ECLI:NL:RBROT:2017:6145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
10/741304-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na geslaagd beroep op noodweer in strafzaak te Rotterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2017, is de verdachte vrijgesproken na een geslaagd beroep op noodweer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 juni 2017 in een McDonald's te Rotterdam, waar de verdachte werd aangesproken en vervolgens door meerdere mannen werd omringd en geduwd. De verdachte trok een mes en maakte steekbewegingen in een situatie waarin hij zich bedreigd voelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodsituatie bevond, waarbij noodzakelijke verdediging geboden was tegen de agressieve houding van de mannen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit had overschreden, en dat zijn handelingen gerechtvaardigd waren. Hierdoor werd het feit niet strafbaar geacht, en werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling werd afgewezen, aangezien de verdachte niet strafbaar was bevonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/741304-17
VI-nummer: 99/000262-30
Datum uitspraak: 4 augustus 2017 (bij vervroeging)
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. W. Drummen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van het derde gedachtestreepje, te weten het maken van zwaaiende bewegingen met het mes in de richting van [naam slachtoffer] en anderen;
  • ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het eerste gedachtestreepje onder het subsidiair ten laste gelegde, te weten het tonen van het mes;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 180 dagen, in de zaak met VI-nummer 99/000262-30.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Partiële vrijspraak
Niet wettig en overtuigend bewezen is het onder het derde gedachtestreepje van het subsidiair ten laste gelegde vermelde zwaaien met het mes.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) stond)
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) te tonen/voor te houden en/of
- ( meermalen) met dat mes in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) stekende bewegingen te maken en/of
- met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) personen zwaaiende bewegingen te maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Noodweer
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat aan de verdachte ten aanzien van het tonen van het mes een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Ten aanzien van het maken van stekende bewegingen in de richting van [naam slachtoffer] en anderen komt de verdachte naar de mening van de officier van justitie geen geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toe. Door het maken van de stekende bewegingen heeft de verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat zowel ten aanzien van het tonen van het mes als ten aanzien van het maken van de stekende bewegingen de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt.
5.1.3.
Beoordeling
Een beroep op noodweer kan alleen slagen in een situatie waarin de verdediging van (in dit geval) het eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, of tegen het onmiddellijk dreigende gevaar van een zodanige aanranding, noodzakelijk en geboden is.
Bij de beantwoording van de vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke (gepaste) verdediging komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval.
De volgende feiten en omstandigheden blijken uit het dossier en uit de ter zitting bekeken camerabeelden. Deze worden als vaststaand aangenomen en hebben op de terechtzitting ook niet ter discussie gestaan:
De verdachte bevindt zich op 24 juni 2017 in de McDonald’s aan de Coolsingel te Rotterdam. Als de verdachte naar de uitgang van de McDonald’s loopt, wordt hij aangesproken door een man. Eenmaal buiten wordt de verdachte door die man geduwd en komt een andere man met een rode pet (de aangever) erbij staan. De verdachte trekt een mes met zijn rechterhand en loopt met gestrekte rechterhand naar achteren. Hij wordt vervolgens door (nog) een andere man tegengehouden. Op dat moment houdt de verdachte het mes achter zijn rug. Die man slaat zijn arm om de verdachte heen en de verdachte duwt hem weg. Vervolgens stapt de verdachte met gestrekte rechterhand, met daarin het mes naar voren. Drie mannen staan om de verdachte heen en de verdachte maakt steekbewegingen in de richting van een van deze mannen. Even later loopt de verdachte achteruit terwijl 5 mannen in zijn richting lopen. De verdachte maakt een beweging die erop gericht lijkt te zijn om om de mannen heen te lopen. Vervolgens wordt hij tegengehouden, valt naar voren en wordt aan zijn jas onder de kraag vastgehouden door één van de mannen. De verdachte staat op en loopt met het mes in zijn gestrekte hand in de richting van de man met de rode pet. Daarop grijpt de politie in.
Een en ander voltrok zich binnen 1 minuut.
Gelet op deze omstandigheden bevond verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank op het moment voorafgaand aan het tonen van het mes en ook op het moment direct voorafgaand aan het maken van de steekbewegingen in een situatie waarin noodzakelijke verdediging geboden was tegen de dreigende en agressieve manier van optreden van de mannen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door het maken van de steekbewegingen niet de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit heeft overschreden. Er was immers sprake van een zeer dreigende situatie, waarbij de verdachte werd omsingeld, geduwd en vastgehouden door meerdere mannen, die een stuk groter waren dan hij. Voor de verdachte bestond er geen redelijke en reële mogelijkheid om zich aan de (dreigende) aanranding te onttrekken, zonder het risico te lopen dat hij in de rug zou worden aangevallen. De verdachte heeft door het tonen van het mes en het maken van stekende bewegingen met dat mes zijn ‘belagers’ op afstand willen houden, hetgeen is gelukt.
5.1.4.
Conclusie
Er is sprake van een geslaagd beroep op noodweer, die de strafbaarheid van het feit uitsluit. Het feit is dus niet strafbaar, zodat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging

6.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

6.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 juli 2015 van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 1 december 2016 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 8 december 2016 en bedraagt 365 dagen.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
6.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en beveelt de hervatting van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. G. van de Luijtgaarden en D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffiers,
en bij vervroeging uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 24 juni 2017 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) stond)
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft getoond/voorgehouden en/of
- ( meermalen) met dat mes in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) stekende bewegingen heeft gemaakt en/of
- met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) personen zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 juni 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) stond)
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) te tonen/voor te houden en/of
- ( meermalen) met dat mes in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) stekende bewegingen te maken en/of
- met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer] en/of (een) ander(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) personen zwaaiende bewegingen te maken.