ECLI:NL:RBROT:2017:6136

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
4816866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige beëindiging van agentuurovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], en de besloten vennootschappen Chemitec B.V. en Youngco Invest B.V. De eiser vorderde schadevergoeding na de onregelmatige beëindiging van een agentuurovereenkomst door Chemitec. De overeenkomst, die op 1 mei 2014 was aangegaan voor een periode van 10 jaar, werd door Chemitec opgezegd per 1 september 2015, met als reden dat de doelstellingen niet waren gehaald. Eiser stelde dat de opzegging onterecht was en dat hij recht had op schadevergoeding en een klantenvergoeding. De kantonrechter oordeelde dat Chemitec de overeenkomst onregelmatig had beëindigd, omdat er geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheid was overeengekomen. De rechter bepaalde dat Chemitec schadeplichtig was en dat eiser recht had op een schadevergoeding van € 100.000,00, een klantenvergoeding van € 33.121,44, en vertragingsrente. De vordering tegen Youngco werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat Youngco persoonlijk aansprakelijk was. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser, terwijl de vordering tegen Brinkman werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4816866 \ CV EXPL 16-6468
uitspraak: 2 juni 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser bij exploot van dagvaarding van 8 februari 2016,
gemachtigde: mr. M.K. van den Berge te Den Haag,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Chemitec B.V.,
gevestigd te Moerdijk (gemeente Zevenbergen)
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Youngco Invest B.V.,
gevestigd te Moerdijk (gemeente Zevenbergen),
gedaagden,
gemachtigde: mr. E.C.G. van Loon.
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Brinkman Agro B.V.,
gevestigd te 's-Gravenzande,
derde in de zin van artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv),
gemachtigde: mr. J.A.J. Hendriks.
Partijen worden hierna aangeduid als “[handelsnaam]”, “Chemitec”, Youngco” en “Brinkman”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 8 februari 2016 aan Chemitec en Youngco, met producties;
  • het exploot van dagvaarding ex artikel 118 Rv van 8 februari 2016 aan Brinkman, met producties;
  • de akte van depot inhoudende een USB-stick met daarop twee geluidsfragmenten;
  • de conclusie van antwoord van Brinkman;
  • de conclusie van antwoord van Chemitec en Youngco, met producties;
  • de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis, met producties;
  • de conclusie van dupliek van Brinkman;
  • de conclusie van dupliek van Chemitec en Youngco, met producties;
  • de akte uitlating producties van [handelsnaam];
  • de akte bij pleidooi van [handelsnaam], inhoudende producties 35 tot en met 50;
  • de akte overlegging producties van Chemitec en Youngco, inhoudende producties 25 tot en met 28;
  • de pleitnota van [handelsnaam];
  • de pleitnota van Chemitec en Youngco;
  • het proces-verbaal van het op 22 december 2016 ten overstaan van de kantonrechter gehouden pleidooi.
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Chemitec is actief in de branche voor chemische grondstoffen en industriële grondstoffen. Chemitec verhandelt het product Clarmarin 150 (hierna: Clarmarin), dat zij bij haar Duitse leverancier, te weten Evonik Industries AG (hierna: Evonik) inkoopt.
2.2
Het product Clarmarin is een al langer bestaand, milieuvriendelijk, liquide product met een reinigende en desinfecterende werking voor watergeefsystemen, dat vooral wordt gebruikt in de Nederlandse glastuinbouw. Het product voorkomt biofilm, een soort slijmlaag in watersystemen die als aanhecht- en dus broedplaats kan dienen voor allerlei ziektekiemen.
2.3
In Nederland is Chemitec niet de enige die handelt in dit product, maar zij is naast de enige andere aanbieder in het Noorden van het land (Metaki B.V.) wel de grootste aanbieder. Metaki richt zich op de aardappelteelt en Chemitec richtte zich op de glastuinbouwindustrie. Nederland is het enige EU-land waar het product Clarmarin een goedkeuring heeft verkregen voor het gebruik voor het doden van bacteriën.
2.4
Op 4 april 2014 heeft Chemitec een intentieverklaring met Brinkman, een onderneming met vestigingen in meer dan 30 landen, ten aanzien van de distributie van het product Clarmarin gesloten. Op basis van die intentieverklaring hebben zij in november 2014 een exclusieve distributieovereenkomst gesloten, waarbij Chemitec zich ertoe verbond om slechts aan Brinkman Clarmarin te leveren en dit product niet aan haar concurrenten te leveren.
2.5
Op 1 mei 2014 hebben [handelsnaam] en Chemitec een overeenkomst gesloten die getiteld is als “agentuurovereenkomst”. In deze overeenkomst staat voor zover van belang het volgende:
In aanmerking nemende:
- dat partijen zijn overeengekomen dat [handelsnaam] – voor een periode van bepaalde tijd van 10 jaar – zal gaan optreden als agent voor de door Chemitec in de handel gebrachte producten. Dit in de hoedanigheid van een agentschap wat [handelsnaam] voor eigen rekening uitoefent.
- dat partijen de ter zake gemaakte afspraken wensen vast te leggen;
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
EXCLUSIVITEITSRECHTEN EN RAYON
[handelsnaam] zal met ingang van 1 mei 2014 optreden als agent voor Chemitec producten uitsluitend bij nog niet kopende prospects en potentiële klanten in binnen en buitenland.
1a. op basis van exclusief*agentschap voor Clarmarin 150
1b. overige Chemitec producten op basis van uitsluitend verkopen bij nieuwe accounts in binnen- en buitenland
1c. het is [handelsnaam] toegestaan wederverkopers en dealers aan te stellen
1d. single afspraken voor Chemitec-projecten waar [handelsnaam] zijn sales expertise levert.
2. Chemitec verbindt zich jegens [handelsnaam] om tijdens de duur van deze overeenkomst door [handelsnaam] gerealiseerde verkopen de overeengekomen commissie af te dragen aan [handelsnaam]. Bij rechtstreekse aanvragen en/of herhaalopdrachten van door [handelsnaam] aangebrachte klanten niet anders dan door tussenkomst van [handelsnaam] haar producten te zullen verkopen.
3. De onderhavige overeenkomst heeft betrekking op de door Chemitec in de handelgebrachte producten voor ecologische gladheidbestrijding.
4. [handelsnaam] is niet bevoegd de rechten uit deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk aan een derde over te dragen.
* Op basis van behaalde Clarmarin 150 prognose:
- omzet le jaar 100K
- ieder volgend kalenderjaar vermeerdert met 100K tot bereik van 1mln
(….)
OMZET EN PROVISIE
1. Chemitec bepaald de verkoopprijzen, [handelsnaam] is gerechtigd in de afhandeling zelfstandig de afronding en deal te maken binnen de door Chemitec gestelde marge.
2. Commissie [handelsnaam] 30% all-in op de netto verkoopprijs exclusief de btw.
2a. maximale klantkorting 30%, in overleg te bepalen door [handelsnaam]
3. Uitbetaling van commissie aan [handelsnaam] zal door Chemitec worden voldaan < 5 werkdagen na ontvangst betaling betreffende accountfactuur.
4. [handelsnaam] ontvangt een kopiefactuur van de door hem ingebrachte accounts die worden belast met een factuur door Chemitec verzonden.
BEDRIJFSUITOEFENING
1. [handelsnaam] oefent haar werkzaamheden voor eigen rekening uit.
2. Chemitec ondersteunt [handelsnaam] met technische expertise en stelt monsters en demomateriaal ter beschikking aan [handelsnaam] in verhouding tot het potentieel.
3. [handelsnaam] is verplicht de belangen van Chemitec bij voortduring naar beste weten en met gepaste ijver en te goeder trouw te behartigen.
(….)
DE OVEREENKOMST
1.
De onderhavige overeenkomst is door partijen aangegaan voor een periode van bepaalde tijd van 10 jaar, ingaande op 1 mei 2014. Onverminderd het bepaalde in de overige leden van de overeenkomst zullen partijen maandelijks de ontwikkelingen en voortgang evalueren.
2.6
Op 29 juli 2014 ondertekenen [handelsnaam] en Chemitec een verlengingsovereenkomst, die loopt van 1 mei 2024 tot 1 mei 2034.
2.7
Op 8 april 2015 heeft [J.], manager van Chemitec, een e-mailbericht naar [handelsnaam] gestuurd, met onder meer de volgende inhoud:
“Yes!!!!!!!!!!!!! Podium voor elkaar gekregen om het salesteam bij Royal Brinkman verder te trainen!!!
2.8
Op 24 april 2015 heeft [handelsnaam] voor zover van belang het volgende e-mailbericht naar [J.] gestuurd:
“In ons telefoongesprek van vanmiddag geef jij te kennen, dat jij Chemetic Europe B.V. overweegt de samenwerking te willen stoppen met Royal Brinkman als het gaat om Clarmarin 150. Dit vanwege tegenvallende resultaten waardoor Clarmarin 150 qua business als verliesgevend wordt beschouwd. (…..)”
2.9
Chemitec heeft op 28 april 2015 een brief naar [handelsnaam] gestuurd met de volgende inhoud:
“Sinds 1 mei 2014 treedt u, althans daarbij handelend onder de naam EA Trading voor eigen rekening en risico op als handelsagent van Chemitec BV. (hierna; Chemitec).
Helaas hebben wij moeten constateren dat u de doelstellingen uit de agentuurovereenkomst afgelopen jaar niet hebt gehaald. Om die reden deel ik u hierbij mede, dat de tussen u en Chemitec bestaande agentuurovereenkomst gesloten en ingegaan op 1 mei 2014, per heden wordt opgezegd tegen het einde van deze maand.
Er zal een wettelijke opzegtermijn, ingevolge artikel 7:437 BW van 4 maanden in acht worden genomen, zodat de overeenkomst eindigt op 1 september 2015.
Gedurende deze opzegtermijn bent u vrijgesteld van werkzaamheden.
Vertrouwend u hiermee naar behoren te hebben geïnformeerd”.
2.1
Bij brief van 2 juni 2015 maakt (de gemachtigde van) [handelsnaam] bezwaar tegen de opzegging van Chemitec en maakt hij aanspraak op commissie voor de duur van de overeenkomst en wenst hij voortzetting van de werkzaamheden op korte termijn.
2.11
In het e-mailbericht van 8 juni 2015 staat voor zover van belang het volgende:
“(…) Allereerst loopt mijn contract tot eind september en is DSM een account die [handelsnaam] voor Chemitec B.V. heeft verworven en niet Paul. Wederom houdt Chemitec zich niet aan het contract!! (…)”
2.12
De gemachtigde van Chemitec heeft bij brief van 12 juni 2015 op de brief van [handelsnaam] gereageerd waarbij [handelsnaam] aansprakelijk wordt gesteld voor de door haar gestelde schade als gevolg van het (onjuist) gebruik van het product.
2.13
Op 15 december 2015 wordt een laatste aangetekende aanmaning aan Chemitec verzonden, tevens ingebrekestelling tot nakoming van de contractuele verplichting van Chemitec om [handelsnaam] tijdig te voorzien van alle relevante documenten inzake de afzet van Clarmarin bij Brinkman, alsmede aansprakelijkstelling van Chemitec voor de schade uit hoofde van toerekenbare niet-nakoming van de agentuurovereenkomst door Chemitec.

3.De gewijzigde vordering en de grondslag daarvan

3.1
[handelsnaam] heeft – na wijziging van eis – gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen/oordelen
Primair
1. een verklaring voor recht dat (de directie) van Chemitec de agentuurovereenkomst met [handelsnaam] van 1 mei 2014 toerekenbaar niet is nagekomen dan wel onregelmatig en/of onder voorgewende/valse voorwendselen heeft beëindigd en daarom schadeplichtig is;
2. dat Chemitec c.s. haar boeken openlegt en alle inkooporders en facturen
produceert over de periode 1 mei 2015 tot en met de dag der openlegging met
betrekking tot de producten Clarmarin 150 en lceMelz korrels bij de door [handelsnaam] aangebracht klanten (ANWB, Sligro, Newco Europe, Jumbo, Blokker, Halfords en Udea), zulks onder oplegging van een dwangsom van EUR 500,- per (gedeelte van een) dag voor elke dag na betekening van het ten deze te wijzen vonnis dat Chemitec niet aan de veroordeling tot openlegging voldoet;
3. dat Brinkman Agro B.V. haar boeken in relatie tot de afzet van het product Clarmarin 150 openlegt en alle inkooporders en inkomende/uitgaande facturen produceert over de periode 1 mei 2014 tot aan de dag van overlegging, met betrekking tot het product Clarmarin 150, zulks onder oplegging van een dwangsom van EUR 250,- per (gedeelte van een) dag voor elke dag na betekening van het ten deze te wijzen vonnis dat Brinkman niet aan de veroordeling tot openlegging voldoet;
4. dat hij/zij een deskundige benoemt om op basis van de onder 2 en 3 geproduceerde documenten een bedrag vast te stellen gemoeid met de omzet bij Chemitec en/ of Brinkman van Clarmarin 150 in de periode 1 mei 2014 tot aan de dag der openlegging, en
5. dat de kantonrechter Chemitec c.s. en Brinkman gebiedt volledige openheid van
zaken alsmede medewerking te geven in het kader van het sub 4 gevorderde;
6. dat hij daarna de zaak naar de rol verwijst opdat een gemiddeld bedrag aan
commissie (per maand) wordt vastgesteld en ten laste van Chemitec cs aan [handelsnaam] wordt toegekend op basis van de onder 2 t/m 5 verkregen documenten en relevante informatie, berekend aan de hand van 30% van de bruto verkoopprijs van de omgezette hoeveelheden Clarmarin over de aldaar genoemde periode, exclusief btw;
7. dat de gemiddelde commissie per maand voor lceMelz over de jaren 2013 en 2014
wordt vastgesteld op EUR 2.868,65 ex btw;
8. dat Chemitec of Youngco als verantwoordelijke directeur op basis van hoofdelijkheid een bedrag, te vermeerderen met btw en wettelijke rente, aan commissie/ beloning c.q. gederfde winst dan wel schadeloosstelling in de zin van de wet, op basis van het sub 4. gevorderde over de periode 1 mei 2014 tot en met 30 april 2024 binnen 14 kalenderdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis overmaakt op het bankrekeningnummer van [handelsnaam] te [plaatsnaam];
9. dat twaalf maal het aldus berekende gemiddeld bedrag aan maandcommissie ten
titel van klantenvergoeding aan [handelsnaam] wordt toegekend, te vermeerderen met
de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding, onder de bepaling dat een en ander binnen 7 kalenderdagen na betekening van het ten deze te
wijzen vonnis wordt overgemaakt op het bankrekeningnummer van [handelsnaam] te
[plaatsnaam], zulks onder verstrekking van een specificatie van de betaling;
Subsidiair dat de kantonrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad bepaalt/ oordeelt
1. een verklaring voor recht dat (de directie van) Chemitec de agentuurovereenkomst met [handelsnaam] van 1 mei 2014 toerekenbaar niet is nagekomen dan wel onregelmatig en/of onder voorgewende/valse voorwendselen heeft beëindigd en daarom schadeplichtig is;
2. dat een gemiddeld bedrag aan commissie (per maand) wordt vastgesteld ad EUR
2.760,12 ex btw voor Clarmarin én EUR 2.868,65 voor lceMelz, en ten laste van
Chemitec en Youngco aan [handelsnaam] wordt toegekend zoals onder 3 hierna
berekend;
3. dat Chemitec en Youngco als verantwoordelijke directeur op basis van
hoofdelijkheid een bedrag aan gemiste commissie en of beloning dan wel schadeloos stelling in de zin van de wet, op basis van het sub 2. gevorderde over de periode 1 september 2015 tot en met 30 april 2024 ofwel 104 x (2.760,12 +2.868,65) = EUR 585.292,08 te vermeerderen met een bedrag ad EUR 11.040,48 aan vergoeding over de opzegtermijn ofwel in totaal EUR 596.432,56, te vermeerderen met 21% btw binnen 14 kalenderdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis overmaakt op het bankrekeningnummer van [handelsnaam] te [plaatsnaam], zulks onder verstrekking van specificaties van de betalingen;
4. dat daarenboven twaalf maal het berekende gemiddeld bedrag aan maandcommissie ten titel van klantenvergoeding ofwel in totaal minimaal EUR 67.551,24 aan [handelsnaam] wordt toegekend, onder de bepaling dat Chemitec of Youngco als verantwoordelijke directeur, de één betalende de ander in zoverre gekweten, dit binnen 7 kalenderdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis moeten hebben overgemaakt op het bankrekeningnummer van [handelsnaam] te [plaatsnaam], zulks onder verstrekking van een specificatie van de betaling;
5. een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van de dag der dagvaarding;
Meer subsidiair dat de kantonrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat (de directie van) Chemitec de agentuurovereenkomst met
[handelsnaam] van 1 mei 2014 toerekenbaar niet is nagekomen dan wel onregelmatig
en/of onder voorgewende/valse voorwendselen heeft opgezegd en daarom
schadeplichtig is;
2. dat het bedrag van de schade(vergoeding) wordt betekend en vastgesteld in een
schadestaatprocedure en dat de zaak daarnaar wordt verwezen teneinde voort te
procederen;
en voorts, primair, subsidiair en meer subsidiair dat de kantonrechter bepaalt
A. dat Chemitec of Youngco als verantwoordelijke directeur op basis van
hoofdelijkheid het contractueel verschuldigde bedrag aan vertragingsrente ad EUR 39,32 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 18 juni 2015, binnen 14 kalenderdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis overmaakt op het
bankrekeningnummer van [handelsnaam] te [plaatsnaam];
dat Chemitec of Youngco als verantwoordelijke directeur op basis van
hoofdelijkheid de buitengerechtelijke kosten ad EUR 970,50 binnen 14 kalenderdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, zo nodig te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 14e dag na betekening, overmaakt op het bankrekeningnummer van [handelsnaam] te [plaatsnaam];
dat Chemitec wordt veroordeeld in de kosten van dit geding, die der eventuele deskundigen ter beoordeling van de opengelegde boeken geproduceerde documenten, eventuele nadere kosten in verband daarmee, en alle verschenen getuigen daaronder begrepen; zulks onder de bepaling dat indien de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, in voorkomend geval (bij betekening) te verhogen, niet uiterlijk binnen 7 werkdagen na de datum van het vonnis zullen zijn bijgeschreven op de derdenrekening van de St. Beheer Derdengelden Haagse Kantoren (nr. NL71 RABO010.60.05.324), te Den Haag, ovv “proceskosten [handelsnaam]/Chemitec cs; Mr. Van den Berge”, daarover met ingang van de 8e werkdag na de datum van de betekening van het vonnis de wettelijke rente verschuldigd is.
3.2
Aan zijn vordering heeft [handelsnaam] naast bovengenoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1 (
De rechtsvoorganger van) [handelsnaam] heeft met Chemitec (en/of één van haar gelieerde ondernemingen) vanaf november 2013 diverse agentuurovereenkomsten gesloten, waaronder een voor bepaalde tijd, van 1 mei 2014 voor de duur van 10 jaar, met een verlengingsovereenkomst voor nog eens tien jaar. Met deze agentuurovereenkomst verbond [handelsnaam] zich om op te treden als agent voor Chemitec “uitsluitend bij nog niet kopende prospects en potentiële klanten in binnen- en buitenland’, onder meer op basis van een ‘exclusief agentschap voor het product Clarmarin 150’. Geen van beide overeenkomsten kent een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid of een opzegtermijn.
3.2.2
[handelsnaam] heeft Brinkman als grote klant voor Chemitec binnengehaald en dit heeft uiteindelijk geleid tot een exclusieve distributieovereenkomst tussen Chemitec en Brinkman.
De omzet van Clarmarin, via Brinkman, is op een gegeven moment tegengevallen omdat er een gerucht is ontstaan dat Clarmarin slijmvorming in de watersystemen onvoldoende tegengaat. Brinkman is een grondig onderzoek gestart en haar klanten gebruikten tijdelijk een ander middel. [handelsnaam] wordt, in strijd met de agentuurovereenkomst met [handelsnaam], niet op de hoogte gehouden van de aard en omvang van de problemen met Clarmarin.
3.2.3
Terwijl [handelsnaam] begin april 2015 allerlei promotionele activiteiten en acties bedenkt om de bekendheid van Clarmarin en dus de afzetmogelijkheden te vergroten, heeft Chemitec bij brief van 28 april 2015 de agentuurovereenkomst tussen partijen per
1 september 2015 opgezegd. In de brief staat dat de doelstellingen uit de agentuurovereenkomst niet gehaald zouden zijn en dat om die reden wordt opgezegd per
1 september 2015. Er wordt niets gezegd over problemen met Claramin of over een stopzetting van de samenwerking met Brinkman, terwijl Chemitec daarvoor dat had aangegeven. Uit de markt heeft [handelsnaam] vernomen dat Chemitec nog wel zaken met Brinkman doet en dat na oplossing van het probleem met Clarmarin, de leveringen van dat product aan (klanten van) Brinkman weer gewoon zijn aangetrokken. [handelsnaam] vermoedt dat Chemitec de verkoop ervan aan Brinkman liever rechtstreeks of via een andere leverancier wilde regelen, in elk geval zonder commissie aan [handelsnaam] te hoeven afstaan.
3.2.4
Chemitec heeft de agentuurovereenkomst tussen partijen opgezegd, terwijl tussentijdse opzegging niet is overeengekomen. Op grond van artikel 7:439 e.v. BW is Chemitec schadeplichtig. [handelsnaam] is ook agent voor het Chemitec-product IceMelz ecologische korrels voor gladheidsbestrijding. Hij deed dit weliswaar voor een zustermaatschappij van Chemite, CBP (eveneens dochter van Youngco), maar met het sluiten van het tienjarig (eerste) contract met Chemitec voor Clarmarin is het aanvankelijk 2-jarig contract met CBP bewust en op verzoek van [handelsnaam] en according van Chemitec, omgezet naar een contract tussen Chemitec en [handelsnaam] dat ook zag op de bemiddeling bij verkoop van IceMelz-korrels. Over de jaren 2013 en 2014 heeft [handelsnaam] een gemiddelde provisie van € 2.868,65 ex btw per maand in IceMelz.
3.2.5
[handelsnaam] heeft recht op beloning over de voorfase waarin hij zich bovenmatig maar tegen minimale beloning heeft ingespannen tot en met augustus 2015, op schadeloosstelling gelijk aan de beloning over de tijd dat de agentuurovereenkomst bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren en op klantenvergoeding. Voorts maakt [handelsnaam] aanspraak op misgelopen commissie. Voor de berekening van de daadwerkelijk verschuldigde commissie dient [handelsnaam] te weten wat Chemitec – al dan niet via Brinkman – daadwerkelijk met Clarmarin heeft omgezet sinds 1 mei 2014. Zowel Chemitec als Brinkman dienen daarvoor informatie aan [handelsnaam] te verschaffen.
3.2.6
Voorts maakt [handelsnaam] aanspraak op de rente van € 39,32, omdat Chemitec de factuur van 6 maart 2015 niet tijdig heeft betaald. Eveneens maakt [handelsnaam] aanspraak op de buitengerechtelijke kosten.
3.2.7
Youngco, de directie van Chemitec, valt in dit geval persoonlijk een ernstig verwijt te maken van de ontstane situatie. Youngco heeft namelijk de vennootschap vertegenwoordigd en heeft de verantwoordelijkheid genomen voor de beslissingen. Zij heeft bepaalde feiten verzwegen en onder voorgewende of valse voorwendselen de overeenkomst met [handelsnaam] voortijdig opgezegd en daarmee Chemitec schadeplichtig gemaakt. Youngco is daarmee mede aansprakelijk voor de veroorzaakte schade.

4.Het verweer van Chemitec en Youngco

4.1
Chemitec en Youngco hebben de vordering betwist en hebben geconcludeerd dat [handelsnaam] daarin niet ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden ontzegd, met veroordeling van [handelsnaam] in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente alsmede in de nakosten.
4.2
Daartoe hebben zij – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.2.1
Het is Youngco onduidelijk waarom zij door [handelsnaam] in deze procedure is betrokken. Youngco is de enige aandeelhouder en bevoegd bestuurder van Chemitec, maar zij is geen partij bij de overeenkomst tussen [handelsnaam] en Chemitec. Enige grondslag voor een vermeende vordering van [handelsnaam] op Youngco wordt op geen enkele manier door [handelsnaam] onderbouwd. De vordering jegens Youngco dient te worden afgewezen. Voor zover zij wel hoofdelijk aansprakelijk zou zijn, dan heeft het volgende verweer van Chemitec een op een te gelden voor Youngco.
4.2.2
De overeenkomst die Chemitec en [handelsnaam] op 1 mei 2014 hebben gesloten, kan niet worden gekwalificeerd als een agentuurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:428 BW e.v. Wil er sprake zijn van een agentuurovereenkomst is immers vereist dat de agent namens de principaal bemiddelt in de totstandkoming van overeenkomsten tussen de principaal en de potentiële klant. In dit geval zou [handelsnaam] namens Chemitec potentiële afnemers van het product Clarmarin150 rechtstreeks moeten hebben benaderd en zou hij in opdracht en ten behoeve van Chemitec moeten hebben bemiddeld in de totstandkoming van een overeenkomst tussen deze (potentiële) afnemers en Chemitec. In werkelijkheid heeft een dergelijke bemiddeling van [handelsnaam] namens Chemitec nimmer plaatsgevonden. Er was nimmer sprake van een agentschap, er was geen sprake van structurele en seriematige bemiddeling door [handelsnaam] namens Chemitec in de totstandkoming van overeenkomsten tussen Chemitec en klanten. Brinkman nam de verkoop van het product voor haar eigen rekening. De rol van [handelsnaam] was slechts beperkt tot een ondersteunende rol bij de verkoop van het product Clarmarin.
4.2.3
Partijen zijn niet juridisch onderlegd, althans niet in die zin dat zij zich veelvuldig bezig houden met het opstellen van overeenkomsten. Bij het opstellen van de overeenkomst van 1 mei 2014 heeft geen van deze partijen zich laten bijstaan door een jurist of advocaat. Partijen hebben uit praktische overwegingen simpelweg een andere overeenkomst (die zij eerder hadden gesloten, althans door aan hen gelieerde partijen) als uitgangspunt genomen. Dit betekent echter niet dat zij de bedoeling hadden om ook in het onderhavige geval een agentuurovereenkomst te sluiten of dat zij om die reden een agentuurovereenkomst zouden hebben gesloten. Nu er geen sprake is van een agentuurovereenkomst tussen partijen, maar van een overeenkomst van opdracht is afdeling 4 van titel 7 van boek 7 BW niet van toepassing en zijn de vorderingen van [handelsnaam] tot schadevergoeding niet toewijsbaar.
4.2.4
De overeenkomst van 1 mei 2014 voorziet wel in een mogelijkheid tot tussentijdse beëindiging van de overeenkomst, zodat er geen sprake is van een onregelmatige opzegging door Chemitec. Het voortduren van de overeenkomst van 1 mei 2014 door partijen werd afhankelijk gemaakt van het behalen van een bepaalde omzet en van een evaluatie van de samenwerking. Partijen zijn immers overeengekomen dat zowel de ontwikkelingen als de voortgang van de overeenkomst door hen maandelijks zou worden geëvalueerd. Daarmee zijn partijen nadrukkelijk een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid overeengekomen, in die zin dat de overeenkomst zou eindigen als de geprognotiseerde omzet niet werd gehaald, tenzij partijen op basis van deze (maandelijkse) evaluatie van de voortgang besloten de samenwerking voort te zetten. Zowel artikel 1 en 7 in de overeenkomst van 1 mei 2014 afzonderlijk, als de combinatie van die twee artikelen, maakt dat partijen hebben voorzien in een vorm van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst. Hoewel partijen bij het aanpassen van de overeenkomst wel hebben nagedacht over het in stand houden van die mogelijkheid tot tussentijdse beëindiging, hebben zij geen afspraak gemaakt, over de duur van een opzegtermijn. Voor de opzegtermijn is gekeken naar de wettelijke termijn van
4 maanden, zoals bedoeld in artikel 7:437 BW. De overeenkomst is op 28 april 2015 rechtsgeldig opgezegd met inachtneming van voormelde wettelijke opzegtermijn en dus op 1 september 2015 geëindigd.
4.2.5
Indien en voor zover deze taalkundige betekenis van de bepalingen omtrent de mogelijkheid tot tussentijdse beëindiging van de overeenkomst niet in voldoende mate doorslaggevend zou zijn, wijst Chemitec er meer subsidiair op dat de hiervoor aangehaalde bepaling uitgelegd dient te worden aan de hand van de bedoeling van partijen, hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten en hun gedragingen. Dat partijen de mogelijkheid tot tussentijdse beëindiging hebben ingebouwd, is niet meer dan logisch. Voor beide partijen waren zowel het product Icemelz eco als het product Clarmarin ten tijde van het sluiten van de desbetreffende overeenkomst(en) volledig nieuw. Ook [handelsnaam] geeft eenzelfde uitleg aan deze bepaling, aangezien hij per e-mailbericht van 8 juni 2015 heeft ingestemd met de opzegging van de overeenkomst.
4.2.6
Nog meer subsidiair voert Chemitec aan dat [handelsnaam] op 8 juni 2015 heeft ingestemd met de opzegging. Die instemming dient te worden gelezen als een toestemming in de zin van artikel 7:439 BW. Vanwege die toestemming voldoet de opzegging van de overeenkomst door Chemitec aan de eis van 7:439 BW en is Chemitec niet schadeplichtig.
4.2.7
Nog meer subsidiair wijst Chemitec erop dat zij ook een dringende reden had om de overeenkomst met [handelsnaam] te beëindigen. De omzetprognose werd niet gehaald, doordat [handelsnaam] zich niet langer op de verkoop van het product Clarmarin richtte. Hij heeft per 1 april 2015 een vaste baan bij Bosch Rexroth B.V. geaccepteerd.
Indien er sprake zou zijn geweest van een (traditionele) agentuurovereenkomst, zou de handelsagent zichzelf in de voet schieten als hij niet zou presteren. Immers de handelsagent handelt op basis van een commissie. In dit geval was de commissie van [handelsnaam] niet zozeer gekoppeld aan zijn eigen prestaties. Zijn werkzaamheden zagen er slechts op toe om (de verkopers van) Brinkman waar nodig te ondersteunen in de verkoop van Clarmarin. Achteraf bleken de afspraken tussen [handelsnaam] en Chemitec een vervelende bijkomstigheid te hebben waarbij Chemitec bij het opstellen van de overeenkomst niet had stilgestaan; als [handelsnaam] niets zou doen, maar slechts zou meeliften op de verkoopinspanningen van Brinkman, dan zou [handelsnaam] alsnog een commissie ontvangen. Bovendien was er sprake van een exclusiviteit tussen Chemitec en [handelsnaam], in die zin dat Chemitec niet een andere partij kon inzetten om deze ondersteuning aan Brinkman te bieden, ook indien [handelsnaam] zijn taak verzuimde en niet de gewenste resultaten behaalde en per 1 april 2015 zelfs een andere baan had geaccepteerd.
4.2.8
Op basis van het vorenstaande kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van Chemitec worden verwacht dat zij de overeenkomst met [handelsnaam] nog langer zou voortzetten. Het in acht nemen van een opzegtermijn, doet niets af aan het feit dat Chemitec een dringende reden had om de overeenkomst met [handelsnaam] te beëindigen.
4.2.9
Indien Chemitec wel schadeplichtig zou zijn wegens een onregelmatige opzegging van de overeenkomst, dient op grond van artikel 7:441 BW bij de berekening van de gefixeerde schadevergoeding als uitgangspunt de eerder verdiende provisie in de afgelopen
12 maanden voorafgaand aan de opzegging. [handelsnaam] heeft dan ook geen belang bij haar vordering tot openlegging van de boeken door Chemitec. Door Chemitec zijn reeds de maandelijkse omzet in de periode van 1 mei 2014 tot en met 1 september 2015 aan [handelsnaam] ter beschikking gesteld, zodat hij de daadwerkelijk verdiende commissie kan berekenen. Chemitec doet een beroep op matiging ex artikel 7:441 BW.
4.2.10
[handelsnaam] heeft evenmin recht op een klantenvergoeding ex artikel 7:442 BW. [handelsnaam] heeft geen nieuwe klanten bij Chemitec aangebracht. De enige afnemer van het product Clarmarin was Brinkman, die reeds een bestaande klant van Chemitec was. De intentieverklaring tussen Chemitec en Brinkman werd reeds gesloten vóór het aangaan van de agentuurovereenkomst door Chemitec met [handelsnaam]. De bemoeienissen van [handelsnaam] bij de verkopen van Chemitec waren zeer beperkt, zelfs zo beperkt dat indien [handelsnaam] zijn ondersteuning niet had verleend, de omzet van Chemitec op eenzelfde manier was ontwikkeld. [handelsnaam] heeft geen noemenswaardige bijdrage geleverd aan het uitbouwen van de relatie met Brinkman.
4.2.11
Chemitec heeft steeds voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van 1 mei 2014 en [handelsnaam] steeds voorzien van de inkoopfacturen van Brinkman, zodat [handelsnaam] zijn commissie bij Chemitec in rekening kon brengen. Chemitec ziet niet in wat het belang is van [handelsnaam] bij zijn vordering tot openlegging van de boeken van Chemitec. [handelsnaam] heeft die gegevens al.
4.2.12
Chemitec betwist dat de overeenkomst van 1 mei 2014 ook toeziet op het agentschap tussen CBP en [handelsnaam] met betrekking tot het product EceMelz. Er is geen sprake van een omzetting of contractovername. Nu CBP geen partij is bij deze overeenkomst, dient de vordering met betrekking tot het product Icemelz buiten beschouwing te worden gelaten.

5.Het standpunt van Brinkman als derde in de zin van artikel 118 Rv

Brinkman heeft de vordering van [handelsnaam] betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [handelsnaam] voor zover het betreft:
1) Het produceren van uitgaande facturen over de periode 1 mei 2014 tot aan de dag van overlegging, met betrekking tot het product Clarmarin 150, althans te bepalen dat Brinkman kan volstaan met een overzicht van de totaal gerealiseerde omzet per maand waarna een deskundige op kosten van [handelsnaam] zo nodig de boeken in kan zien ter controle van deze omzetgegevens zonder dat daarbij facturen dienen te worden overgelegd aan [handelsnaam], het één en ander tegen vergoeding van een bedrag door [handelsnaam] van € 50,- aan Brinkman Agro B.V. per uur dat het onderzoek in beslag neemt, althans te bepalen dat voor zover de
uitgaande facturen moeten worden geproduceerd dat het [handelsnaam] verboden is mededelingen aan derden te doen omtrent deze gegevens en te bepalen dat [handelsnaam] een bedrag van € 2.000,- verschuldigd zal zijn als vergoeding voor het verstrekken van deze facturen;
2) De oplegging van een dwangsom van € 500,- per (gedeelte van een) dag voor elke dag na betekening van het ten deze te wijzen vonnis dat Brinkman niet aan de veroordeling tot openlegging voldoet;
3) Het verzoek dat een deskundige wordt benoemd om op basis van de onder 2 en 3 bij dagvaarding verzochte documenten een bedrag vast te stellen gemoeid met de verkoopomzet bij Brinkman Agro BV. van Clarmarin 150 in de periode 1 mei 2014 tot aan de dag der openlegging, althans voor zover Brinkman daar toe wel gehouden is medewerking te verlenen, te bepalen dat [handelsnaam] een vergoeding aan Brinkman betaalt van € 50,- per uur dat het onderzoek in beslag neemt;
4) dat U Edelachtbare Brinkman gebiedt volledige openheid van zaken alsmede medewerking te geven in het kader van het sub 4 bij dagvaarding gevorderde voor zover het de verkoopomzet bij Brinkman betreft van Clarmarin 150,
voor het overige, dat wil zeggen het geven van inzage in inkooporders inkomende facturen van het product Clarmarin 150 en het geven van medewerking aan een deskundigenonderzoek naar die inkooporders en inkomende facturen, refereert Brinkman zich aan het door de kantonrechter te geven oordeel in de aanhangige procedure tussen [handelsnaam] en Chemitec c.s..

6.De beoordeling van de vordering

ten aanzien van Youngco
6.1
Het is vaste rechtspraak dat voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder op grond van artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereist is dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van aansprakelijkheid als in dit artikel bedoeld, is pas sprake bij een onmiskenbare, duidelijke tekortkoming. Bij de beoordeling van de vraag of van een ernstig verwijt sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. De beoordeling moet voorts plaatsvinden naar het moment waarop het litigieuze handelen of nalaten plaatsvond.
6.2
Chemitec is een rechtspersoon en het kan niet anders dan dat zij wordt vertegenwoordigd door haar bestuurder. Die enkele omstandigheid leidt echter niet tot enige aansprakelijkheid van die bestuurder. Uit de door [handelsnaam] opgesomde omstandigheden kan niet worden afgeleid waarin Youngco als bestuurder van Chemitec onmiskenbaar en duidelijk tekort is geschoten. Door [handelsnaam] is onvoldoende concreet naar voren gebracht dat Youngco als bestuurder persoonlijk een verwijt valt te maken van de ontstane situatie en dat zij mede aansprakelijk moet worden gehouden voor de door [handelsnaam] gestelde schade. Het beroep op bestuurdersaansprakelijkheid slaagt derhalve niet en de vorderingen jegens Youngco kunnen op deze grond niet worden toegewezen.
ten aanzien van Chemitec
De aard van de overeenkomst
6.3
In geschil tussen partijen is de vraag of de overeenkomst moeten worden gekwalificeerd als agentuurovereenkomst (standpunt [handelsnaam]) of overeenkomst van opdracht (standpunt Chemitec). Wat tussen partijen heeft te gelden, wordt bepaald door hetgeen hen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij de overeenkomst feitelijk hebben uitgevoerd en aldus daaraan inhoud hebben gegeven.
6.4
Artikel 7:428 lid 1 BW bepaalt dat een overeenkomst waarbij de ene partij (de principaal) aan de andere partij (de handelsagent) opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn, moet worden gekwalificeerd als een agentuurovereenkomst. De tussen partijen gesloten overeenkomst vermeldt in de kop
“agentuurovereenkomst”en [handelsnaam] is daarin aangeduid als “
Agent”voor de door Chemitec in de handel gebrachte producten. Dergelijke benamingen duiden op een agentuurovereenkomst, hoewel de benamingen op zichzelf niet van doorslaggevende betekenis zijn. In de onderhavige situatie duidt de omschrijving onder het kopje
“Exclusiviteitsrechten en rayon: [handelsnaam] zal met ingang van 1 mei 2014 optreden als agent voor Chemitec producten uitsluitend bij nog niet kopende prospects en potentiele klanten in binnen en buitenland. 1a. op basis van exclusief agentschap voor Clarmarin 150.”,eveneens op het bestaan van een agentuurovereenkomst. De wet bepaalt (in artikel 7:431 e.v. BW) dat een handelsagent recht kan hebben op provisie, welk woord ook onder het kopje “
Omzet en provisie”van de overeenkomst is opgenomen. Voorts heeft Chemitec niet weersproken dat zij [handelsnaam] commissie heeft betaald over de periode 1 mei 2014 tot 1 september 2015, zodat de wijze waarop partijen feitelijk uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst in zoverre ook in overeenstemming is met de wettelijke definitie van de agentuurovereenkomst. Dat [handelsnaam] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden ondergeschikt was aan Chemitec, is gesteld noch gebleken. Dat Chemitec niet de bedoeling heeft gehad om een agentuurovereenkomst aan te gaan, maakt dat niet anders, nu de wijze waarop partijen feitelijk invulling hebben gegeven aan hun samenwerking onmiskenbaar valt onder de wettelijke definitie van de agentuurovereenkomst. De kantonrechter gaat dan ook uit van het bestaan van een agentuurovereenkomst tussen partijen.
Opzegging van de overeenkomst
6.5
Nu de vraag of er tussen partijen een agentuurovereenkomst is gesloten bevestigend is beantwoord, dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of deze overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd en of [handelsnaam] nog recht heeft op enige vergoeding.
6.6
In de overeenkomst tussen CBP en [handelsnaam] zijn partijen uitdrukkelijk een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid overeengekomen. Het artikel over de opzegging is daarentegen niet opgenomen in de onderhavige overeenkomst tussen [handelsnaam] en Chemitec, terwijl zij de overeenkomst tussen CBP en [handelsnaam] als uitgangspunt hadden genomen. In de onderhavige overeenkomst staat in artikel 7:
“Partijen zijn een overeenkomst aangegaan voor een periode van bepaalde tijd van 10 jaar, ingaande op1 mei 2014.Onverminderd het bepaalde in de overige leden van deze overeenkomst zullen partijen maandelijks de ontwikkelingen en voortgang evalueren”.Chemitec stelt zich op het standpunt dat de tussentijdse opzeggingsmogelijkheid is overeengekomen, omdat de duur van de overeenkomst niet afhankelijk was van het verloop van een bepaalde periode, maar van het door [handelsnaam] behalen van een geprognotiseerde jaaromzet van € 100.000,00 in het eerste jaar. Indien de prognose niet zou worden gehaald, zou het agentschap vervallen, tenzij partijen op basis van de maandelijkse evaluatie van de voortgang zouden besluiten de samenwerking voort te zetten. Deze stelling van Chemitec kan niet worden gevolgd. In artikel 1 van de overeenkomst staat niet dat de duur van de overeenkomst afhankelijk is van de jaaromzet. Ook in artikel 7 is geenszins te lezen dat partijen de overeenkomst tussentijds kunnen opzeggen. Dat partijen de ontwikkelingen evenals de voortgang van de overeenkomst maandelijks gaan evalueren, wil niet zeggen dat partijen een opzegmogelijkheid hebben. Indien partijen de bedoeling hadden om in de overeenkomst de mogelijkheid te hebben deze tussentijds te beëindigen, dan hadden zij een dergelijke bepaling, zoals die wel is opgenomen in de overeenkomst tussen [handelsnaam] en CBP, ook in de onderhavige overeenkomst moeten opnemen. Dat dit niet is gebeurd, wijst erop dat partijen deze bedoeling niet hebben gehad. Dit betekent dat Chemitec het recht niet had om de overeenkomst tussentijds op te zeggen. Nu Chemitec de overeenkomst wel tussentijds heeft beëindigd, is zij op grond van artikel 7:439 BW schadeplichtig.
Verklaring voor recht
6.7
Artikel 7:439 bepaalt dat de partij die de overeenkomst beëindigt zonder eerbiediging van haar duur of zonder inachtneming van de wettelijke of overeengekomen opzeggingstermijn en zonder dat de wedepartij daarin toestemt, schadeplichtig is, tenzij zij de overeenkomst doet eindigen om een dringende, aan de wedepartij onverwijld medegedeelde reden.
6.8
Gelet op de door de gemachtigde van [handelsnaam] verzonden brief van 2 juni 2015 waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de opzegging van Chemitec, kan de uitleg van Chemitec dat [handelsnaam] per e-mailbericht van 8 juni 2015 met de opzegging heeft ingestemd niet worden gevolgd.
6.9
Voor zover Chemitec heeft beoogd te stellen dat de omstandigheid dat [handelsnaam] een fulltime baan heeft geaccepteerd bij Bosch Rexroth B.V., de overeengekomen omzetprognose niet is gehaald en dat de afspraken tussen partijen een vervelende bijkomstigheid hadden, dit redenen zijn die zijn aan te merken als dringende redenen als bedoeld in artikel 7:439 BW heeft zij haar stelling onvoldoende onderbouwd. In het tweede lid van genoemd artikel is namelijk bepaald dat dringende redenen omstandigheden zijn van zodanige aard dat van de partij die de overeenkomst doet eindigen, redelijkerwijs niet gevergd kan worden de overeenkomst, zelfs tijdelijk, in stand te laten. Zonder nadere toelichting bij dupliek, die ontbreekt, valt niet in te zien, waarom de door Chemitec gestelde omstandigheden van zodanige aard waren dat van Chemitec redelijkerwijs niet gevergd kon worden de overeenkomst zelfs niet slechts tijdelijk in stand te laten. De kantonrechter zal gelet hierop het standpunt van Chemitec op dit punt passeren en oordelen dat de overeenkomst door Chemitec onregelmatig is beëindigd en dat Chemitec op grond van artikel 7:439 lid 1 BW schadeplichtig is. De gevorderde verklaring voor recht onder 1 zal dan ook worden toegewezen, zoals in het dictum vermeld.
6.1
Uit de vorderingen van [handelsnaam] blijkt dat hij gefixeerde schadevergoeding vordert en geen volledige schadevergoeding. Uitgangspunt bij het berekenen van de gefixeerde schadevergoeding is de eerder verdiende provisie in de afgelopen 12 maanden voorafgaand de opzegging. [handelsnaam] heeft derhalve geen belang bij haar vordering tot openlegging van de boeken door Chemitec die toeziet op de periode na de beëindiging van de agentuurovereenkomst op 1 september 2015. Dit geldt eveneens voor de vordering ten aanzien van Brinkman aan wie medewerking wordt gevorderd. Het primair gevorderde onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 zal dan ook worden afgewezen.
6.11
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot het product IceMelz overweegt de kantonrechter als volgt. De overeenkomst met betrekking tot het product IceMelz is gesloten tussen CBP en [handelsnaam]. Van een omzetting of een contractsovername is niet gebleken. Chemtic heeft als partij dan ook niets te maken met het product IceMelz, zodat de vordering onder 7 niet voor toewijzing vatbaar is.
Schadevergoeding door onregelmatige beëindiging
6.12
Nu is geconcludeerd dat Chemitec de agentuurovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd, is zij schadeplichtig. Ingevolge artikel 7:439 jo. 7:441 BW is zij gehouden tot betaling aan [handelsnaam] van een som die gelijk is aan de beloning over de tijd dat de agentuurovereenkomst bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren. Voor de vaststelling van de som wordt rekening gehouden met de in de voorafgaande tijd verdiende provisie en met alle andere ter zake in acht te nemen factoren. Bij de berekening van de schadevergoeding moet in beginsel worden uitgegaan van de in de twaalf maanden voorafgaande aan de beëindiging (in casu 1 september 2015) verdiende provisie. Brinkman was de enige klant van Chemitec. Derhalve zal worden gekeken naar de omzet die Chemitec bij Brinkman heeft gerealiseerd.
6.13
Uit de door partijen overgelegde stukken leidt de kantonrechter het volgende af ter zake de omzet en de provisie. Over de periode 1 mei 2014 tot 31 december 2014 was er een omzet van € 55.212,50 en over de periode 1 januari 2015 tot 31 augustus 2015 was er een omzet van € 6.304,55. Aangezien Chemitec de overeenkomst tussen partijen reeds in april 2015 heeft opgezegd, acht de kantonrechter de referteperiode van 2015 niet representatief voor de berekening van de gemiddelde verschuldigde provisie en daarmee evenmin voor de berekening van de schade die [handelsnaam] heeft geleden. De kantonrechter zal daarom bij de berekening van de gemiddelde provisie slechts uitgaan van de omzet over de periode 1 mei 2014 tot 31 december 2014. Er is sprake van een gemiddelde provisie van € 2.760,62 ex btw per maand. Nu in de overeenkomst niet de bevoegdheid is opgenomen om de overeenkomst tussentijds op te zeggen, moet ervan worden uitgegaan dat de overeenkomst tot 1 mei 2024 zou hebben voortgeduurd indien deze niet tussentijds was beëindigd, zodat de schadevergoeding € 287.104,48 (104 x € 5.629,27) zou bedragen. Gezien de hoogte van dit bedrag, zal de kantonrechter dit bedrag naar billijkheid matigen tot een bedrag van € 100.000,00. Het subsidiair onder 2 en 3 gevorderde zal worden toegewezen, zoals hierna vermeld. De wettelijke rente wordt eveneens toegewezen.
Klantenvergoeding
6.14
Ten aanzien van de klantenvergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 7:442 lid 1 BW heeft een agent bij het einde van de agentuurovereenkomst in beginsel recht op een klantenvergoeding, voor zover hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomst met de bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid, de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren en de betaling van deze vergoeding billijk is. Het bedrag van de klantenvergoeding is niet hoger dan dat van de beloning over één jaar, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaren of, indien de overeenkomst korter heeft geduurd, naar het gemiddelde van de gehele duur daarvan.
6.15
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 2 november 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW9865) stelt de kantonrechter voorop dat de vaststelling van de klantenvergoeding in drie fasen moet verlopen. In de eerste fase dienen de voordelen die transacties met door de handelsagent aangebrachte klanten de principaal opleveren, gekwantificeerd te worden (artikel 7:442 lid 1 sub a BW). Vervolgens moet in de tweede fase beoordeeld worden of er reden bestaat het aldus vastgestelde bedrag aan te passen met het oog op de billijkheid, gelet op alle omstandigheden van het geval en met name gelet op de door de handelsagent gederfde provisie. De billijkheid kan zowel een verhoging als een verlaging van het in de eerste fase vastgestelde bedrag meebrengen (artikel 7:442 lid 1 sub b BW). Ten slotte wordt in de derde fase getoetst of het uit de twee eerdere berekeningsfasen volgende bedrag het in lid 2 van artikel 7:442 BW bedoelde maximumbedrag niet te boven gaat.
6.16
In genoemd arrest van de Hoge Raad is uitgemaakt dat het in de eerste fase bedoelde voordeel van de principaal moet worden vastgesteld op basis van de in de laatste twaalf maanden door de handelsagent verdiende bruto-provisie voor de nieuwe en geïntensiveerde bestaande klanten, welk bedrag vervolgens wordt gecorrigeerd met factoren betreffende (a) de duur van het voordeel dat de principaal naar verwachting aan de transacties met bedoelde klanten kan ontlenen (b) het verloop van het klantenbestand, en (c) de versnelde ontvangst van provisie-inkomsten door de agent die in één keer een vergoeding krijgt uitgekeerd.
6.17
Voor de beantwoording van de vraag of [handelsnaam] recht heeft op een klantenvergoeding dient de vraag eerst te worden beantwoord of [handelsnaam] Brinkman als klant voor Chemetic heeft binnengehaald. Hierover verschillen partijen van mening.
6.18
Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de pleidooi door partijen naar voren is gebracht leidt de kantonrechter af dat [handelsnaam] niet slechts een ondersteunende rol had in het vergezellen van (de verkopers van) Brinkman bij bezoeken aan bestaande relaties, maar dat [handelsnaam] bemoeienis heeft gehad met de totstandkoming van de intentieverklaring en later de samenwerkingsovereenkomst tussen Chemitec en Brinkman. Met andere woorden: [handelsnaam] heeft als agent van Chemitec Brinkman als klant voor Chemitc binnengehaald en door toedoen van [handelsnaam] is er tussen Chemitec en Brinkman een definitieve distributieovereenkomst tot stand gekomen.
6.19
Chemitec heeft zich niet uitgelaten over de diverse fasen van de vaststelling van de klantenvergoeding. Nu de klantenvergoeding ingevolge artikel 7:442 lid 2 BW niet hoger kan zijn dan de provisie van één jaar, zal de kantonrechter de klantenvergoeding vaststellen op € 33.121,44 (12 x € 2.760,12). De wettelijke rente wordt eveneens toegewezen.
6.2
De door [handelsnaam] gevorderde rente van € 39,32 zal als onweersproken worden toegewezen. Dit geldt eveneens voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
6.21
Chemitec wordt als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
6.22
De door Youngco gemaakte proceskosten worden vastgesteld op nihil, aangezien de gemachtigde van Chemitec en Youngco geen afzonderlijke processtukken voor Youngco in het geding heeft gebracht.
ten aanzien van Brinkman als derde in de zin van artikel 118 Rv
6.23
Reeds hierboven heeft de kantonrechter geoordeeld dat [handelsnaam] geen belang meer heeft bij zijn vordering tot openlegging van de boeken door Chemitec die toeziet op de periode na de beëindiging van de agentuurovereenkomst op 1 september 2015, omdat er op basis van de reeds overgelegde stukken de gemiddelde provisie kan worden berekend en daarmee de schadevergoeding. Dit betekent dat Brinkman ook geen medewerking behoeft te verlenen. Het primair gevorderde onder 3 tot en met 6 zal dan ook worden afgewezen.
6.24
De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van Chemitec
verklaart voor recht dat Chemitec de agentuurovereenkomst met [handelsnaam] van 1 mei 2014 onregelmatig heeft beëindigd en daarom schadeplichtig is;
bepaalt dat voor Clarmarin een gemiddeld bedrag aan commissie (per maand) wordt vastgesteld van € 2.760,12 ex btw;
veroordeelt Chemitec tegen bewijs van kwijting aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 100.000,00 aan schadevergoeding, zulks onder verstrekking van een specificaties van de betalingen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Chemitec tegen bewijs van kwijting aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 33.121,44 aan klantenvergoeding, zulks onder verstrekking van een specificatie van de betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Chemitec aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 39,32 aan vertragingsrente, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Chemitec aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 970,50 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke vanaf de 14e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Chemitec in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [handelsnaam] vastgesteld op:
  • € 551,40 aan verschotten;
  • € 2.450,00 aan salaris voor de gemachtigde;
  • beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien Chemitec niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op:
- € 205,00 € 205,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
ten aanzien van Youngco
wijst de vordering af;
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Youngco vastgesteld op nihil;
ten aanzien van Brinkman als derde in de zin van artikel 118 Rv
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821