In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van een overval op een supermarkt in Hardinxveld-Giessendam op 11 maart 2017. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat zij niet de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte de dader was. De zaak kwam aan het licht na een melding van de kassière van de supermarkt, die tijdens de overval bedreigd werd door de dader. De rechtbank heeft vastgesteld dat het signalement dat door de getuigen werd gegeven, te algemeen was en niet specifiek genoeg om de verdachte als dader te identificeren. Bovendien waren er aanwijzingen dat de getuigen elkaar mogelijk hadden beïnvloed in hun verklaringen.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Echter, de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De getuigenverklaringen waren niet betrouwbaar genoeg, en er waren geen objectieve aanwijzingen die de verdachte als dader konden aanwijzen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en de kosten van de verdediging op nihil vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare getuigenverklaringen en de noodzaak voor de aanklager om wettig en overtuigend bewijs te leveren in strafzaken. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de nieuwe aanklacht.