag, aangeduid als ‘partner’ van [naam bedrijf 1] Verder zijn op de facturen omschrijvingen gegeven van de werkzaamheden/diensten die voor [naam school 2] zijn verricht, de daaraan bestede uren en het toepasselijke uurtarief.
Al deze facturen zijn - zoals ook volgt uit zijn hierna genoemde verklaring op de terechtzitting - door de verdachte opgesteld, geaccordeerd en via zijn secretaresse ter betaling ingediend bij [naam school 2] . De gefactureerde bedragen zijn vervolgens door [naam school 2] overgemaakt naar de rekening op naam van [naam bedrijf 2] . Dit is een voormalige vennootschap van de verdachte. Deze vennootschap is op 21 maart 2013 opgeheven en op 14 augustus 2014 bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven. De bankrekening betrof een zogenoemde
en/of-rekening, die mede op naam stond van de verdachte. Door de verdachte is - zo volgt ook uit zijn verklaring op de terechtzitting - het totale bedrag van € 104.575,67 uitgegeven en aangewend voor privédoeleinden.
Tijdens een afwezigheidsperiode van de verdachte heeft [naam collega] naar aanleiding van een aantal onderschepte facturen contact opgenomen met het College van Bestuur van de aangever. Dit heeft vervolgens geleid tot het inschakelen van een extern onderzoeksbureau. Op basis van het resultaat van het uitgevoerde onderzoek heeft de aangever besloten aangifte te doen tegen de verdachte.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte met betrekking tot de in de tenlastelegging opgenomen feiten 1, 2 en 4 moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft namelijk niet het oogmerk gehad om de aangever te misleiden en zichzelf te bevoordelen. Daartoe is – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
In 2012 heeft de verdachte vanuit de aangever de opdracht gekregen om met behulp van zijn netwerk de werving van nieuwe studenten uit Latijns-Amerika te bevorderen. Dat netwerk, waartoe onder meer [naam 3] en diens zoon [naam zoon] , behoorden, had de verdachte opgebouwd tijdens zijn werkzaamheden in onder meer Costa Rica voor een mede door hem opgericht bedrijf [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ), dat zich bezighield met het privatiseren van verenigde hogescholen. De heren [naam 2 en naam 3] waren klanten van genoemd bedrijf. Zij betaalden echter hun rekeningen niet, zodat [naam bedrijf 3] een vordering op ze kreeg. Afgesproken is toen dat de heren [naam 2 en naam 3] hun aandeel in een teakplantage van de familie [naam 4] zouden overdragen aan [naam bedrijf 3] . Op deze wijze kreeg [naam bedrijf 3] dus een aandeel in de teakplantage van en een vordering op de familie [naam 4] . Eén derde van die vordering kwam als mede-oprichter toe aan de verdachte. Het ging daarbij om een bedrag van meer dan 100.000,00 dollar. De vordering is echter onbetaald gebleven en in de teakplantage blijven zitten.
In verband met de hierboven genoemde opdracht vanuit de [naam school 1] heeft de verdachte contact gezocht met de heren [naam 2 en naam 3] . Vervolgens is afgesproken dat zij mensen in dienst konden nemen tegen een maximaal tarief van 65 dollar per uur om voor de aangever promotieactiviteiten te verrichten. Deze mensen mochten worden betaald vanuit de teakplantage van de familie [naam 4] waarin de verdachte dus nog een vordering had zitten. De werkzaamheden en de daaraan verbonden betalingen werden uitgevoerd onder de naam van [naam bedrijf 1] . Het aantal gewerkte uren kreeg de verdachte telefonisch of per mail door van de heren [naam 2 en naam 3] dan wel van andere contactpersonen. De verdachte maakte aan de hand van die opgave de facturen op zoals hierboven beschreven. Door middel van deze facturen werden de kosten doorbelast aan de aangever. De reden dat deze kosten vervolgens echter niet aan [naam bedrijf 1] maar aan [naam bedrijf 2] moesten worden voldaan, was dat de verdachte de betaling van de verrichte werkzaamheden feitelijk “voorschoot” via zijn vordering (of aandeel) in de teakplantage. Door de keuze voor deze constructie kon de verdachte nog zijn vordering betaald krijgen.
Ter ondersteuning van dit betoog heeft de verdediging bij pleidooi enkele stukken overgelegd.
4.1.3.
Beoordeling
Wil sprake kunnen zijn van oplichting, valsheid in geschrifte en het hiermee direct verband houdende gewoontewitwassen, zoals onder de feiten 1, 2 en 4 is tenlastegelegd, dient allereerst de vraag beantwoord te worden of verdachte de onder feit 2 vermelde facturen met het oogmerk deze te gebruiken vals heeft opgemaakt. Dit feit zal daarom als eerste worden besproken.
Beoordeling met betrekking tot feit 2
De facturen zijn ter zitting aan de verdachte voorgehouden. Naar aanleiding hiervan heeft verdachte verklaard dat
  • hij alle facturen op zijn werkplek heeft opgemaakt;
  • hij geen volmacht van [naam zoon] of [naam 3] kan tonen op grond waarvan verdachte op hun naam de facturen heeft mogen opmaken;
  • hij het bestaan van [naam bedrijf 1] niet met bewijsstukken kan onderbouwen;
  • hij de - volgens de facturen - door [naam 2 en naam 3] ingeschakelde arbeidskrachten niet kent en geen contact met (éen van) hen heeft gehad;
  • verdachte niet heeft gecontroleerd of de door hem in de facturen opgenomen werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd;
  • hij deze constructie niet met het college van bestuur van aangever, [naam collega] of een andere collega heeft besproken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de facturen valselijk heeft opgemaakt. Daarbij komt dat aangever de juistheid van deze facturen, de daaraan ten grondslag liggende afspraken, de werkzaamheden en de door verdachte gestelde groei van het aantal studenten uit Latijns-Amerika bestrijdt. Dat de verdachte in 2012 een opdracht tot acquisitie in Latijns-Amerika heeft gekregen, kan evenmin worden vastgesteld. De collega’s die dat volgens de verdachte aan hem zouden hebben gevraagd, hebben daarover ontkennend verklaard.
Enige concretisering van de hierboven weergegeven uitleg die verdachte heeft aangedragen voor het opmaken van de facturen ontbreekt in het dossier. Nader onderzoek in die richting heeft geen enkel tastbaar resultaat opgeleverd. Ook door verdachte zelf is geen begin van aannemelijkheid gemaakt ter onderbouwing van zijn verweer. De bij pleidooi overgelegde stukken maken die vaststelling niet anders. Deze zijn om onduidelijke redenen pas bij gelegenheid van de zitting ingebracht, zodat enige verificatie van de gegrondheid niet mogelijk is. Dit geldt in het bijzonder voor de schriftelijke verklaringen van personen over door hen verrichte werkzaamheden. Wat er verder ook zij van die verklaringen, niet kan worden uitgesloten dat de verdachte met die personen ooit zakelijk contacten heeft onderhouden. Zonder ontbrekende nadere onderbouwing kan echter alleen al niet worden vastgesteld wat het verband is met het door hem gevoerde verweer.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde facturen valselijk heeft opgemaakt door hierin werkzaamheden en/of diensten op te nemen, die in werkelijkheid niet ten behoeve van aangever zijn verricht. Verdachte heeft dit gedaan met de bedoeling om deze te gebruiken en hééft deze ook gebruikt. Deze facturen zijn dan ook vals.
Beoordeling met betrekking tot feit 1
Ten aanzien van dit feit ontkent verdachte de opzet te hebben gehad om aangever op te lichten, zoals bedoeld in het tenlastegelegde feit.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, dat
  • hij voormelde facturen telkens in de administratie van aangever ter betaling heeft laten opnemen;
  • verdachte deze facturen in diens functie als directeur van [naam school 2] zelf heeft geaccordeerd;
  • hij aan medewerkers van aangever opdracht heeft gegeven dat de factuurbedragen betaald dienden te worden aan [naam bedrijf 2] ;
  • hij zijn secretaresse - onder meer met de uitvoering van deze opdrachten belast - heeft verteld van de samenwerking in Costa Rica;
  • hij directeur-aandeelhouder was van [naam bedrijf 2] ; dat [naam bedrijf 2] in maart 2013 haar activiteiten heeft gestaakt en in augustus 2014 bij de Kamer van Koophandel is uitgeschreven;
  • de bankrekening, vermeld op deze facturen, een “
  • aangever alle gefactureerde bedragen heeft betaald aan [naam bedrijf 2] ;
  • hij het gehele door aangever betaalde bedrag heeft aangewend voor privédoeleinden.
Naast deze verklaring betrekt de rechtbank het navolgende in haar beoordeling. Uit het door aangever ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte de gebruikelijke betalingsprocedure met betrekking tot deze facturen heeft gewijzigd. Hierdoor kon de “vierogen procedure” niet worden nageleefd, omdat niet [naam collega] maar hijzelf de facturen accordeerde. Daarnaast heeft verdachte opdracht gegeven dat niet de hiervoor aangewezen medewerker deze facturen zou behandelen, maar de secretaresse van verdachte. In opdracht van verdachte werd de kostenplaats waarop de facturen moesten worden geboekt, gewijzigd van “externe betrekkingen” naar “directie en grootboekrekening externe deskundige”. Hiermee konden gebruikelijke controles omzeild worden. Verdachte kon zo zelf met behulp van zijn secretaresse regie houden bij de administratieve verwerking van de facturen. Verdachte heeft verder zijn secretaresse laten weten dat een contract ten grondslag zou liggen aan de facturen en de hierin vermelde werkzaamheden. Zij heeft dit vervolgens medegedeeld aan de met de verwerking van de facturen belaste medewerker, die haar daarnaar had gevraagd. Dat een dergelijk contract zou bestaan, kan uit het dossier niet worden opgemaakt. Het enige dat er is, is een schriftelijke intentieverklaring die in de bureaulade van verdachte is aangetroffen. De authenticiteit van dit stuk is echter op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte niet alleen de betreffende facturen vals heeft opgemaakt. Hij heeft deze bovendien in de organisatie van aangever ingebracht, zijn functie als gemandateerd directeur aangewend om de betalingsprocedure te wijzigen en zelf de facturen voor betaling te accorderen. Verdachte heeft vervolgens de betalingen door aangever laten doen op de rekening van een niet meer bestaande BV, waarvan hij zelf mede rekeninghouder was. Op de facturen vermeldde hij uitsluitend de naam van deze BV en niet ook zijn eigen naam. Verdachte heeft zo aangever en haar medewerkers onwetend gehouden wie de echte beschikkingsbevoegde was over deze bankrekening.
Verdachte heeft door zijn hiervoor beschreven handelwijze bij (de verantwoordelijke medewerkers van) aangever een schijn van werkelijkheid opgebouwd rond de valse facturen van [naam bedrijf 1] om te voorkomen dat argwaan ontstond en kon ontstaan en waardoor de betalingen gedurende meerdere jaren hebben kunnen plaatsvinden. Pas toen verdachte afwezig was en [naam collega] de voorliggende facturen moest fiatteren, kwam een einde aan deze praktijk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van aangever.
Beoordeling met betrekking tot feit 4
Uit het vorenstaande blijkt dat verdachte de tenlastegelegde oplichting en de hiermee direct verbonden valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Verdachte heeft de opbrengsten hiervan, gestort op de bankrekening van [naam bedrijf 2] en hemzelf, gebruikt voor eigen gewin. Dit geld heeft verdachte vervolgens al die jaren steeds gebruikt voor privédoeleinden terwijl hij wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was. Hiermee heeft verdachte een gewoonte gemaakt van witwassen, zodat de rechtbank ook voor wat betreft dit feit tot een wettig en overtuigende bewezenverklaring komt.
4.2.
Bewijswaardering met betrekking tot feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij de in de tenlastelegging genoemde uitgaven inderdaad heeft gedaan met de door aangever aan hem in zijn functie van directeur verstrekte creditcard. Het zijn privé-uitgaven, die hij wil vergoeden. Er is dus geen sprake van verduistering, maar van een nog openstaande betalingsverplichting van verdachte jegens aangever. Verdachte had erop vertrouwd dat aangever deze zou verrekenen met zijn maandelijkse salarisbetaling.
4.2.2.
Beoordeling
Van de vier onder dit feit opgenomen opnames heeft verdachte ten aanzien van de twee tolbetalingen direct tegenover aangever gemeld dat dit privé-uitgaven betroffen. Om die reden spreekt de rechtbank hem daarvan vrij. Dit ligt echter anders ten aanzien van de hotelboeking en de huurauto, welke kosten van de zakelijke creditcard zijn afgeboekt maar nog niet zijn terugbetaald.
Om met de laatste te beginnen: Uit onder meer mailcorrespondentie die zich in het dossier bevindt, is op te maken dat verdachte in eerste instantie het voor de huur van de auto afgeboekte bedrag als mogelijke fraude met zijn creditcard heeft willen afdoen (waarvan na onderzoek niets is gebleken). Dit sluit, zacht gezegd, niet aan bij zijn verklaring dat hij het direct als privéuitgave heeft opgegeven. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan die verklaring. Dat zal zij ook doen voor zover het de hotelboeking betreft. Die kosten zijn namelijk door verdachte aanvankelijk als zakelijk geduid, toen weer niet, vervolgens weer wel en op zitting weer niet. Wat daarvan ook zij, niet is aannemelijk geworden dat hij deze kosten direct als privé heeft gemeld. De tenlastegelegde verduistering in dienstbetrekking van genoemde posten acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of ’s-Gravenhage, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de [naam school 1] (meermalen) heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (van) (in totaal) 104.572
5,67 euro, (te weten
op 7 februari 2013 834,62 euro en/of
op 19 april 2014 3.288,60 euro en/of
op 10 mei 2014 1.142,25 euro en/of
op 26 mei 2014 2.009,75 euro en/of
op 19 juni 2014 5.187,61 euro en/of
op 9 juli 2014 2.793,13 euro en/of
op 15 juli 2014 1.397,62 euro en/of
op 8 augustus 2014 972,28 euro en/of
op 30 augustus 2014 3.765,72 en/of
op 19 september 2014 5.038,60 euro en/of
op 3 oktober 2014 1.781,45 euro en/of
op 23 oktober 2014 4.943,02 euro en/of
op 24 november 2014 4.885,80 euro en/of
op 13 december 2014 3.827,82 euro en/of
op 13 januari 2015 6.404,06 euro en/of
op 13 februari 2015 5.450,39 euro en/of
op 13 maart 2015 4.420,82 euro en/of
op 15 april 2015 4.315,14 euro en/of
op 11 mei 2015 3.423,81 euro en/of
op 15 juni 2015 5.202
5,40 euro en/of
op 5 juli 2015 5.351,93 euro en/of
op 15 september 2015 4.258,41 euro en/of
op 14 oktober 2015 4.555,24 euro en/of
op 12 november 2015 4.758,15 euro en/of
op 7 december 2015 4.542,28 euro en/of
op 20 januari 2016 2.688,49 euro en/of
op 15 februari 2016 3.482,37 euro en/of
op 2 april 2016 3.850,91 euro en/of
althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in zijn hoedanigheid van directeur van de [naam school 2] , althans (een onderdeel van) de [naam school 1] , opdracht heeft gegeven meerdere (valse en/of vervalste) facturen uit te (laten) betalen, waardoor de [naam school 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of ’s-Gravenhage
een of meer factu(u)r(en) gedateerd 7 februari 2013, 19 april 2014, 10 mei 2014, 26 mei 2014, 19 juni 2014, 9 juli 2014, 15 juli 2014, 8 augustus 2014, 30 augustus 2014, 19 september 2014, 3 oktober 2014, 23 oktober 2014, 24 november 2014, 13 december 2014, 13 januari 2015, 13 februari 2015, 13 maart 2015, 15 april 2015, 11 mei 2015, 15 juni 2015, 5 juli 2015, 15 september 2015, 14 oktober 2015, 12 november 2015, 7 december 2015, 20 januari 2016, 15 februari 2016 en 2 april 2016
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in die factu(u)r(en) op te nemen dat door/voor de (buitenlandse) rechtspersoon [naam bedrijf 1] en/of de rechtspersoon [naam bedrijf 2] werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van de [naam school 2] , zijnde een onderdeel
van de [naam school 1] , terwijl in werkelijkheid de in die factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 februari 2016 tot en met 3 augustus 2016 te Rotterdam en/of ’s-Gravenhage en/of Berlijn en/of Pullach en/of Saint-Apollinaire en/of Ruëil Malmaison, althans in Nederland en/of Duitsland en/of Frankrijk, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig geldbedrag, die/dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam school 1]
Rotterdam, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke diens
tbetrekking bij de [naam school 1] of van zijn beroep onder zich had, namelijk als directeur van (een onderdeel van) de [naam school 1] (te weten [naam school 2] ), althans (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
- op of omst
reeks 22 februari 2016 en/of 3 maart 2016 een bedrag van 288 euro (betaald aan [naam vakantieappartement] ) en/of
- op of omstreeks 27 februari 2016 en/of 3 april 2016 een bedrag van 518 euro (betaald aan [naam autoverhuurbedrijf] ) en/of
- op of omstreeks 22 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 9,40 euro (betaald aan [naam 6] ) en/of
- op of omstreeks 23 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 7,30 euro (betaald aan [naam 7] ),
zijnde (telkens) door verdachte gedane privé-uitgaven en/of betalingen ten eigen bate, welke verdachte met gebruikmaking van een creditcard behorende bij/van een rekening van de [naam school 1] heeft uitgevoerd en dusdoende (telkens) ten laste van (een bankrekening van) de [naam school 1] heeft gebracht;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
(telkens)
a)
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op dit voorwerp/deze voorwerpen is/zijn en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad
dan wel
b)
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 104.572
5,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
van een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 104.572
5,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
immers heeft verdachte toen en daar (telkens) die/dat geldbedrag(en) die/dat (telkens) (op de bankrekening op naam van [naam bedrijf 2] ) ontvangen was/waren, onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere (privé) bankrekening(en),
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en/of hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging van de onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
oplichting, meermalen gepleegd;
2.
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
3.
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
4.
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de periode van februari 2013 tot en met april 2016 vrijwel maandelijks een valse factuur opgemaakt, een schijn van werkelijkheid hieromheen opgebouwd en hiermee zijn werkgever opgelicht. De daaruit afkomstige opbrengsten heeft hij vervolgens gebruikt voor privédoeleinden. Tevens heeft de verdachte privé gebruik gemaakt van een zakelijke creditcard.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Door Reclassering Nederland is omtrent de verdachte gerapporteerd op 5 maart 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De heer [naam verdachte] is een 61-jarige man die verdacht wordt van valsheid in geschrifte en oplichting. De heer [naam verdachte] is een man die altijd een stabiel leven heeft gekend. Doordat hij ten gevolge van onderhavige situatie is ontslagen, zijn er problemen op verschillende leefgebieden ontstaan. Betrokkene heeft geen werk, geen inkomen en is hierdoor niet in staat om zichzelf, maar ook zijn partner en twee kinderen te voorzien in de kosten van levensonderhoud.
De heer [naam verdachte] vertelt dat hij in zijn functie als directeur een netto inkomen van 4000 euro per maand had. Ongeacht het bovenmodale inkomen zegt hij "maar in een rijtjeshuls van 225.000 euro te wonen met een lek dak en op tweedehands meubels te zitten". Momenteel heeft hij niets en is hij genoodzaakt "dvd'tjes voor drie euro per stuk te verkopen of geld bij zijn moeder te lenen", aldus betrokkene. Hij heeft nooit geld opzij kunnen zetten en wijt dit aan het feit dat hij zowel het schoolgeld, als eventuele ziekenhuis- en tandartsrekeningen van zijn vrouw en kinderen moest betalen. (De partner en kinderen van de heer [naam verdachte] hebben geen verblijfsstatus waardoor zij geen recht hebben op voorzieningen en/of uitkeringen. Zijn vrouw mag tevens niet werken.) Naast de hypotheekschuld zegt betrokkene een schuld te hebben waaraan hij maandelijks 300 euro moet aflossen. Deze schuld (destijds €110.000,-) zegt hij van zijn ex-vrouw te hebben overgenomen toen bleek dat zij terminaal ziek was. Uit zijn verhaal blijkt echter dat het zakelijke schulden (oprichten vennootschap / investeringen en aandelen) van hem betreffen.
Doordat betrokkene ontkent zich aan de tenlastegelegde feiten schuldig te hebben gemaakt, is het niet mogelijk een uitspraak te doen over het zelfinzicht met betrekking tot het delictgedrag. Ten aanzien van het nemen van verantwoordelijkheid aangaande het delictgedrag laat hij weten dat "dom een understatement is". Hij benadrukt openlijk en te goeder trouw te hebben gehandeld. De heer [naam verdachte] externaliseert in enige mate door aan te geven dat hem iets wordt verweten (privéuitgaven met zakelijke creditcard / sponseringen) terwijl andere ex-collega's zich hier net zo goed aan schuldig hebben gemaakt.
Gelet op de ontkenning onthouden wij ons van advies omtrent de sanctie en conformeren wij ons aan het oordeel van de rechtbank.
7.4.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om verdachte – mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen – een taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het dienstverband met aangever is beëindigd, de financiële situatie is penibel en mogelijk zal verdachte – bij een bewezenverklaring – veroordeeld worden het bedrag terug te betalen.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, acht de rechtbank een taakstraf geen passende afdoening in deze zaak. Verdachte heeft jarenlang en op doortrapte wijze zijn werkgever benadeeld en zichzelf bevoordeeld. Daarbij heeft hij misbruik gemaakt van zijn positie van directeur en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die die positie meebrengt. Hij heeft hiermee niet alleen in ernstige mate het vertrouwen van zijn werkgever geschaad. Door zijn handelen heeft verdachte ook het vertrouwen van burgers in de integriteit van onderwijspersoneel en directeuren van onderwijsinstellingen geschaad. Verder is door verdachte tevens de gemeenschap ernstig benadeeld, nu het als gevolg van zijn oplichting door aangever betaalde bedrag gemeenschapsgeld betreft. Dit alles wordt verdachte zwaar aangerekend. Hij benoemde zijn handelen tegenover de rechtbank als dom en onhandig. De rechtbank waardeert het echter als veel ernstiger en strafbaarder dan dat. De gedragingen van verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden bestraft dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Hierbij heeft de rechtbank in beperkte strafmatigende zin rekening gehouden met de mate van samenloop tussen de bewezenverklaarde feiten.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , gevestigd te Rotterdam, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger school] , ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 110.395,37 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
  • Het betaalde bedrag op basis van de valse facturen van [naam bedrijf 1] S.A: € 104,472,67;
  • Een betaalde sponsorvergoeding aan volleybalvereniging [naam volleybalvereniging] : € 5.000,=;
  • De privébetalingen met de zakelijke creditcard: € 288,=, € 518,=, € 7,30 en € 9,40.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte niet wordt vervolgd voor de betalingen aan volleybalvereniging [naam volleybalvereniging] en de benadeelde daarom niet-ontvankelijk is in dat deel van de vordering. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor het overige gehele toewijsbaar is. Hij concludeert daarom tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 105.395,37, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft ook om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Hij acht dit op zijn plaats, zeker gelet op de hoogte van de in zijn optiek toe te wijzen schadevergoeding. Daarnaast heeft hij gesteld dat deze maatregel ook kan worden opgelegd als de benadeelde partij een bedrijf betreft. In dit geval betreft het een opleidingsinstituut dat wordt betaald vanuit gemeenschapsgeld en mede gelet daarop is het niet redelijk dat dat instituut zélf wordt belast met het innen van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair, in het verlengde van de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen danwel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van ten hoogste € 105.395,37.
De verdediging heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat deze maatregel bedoeld is om de strafrechtelijke positie van het slachtoffer te versterken. Gesteld is dat daarbij met name wordt gedoeld op natuurlijke personen, omdat het voor hen moelijker is om een toegekende schadevergoeding uit te laten voeren. Bij bedrijven, zoals ook de aangever, ligt dat anders. De aangever weet naar welke instanties zij moet gaan om de vordering, indien die wordt toegewezen, ten uitvoer te laten leggen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 105.381,67 (bestaande uit het bedrag van € 104.575,67 waarvoor de benadeelde partij door de verdachte is opgelicht en de bedragen € 288,= en € 518,= die door de verdachte zijn verduisterd). De vordering zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen.
Met betrekking tot de onder 3, derde en vierde gedachtestreepje, ten laste gelegde verduistering van de bedragen € 7,30 en € 9,40 wordt de verdachte vrijgesproken. Ten aanzien van deze onderdelen zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot het deel van de vordering dat ziet op bedrag van € 5.000,= dat zou zijn betaald aan volleybalvereniging [naam volleybalvereniging] , wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat de verdachte voor deze betaling niet wordt vervolgd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum van de uitspraak, 10 augustus 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 105.381,67, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding om oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht achterwege te laten. Derhalve wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 225, 321, 322, 326, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 105.381,67 (zegge: honderdvijfduizend driehonderdeenentachtig euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij, [naam benadeelde] , te betalen
€ 105.381,67 (hoofdsom,
zegge: honderdvijfduizend driehonderdeenentachtig euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 105.381,67vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
365 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.T. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari
2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in
Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer] (meermalen) heeft bewogen tot de afgifte van
(een) geldbedrag(en) (van) (in totaal) 104.572,67 euro, (te weten
op 7 februari 2013 834,62 euro en/of
op 19 april 2014 3.288,60 euro en/of
op 10 mei 2014 1.142,25 euro en/of
op 26 mei 2014 2.009,75 euro en/of
op 19 juni 2014 5.187,61 euro en/of
op 9 juli 2014 2.793,13 euro en/of
op 15 juli 2014 1.397,62 euro en/of
op 8 augustus 2014 972,28 euro en/of
op 30 augustus 2014 3.765,72 en/of
op 19 september 2014 5.038,60 euro en/of
op 3 oktober 2014 1.781,45 euro en/of
op 23 oktober 2014 4.943,02 euro en/of
op 24 november 2014 4.885,80 euro en/of
op 13 december 2014 3.827,82 euro en/of
op 13 januari 2015 6.404,06 euro en/of
op 13 februari 2015 5.450,39 euro en/of
op 13 maart 2015 4.420,82 euro en/of
op 15 april 2015 4.315,14 euro en/of
op 11 mei 2015 3.423,81 euro en/of
op 15 juni 2015 5.202,40 euro en/of
op 5 juli 2015 5.351,93 euro en/of
op 15 september 2015 4.258,41 euro en/of
op 14 oktober 2015 4.555,24 euro en/of
op 12 november 2015 4.758,15 euro en/of
op 7 december 2015 4.542,28 euro en/of
op 20 januari 2016 2.688,49 euro en/of
op 15 februari 2016 3.482,37 euro en/of
op 2 april 2016 3.850,91 euro en/of
althans (telkens) een of meerdere
geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, heeft verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in zijn hoedanigheid van
directeur van de [naam school 2] , althans (een onderdeel van) de
[naam school 1] , opdracht heeft gegeven meerdere (valse en/of
vervalste) facturen uit te (laten) betalen, waardoor [naam slachtoffer]
werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari
2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage
een of meer factu(u)r(en)
gedateerd 7 februari 2013, 19 april 2014, 10 mei 2014, 26 mei 2014, 19 juni
2014, 9 juli 2014, 15 juli 2014, 8 augustus 2014, 30 augustus 2014, 19
september 2014, 3 oktober 2014, 23 oktober 2014, 24 november 2014, 13 december
2014, 13 januari 2015, 13 februari 2015, 13 maart 2015, 15 april 2015, 11 mei
2015, 15 juni 2015, 5 juli 2015, 15 september 2015, 14 oktober 2015, 12
november 2015, 7 december 2015, 20 januari 2016, 15 februari 2016 en 2 april
2016
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -, (telkens)
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat
geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in die
factu(u)r(en) op te nemen dat door/voor de (buitenlandse) rechtspersoon [naam bedrijf 1]
en/of de rechtspersoon [naam bedrijf 2] werkzaamheden en/of diensten zijn
verricht ten behoeve van de [naam school 2] , zijnde een onderdeel
van [naam school 1] , terwijl in werkelijkheid de in die
factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22
februari 2016 tot en met 3 augustus 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage
en/of Berlijn en/of Pullach en/of Saint-Apollinaire en/of Ruëil Malmaison,
althans in Nederland en/of Duitsland en/of Frankrijk, (telkens) opzettelijk
een of meer geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig geldbedrag, die/dat
(telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam slachtoffer]
, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke
diensbetrekking bij [naam school 1] of van zijn beroep onder
zich had, namelijk als directeur van (een onderdeel van) [naam school 1]
(te weten [naam school 2] ), althans (telkens)
anders dan door misdrijf onder zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
- op of omsteeks 22 februari 2016 en/of 3 maart 2016 een bedrag van 288 euro
(betaald aan [naam vakantieappartement] ) en/of
- op of omstreeks 27 februari 2016 en/of 3 april 2016 een bedrag van 518 euro
(betaald aan [naam autoverhuurbedrijf] ) en/of
- op of omstreeks 22 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 9,40 euro
(betaald aan [naam 6] ) en/of
- op of omstreeks 23 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 7,30 euro
(betaald aan [naam 7] ),
zijnde (telkens) door verdachte gedane privé-uitgaven en/of betalingen ten
eigen bate, welke verdachte met gebruikmaking van een creditcard behorende
bij/van een rekening van [naam school 1] heeft uitgevoerd
en dusdoende (telkens) ten laste van (een bankrekening van) [naam school 1]
heeft gebracht;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari
2013 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam en/of 's-Gravenhage,
althans in Nederland,
(telkens)
a)
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot
een totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of
meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op dit voorwerp/deze
voorwerpen is/zijn en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voorwerpen
voorhanden heeft/hebben gehad
dan wel
b)
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een
totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere
geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of
van een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot
een totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of
meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
immers heeft verdachte toen en daar (telkens) die/dat geldbedrag(en) die/dat
(telkens) (op de bankrekening op naam van [naam bedrijf 2] ) ontvangen
was/waren, onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor
privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere (privé) bankrekening(en),
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens)
geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit
enig misdrijf,
en/of
hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht