ECLI:NL:RBROT:2017:6144

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
10/701060-17 / vordering TUL VV:01/026099-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in overvalzaak door gebrek aan bewijs en betrouwbaarheid van getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van een overval op een supermarkt in Hardinxveld-Giessendam op 11 maart 2017. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat zij niet de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte de dader was. De zaak kwam aan het licht na een melding van de kassière van de supermarkt, die tijdens de overval bedreigd werd door de dader. De rechtbank heeft vastgesteld dat het signalement dat door de getuigen werd gegeven, te algemeen was en niet specifiek genoeg om de verdachte als dader te identificeren. Bovendien waren er aanwijzingen dat de getuigen elkaar mogelijk hadden beïnvloed in hun verklaringen.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Echter, de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De getuigenverklaringen waren niet betrouwbaar genoeg, en er waren geen objectieve aanwijzingen die de verdachte als dader konden aanwijzen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en de kosten van de verdediging op nihil vastgesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare getuigenverklaringen en de noodzaak voor de aanklager om wettig en overtuigend bewijs te leveren in strafzaken. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de nieuwe aanklacht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701060-17
Parketnummer vordering TUL VV: 01/026099-16
Datum uitspraak: 8 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden - dadelijk uitvoerbaar - zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 01/026099-16;

4.Waardering van het bewijs

Vast staat dat op zaterdag 11 maart 2017 een overval heeft plaatsgevonden in supermarkt [naam supermarkt] te Hardinxveld-Giessendam. Aangeefster [naam slachtoffer 1] was kassière van de kassa waaraan die overval plaatsvond. De overvaller rekende frisdrank af en pakte toen geld uit de geopende kassalade. Aangeefster probeerde met beide handen zijn hand weg te duwen tot zij zag dat de overvaller een mes in zijn hand had en dit in haar richting wees en schreeuwde “Ik steek je neer. Ik schiet je dood. Ik maak je kapot.” Deze gang van zaken heeft ter zitting niet ter discussie gestaan.
De rechtbank heeft echter niet de overtuiging gekregen dat het de verdachte is die deze overval heeft gepleegd. Dit wordt hierna toegelicht.
Het in eerste instantie, op 11 maart direct na de overval, door aangeefster [naam slachtoffer 1] verstrekte signalement is dermate algemeen en zo weinig concreet dat dat niet alleen op de verdachte hoeft te slaan. Twee andere winkelmedewerksters ( [naam winkelmedewerkster 1] en [naam winkelmedewerkster 2] ) en een klant die de overval heeft gezien ( [naam klant] ) gaven eveneens een zeer algemeen signalement. Hetzelfde geldt voor een winkelmedewerkster ( [naam winkelmedewerkster 3] ) die de overvaller achterna is gerend.
Er is dan ook aanvankelijk op basis van het signalement een andere man aangehouden.
De enige getuige die direct na de overval zei de verdachte – die zij vaker in de winkel had gezien – als dader te herkennen was winkelmedewerkster [naam winkelmedewerkster 4] . Echter, zij was geen getuige van de overval en verklaarde dat zij ‘nog net’ een man de deur uit zag lopen, van wie ook zij een zeer algemeen signalement gaf. Op grond waarvan zij in deze man de verdachte herkende is niet duidelijk. Dat laatste klemt temeer nu zij ook verklaarde dat de verdachte altijd hetzelfde is gekleed (grijs vest met blauwe opdruk aan de voorzijde), terwijl de man die zij zag weglopen volgens haar eigen beschrijving anders was gekleed.
Op de avond van 13 maart 2017 vond een bijeenkomst plaats met de bedrijfsleider ( [naam bedrijfsleider] ) van de supermarkt, de medewerkers (getuigen), de leiding van [naam supermarkt] en verbalisant [naam verbalisant] , kennelijk naar aanleiding van de overval. Eerder die dag had [naam bedrijfsleider] , die zelf niet bij de overval aanwezig was, aangifte gedaan en de verdachte aangewezen als de dader. In zijn aanvullende verklaring van 21 maart 2017 zei hij daarover dat hij van zijn personeel had gehoord dat het om een ‘magere man ging met een ingevallen gezicht en vlassig haar’, ook had het personeel de kleding van de man beschreven en over diens vriendin gesproken. Naar aanleiding van die omschrijving moest [naam bedrijfsleider] denken aan de verdachte. Op 14 maart 2017 verklaarde getuige [naam getuige 1] dat zij tijdens de overval niet in de zaak aanwezig was, maar dat al vrij snel duidelijk was geworden dat de verdachte – die ook zij uit de winkel kent – de overval had gepleegd. Later verklaarde zij dat [naam winkelmedewerkster 4] haar dat had verteld.
Gezien de hiervoor beschreven gang van zaken valt niet uit te sluiten dat het winkelpersoneel elkaar in de dagen na 11 maart 2017 heeft beïnvloed. Met name door de bijeenkomst van 13 maart 2017 is niet meer te reconstrueren wie wat uit eigen waarneming heeft verklaard. Op 16 maart 2017 zijn aangeefster en getuige [naam winkelmedewerkster 4] en op 22 maart 2017 getuigen [naam winkelmedewerkster 2] , [naam winkelmedewerkster 3] en [naam klant] geconfronteerd met een foto van de verdachte. Aangeefster, [naam winkelmedewerkster 4] en [naam winkelmedewerkster 3] waren (nagenoeg) zeker dat de persoon op de getoonde foto de dader was. Naar het oordeel van de rechtbank dienen, rekening houdend met de hiervoor beschreven voorgeschiedenis, de resultaten van deze enkelvoudige fotoconfrontatie echter in deze zaak als onvoldoende betrouwbaar te worden aangemerkt. Immers, objectieve keuzemogelijkheden ontbraken, niet valt uit te sluiten dat er onderlinge beïnvloeding heeft plaatsgevonden en de verdachte is een bekende van het winkelpersoneel.
Getuigen [naam getuige 2] (een omwonende) en [naam getuige 3] hebben voorts verklaard dat zij de dader weg zagen fietsen. De moeder van de verdachte [naam moeder verdachte] heeft evenwel op 15 maart 2017 verklaard dat zij op 11 maart 2017 een WhatsApp ontving waarin de verdachte schreef dat hij zijn fiets een andere keer zou maken. Dit had ermee te maken dat de fiets zwaar trapt. De versnelling was kapot en de banden stonden vaak leeg. Volgens [naam getuige 2] ging het om een zwarte damesfiets met aan de voorzijde een transportrekje en [naam getuige 3] spreekt over een donkere fiets, vermoedelijk een herenfiets. In de achtertuin van de verdachte is een fiets inbeslaggenomen. Het gaat om een lichtgroene damesfiets, met een tas achterop en geen transportrekje aan de voorzijde, hetgeen niet strookt met de getuigenverklaringen.
Tenslotte dragen ook de verklaring van de vriendin van de verdachte en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting bij aan het ontbreken van overtuiging bij de rechtbank.
Het ten laste gelegde is dus niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] namens [naam supermarkt] . De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 423,53 aan materiële schade en een vergoeding van € 850,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij [naam supermarkt] vordert vergoeding van € 140,00 aan materiële schade.
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dan ook geen inhoudelijke beslissing genomen
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Vordering tenuitvoerlegging

6.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 19 oktober 2016 van de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant (parketnummer 01/026099-16) is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 20 uur, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 3 november 2016.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gevorderd.
Nu de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] namens [naam supermarkt] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 oktober 2016 van de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant (parketnummer 01/026099-16) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. G. van de Luijtgaarden en D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De laatst genoemde griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 maart 2017 te Hardinxveld-Giessendam in of uit een winkel, gevestigd aan de [adres delict] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen en/of voorhouden aan die [naam slachtoffer 1] van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer 1] van de woorden "Ik steek je neer. Ik schiet je dood. Ik maak je kapot", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.