ECLI:NL:RBROT:2017:6132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
C/10/530646 / KG ZA 17-754
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing conservatoir leveringsbeslag wegens schending van artikel 21 Rv in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een rechtspersoon naar vreemd recht, aangeduid als [eiseres], en de vennootschap Arpadis Benelux N.V., gevestigd in Antwerpen, België. De procedure betreft de opheffing van een conservatoir leveringsbeslag dat was gelegd op vijf tankcontainers met methyl methacrylate (MMA) door Arpadis Benelux. De eiseres, die als vervoerder optreedt, stelt dat het beslag onterecht is gelegd omdat de beslaglegger, Arpadis Benelux, de voorzieningenrechter onjuist heeft geïnformeerd over de bestemming van de lading. De rechtbank oordeelt dat het beslag tot afgifte moet worden opgeheven wegens schending van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat Arpadis Benelux niet alle relevante feiten naar waarheid heeft gepresenteerd. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de eiseres zwaarder wegen dan die van de gedaagde, en dat het beslag de vervoersovereenkomst in gevaar kan brengen. Het tweede beslag, dat conservatoir verhaalsbeslag betreft, wordt echter gehandhaafd, omdat dit niet in strijd is met artikel 21 Rv. De rechtbank veroordeelt Arpadis Benelux in de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 1.531,31.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/530646 / KG ZA 17-754
Vonnis in kort geding van 28 juli 2017
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Wattel te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
ARPADIS BENELUX N.V.,
gevestigd te Antwerpen, België,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Arpadis Benelux genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte eisvermeerdering
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling de dato 20 juli 2017
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van Arpadis Benelux
- het na de zitting ontvangen faxbericht (zoals ter zitting besproken) van mr. J.J. van de Velde de dato 20 juli 2017, met als bijlage een afschrift van een proces-verbaal van beslaglegging van 30 juni 2017
- het faxbericht namens mr. M. Wattel de dato 24 juli 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Arpadis Benelux heeft meerdere koopovereenkomsten gesloten met het bedrijf Henan Harvest International Co. Ltd, gevestigd te Zhengzhou, China (hierna: Henan). Henan heeft zich hierbij verplicht tot het leveren van ladingen methyl methacrylate (MMA) aan Arpadis Benelux.
2.2.
Arpadis Benelux heeft op 20 juni 2017 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verlof verzocht tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van een aantal isotanks/ tankcontainers met MMA ten laste van Henan. Dit verlof is dezelfde dag verleend.
2.3.
In het beslagrekest staat onder meer, deels samengevat, dat:
- Henan, niet voor het eerst, weigerde een aan Arpadis Benelux verkochte lading MMA te leveren indien Arpadis Benelux niet in zou stemmen met betaling van een hogere koopprijs dan was afgesproken,
- Arpadis Benelux dit voorstel niet heeft aanvaard,
- Henan toen de overeenkomst eenzijdig heeft ontbonden,
- de lading door Arpadis Benelux gekochte MMA zich bevindt in isotanks (tankcontainers) aan boord van het zeeschip Mackinac Bridge, met als oorspronkelijke bestemming Antwerpen. Ook staat in dit beslagverzoek:
“Thans is gebleken dat de Mackinac Bridge niet de haven van Antwerpen zal aandoen, maar in plaats daarvan de haven van Rotterdam. Het schip wordt op 21 juni 2017 verwacht in Rotterdam bij […]. Aldaar zullen de isotanks, zijnde tankcontainers, worden gelost.”
2.4.
[eiseres] is de vervoerder van de onderhavige lading MMA. De Mackinac Bridge vaart in lijndienst van Shanghai naar achtereenvolgens Rotterdam, Hamburg, Antwerpen en Southampton. Blijkens de vrachtbrief is vervoer van vijf isotanks (tankcontainers) van Shanghai naar Antwerpen overeengekomen, met Bulkhaul Ltd als ontvanger.
2.5.
EHS Tank Co. Ltd, de afzender volgens de vrachtbrief, heeft een ordercognossement afgegeven aan Henan, waarin Arpadis Benelux als notify party wordt genoemd en Bulkhaul Ltd als feitelijke ontvanger in Antwerpen. Het cognossement is niet geëndosseerd.
2.6.
De Mackinac Bridge is op 21 juni 2017 aangekomen in de haven van Rotterdam. Op 23 juni 2017 zijn de vijf tankcontainers gelost bij de terminal van Rotterdam World Gateway B.V. aan de Maasvlakte. Vervolgens is conservatoir beslag tot afgifte gelegd op de vijf tankcontainers.
2.7.
Arpadis Benelux heeft op 30 juni 2017 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam wederom verlof verzocht, ditmaal tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag ten laste van Henan op de vijf tankcontainers (waarop reeds het conservatoir beslag tot afgifte was gelegd), met het nevenverzoek om de vijf tankcontainers in gerechtelijke bewaring te geven aan [bedrijf 1] Transport II B.V. als bewaarder,
Arpadis Benelux stelt daartoe in het beslagrekest, samengevat:
- dat [eiseres] voornemens is om een verzoek tot machtiging verkoop lading ex artikel 8:491 BW jo. art. 632 Rv. in te dienen,
- dat hierdoor sprake is van acute vrees voor verduistering,
- dat Arpadis Benelux de door haar aangekochte lading inmiddels al heeft doorverkocht aan diverse afnemers en dat zij een schade leidt/ zal leiden van € 208.482,14 (hogere inkoopprijs elders).
2.8.
De voorzieningenrechter heeft het verzochte verlof op 30 juni 2017 verleend, voor een vordering begroot op € 271.026,78 inclusief rente en kosten, en met bepaling dat de beslissing ten aanzien van de gerechtelijke bewaring slechts een voorlopige is, en dat daarop eerst definitief zal worden beslist na het horen van partijen en eventuele belanghebbenden.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na eisvermeerdering, uitvoerbaar bij voorraad, op alle dagen en uren en op de grosse dan wel de minuut:
1. [
vordering ingetrokken na eisvermindering]
2. het beslag tot afgifte én het verhaalsbeslag op de 5 tankcontainers op te heffen.
3. Arpadis Benelux te veroordelen in de kosten van dit geding.
[eiseres] stelt daartoe het volgende.
3.2.
Arpadis Benelux heeft de beslagrechter opzettelijk onjuist geïnformeerd in haar eerste beslagverzoek. Dit levert een schending op van artikel 21 Rv. In het eerste beslagverzoek heeft Arpadis Benelux gesteld dat de containers in Rotterdam gelost zouden worden. Dat is onjuist. De containers zouden (pas) in Antwerpen worden gelost. Hiermee is de beslagrechter op het verkeerde been gezet. Arpadis Benelux heeft [eiseres] aansprakelijk gehouden voor het geval zij de inbeslagneming niet zou toestaan. Onder druk hiervan heeft [eiseres] de containers in Rotterdam gelost in plaats van in Antwerpen. Het eerste beslagverlof zou bij een juiste voorstelling van zaken nooit zijn verleend. Het tweede beslagverlof kon slechts verleend worden omdat het eerste beslagverlof verleend was. Daarom dient ook het tweede beslag opgeheven te worden.
3.3.
Arpadis Benelux voert verweer en concludeert tot afwijzing.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] is gevestigd in Japan en Arpadis Benelux is gevestigd in België. Beoordeeld moet worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om te beslissen op de onderhavige vorderingen.
4.2.
De (Nederlandse) voorzieningenrechter die een conservatoir beslagverlof heeft verleend, is ook bevoegd om te beslissen op een vordering tot opheffing daarvan. In deze regel ligt mede de rechtsmacht van de Nederlandse rechter besloten.
4.3.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4.
De voorzieningenrechter zal het eerste beslag (tot afgifte) opheffen wegens schending van art. 21 Rv. in het eerste beslagrekest. Arpadis Benelux heeft in haar eerste beslagrekest niet alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid naar voren gebracht. De verplichting van artikel 21 Rv. klemt des te meer nu op een conservatoir beslagverzoek veelal pleegt te worden beslist zonder de wederpartij te horen, zoals ook in dit geval gebeurd is, en dat de verzoeker dat weet. In dit oordeel wordt het volgende meegewogen.
4.5.
Arpadis Benelux heeft zich, als koper van de containers MMA, wier koopovereenkomst door de verkoper is ontbonden, gepresenteerd als rechthebbende. De grondslag voor afgifte wordt in het rekest niet toegelicht. Ter zitting heeft Arpadis Benelux gesteld dat op de koopovereenkomst de CISG (het Weens Koopverdrag) toepasselijk is en dat onder toepasselijkheid van dit verdrag recht bestaat op levering, hoewel Henan de koopovereenkomst heeft ontbonden en Henan de koopsom niet is betaald (de L/C’s zijn niet afgeroepen). Arpadis Benelux heeft ter zitting erkend dat zij geen rechthebbende is op de tankcontainers uit hoofde van de vervoersovereenkomst als belichaamd in het cognossement: het betreft een order cognossement, en Arpadis beschikt niet over een exemplaar met endossement. Alleen de recht- en regelmatig cognossementshouder heeft ten opzichte van de vervoerder [eiseres] aanspraak op afgifte en dat is niet Arpadis Benelux.
4.6.
In het rekest wordt gesteld dat de lading is bestemd voor Rotterdam en daar zal worden gelost (het schip zou in plaats van naar Antwerpen, de bestemming volgens de vrachtbrief en het cognossement, op weg zijn naar Rotterdam). Niet wordt toegelicht dat [eiseres] met het schip een lijndienst vaart, en dat na Rotterdam eerst Hamburg en vervolgens Antwerpen zouden worden aangedaan. Ter zitting bleek dat is afgegaan op informatie uit de markt dat de verkoper bezig was de containers in de markt te verkopen en dat er rekening mee moest worden gehouden dat de containers in Rotterdam van boord zouden gaan. Ter zitting is geen verdere onderbouwing van deze informatie uit de markt gegeven terwijl Arpadis Benelux daartoe toch ruimschoots de tijd heeft gehad, gelet op het tijdsverloop sinds het indienen van het eerste beslagrekest tot aan de zitting in de onderhavige procedure.
4.7.
[eiseres] heeft als vervoerder van de tankcontainers een zwaarwegend belang bij opheffing van het beslag tot afgifte: zij stelt dat zij de tankcontainers onder druk van een dreigende beslaglegging in Rotterdam heeft gelost, terwijl vervoer naar Antwerpen was overeengekomen. [eiseres] heeft er voorts belang bij aan ladingbelanghebbende Henan aan te tonen dat zich hierbij een situatie van overmacht heeft voorgedaan en dat zij vanwege de dreigende beslaglegging de vervoersovereenkomst niet kon nakomen.
4.8.
De voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat de beslagrechter, indien hij wel volledig/juist zou zijn geïnformeerd, geen verlof zou hebben verleend voor een conservatoir beslag tot afgifte van de tankcontainers onder de vervoerder. Arpadis Benelux beroept zich immers niet op een recht op afgifte van de tankcontainers uit hoofde van de vervoerovereenkomst. Arpadis Benelux heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij recht had op afgifte van de tankcontainers door [eiseres] uit hoofde van de (ontbonden) koopovereenkomst. Het belang van [eiseres] als vervoerder dient in dit geval zwaarder te wegen. Het gaat hier om een schip dat in lijndienst vaart. Een beslag als hier aan de orde kan het vaarschema frustreren en daarmee problemen opleveren in de verhouding tussen vervoerder en opdrachtgever, hetgeen zeer klemt als niet is overeengekomen de lading te lossen in de haven van beslaglegging. Bovendien kan het mogelijke frustreren van het vaarschema ook problemen opleveren met belanghebbenden bij de rest van de lading.
4.9.
Het uitspreken van de opheffing van dit beslag, uitvoerbaar bij voorraad, doet van rechtswege het beslag teniet gaan. Daarom is verlof tot tenuitvoerlegging “op alle dagen en uren” niet nodig.
4.10.
De voorzieningenrechter zal de vordering tot opheffing van het conservatoire verhaalsbeslag (het tweede beslag) afwijzen. Er is in het tweede beslagrekest een feitelijk accurate beschrijving gegeven van de omstandigheden, te weten dat de tankcontainers zich in de terminal bevonden en dat Arpadis daarop beslag wenste te leggen tot zekerheid voor haar vordering tot schadevergoeding uit hoofde van de ontbonden koopovereenkomst. Dit levert geen strijd op met art. 21 Rv. Het voert naar voorlopige oordeel te ver om te spreken van misbruik van bevoegdheid. De omstandigheid dat het eerste beslag (tot afgifte) geen stand houdt, noopt daar niet toe. De tankcontainers bevonden zich op 30 juni 2017 nu eenmaal in de terminal en Arpadis Benelux maakt op zich geen misbruik van bevoegdheid door daarop een verhaalsbeslag te leggen voor haar vordering tot schadevergoeding uit hoofde van ontbinding van de koopovereenkomst. K-Line heeft onvoldoende toegelicht welk belang zij heeft bij opheffing van dit beslag. De tankcontainers zijn inmiddels gelost, [eiseres] stelt niet dat zij na opheffing van de beide beslagen deze tankcontainers alsnog naar Antwerpen wenst te vervoeren ter nakoming van de vrachtovereenkomst. De vrachtprijs voor de onderhavige lading is inmiddels al voldaan aan [eiseres] , naar Arpadis Benelux onweersproken heeft gesteld ter zitting. [eiseres] heeft bovendien een retentierecht op de beslagen lading voor zover zij nog kosten heeft gemaakt vanwege het beslag (zoals redelijke advocaatkosten in de onderhavige procedure). Er is ook nog niet gebleken van rechtsmaatregelen tegen [eiseres] door Henan of door andere belanghebbenden op de grond dat [eiseres] haar contractuele verplichtingen onder de vervoersovereenkomst niet (tijdig) zou zijn nagekomen. Bovendien komt verkoper Henan niet op tegen het verhaalsbeslag. Henan heeft zich inmiddels gewend tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam met een verzoek tot machtiging tot openbare verkoop van de (lading in de) containers. Het belang van Arpadis Benelux bij het kunnen nemen van verhaal voor haar vordering tot schadevergoeding weegt zwaar. Deze vordering wordt summierlijk niet ondeugdelijk geacht. Arpadis Benelux heeft toegelicht dat Henan de koopovereenkomst heeft ontbonden omdat Arpadis Benelux niet bereid was meer te betalen dan de overeengekomen koopprijs. De omstandigheid dat de vijf tankcontainers (niet de lading MMA) mogelijk eigendom zijn van Bulkhaul Ltd (Arpadis Benelux betwist dit) noopt thans niet tot een ander oordeel. Bulkhaul Ltd kan in geval van dreigende inbreuk op haar eigendom zelf voor haar rechten opkomen. [eiseres] is in die verhouding (zonder nadere toelichting, die ontbreekt) geen belanghebbende.
4.11.
Ter zitting is nog besproken de vraag of de deurwaarder bij het leggen van het tweede beslag een fout heeft gemaakt, te weten dat hij (wederom) conservatoir beslag tot afgifte heeft gelegd, terwijl het tweede verlof was verleend voor conservatoir verhaalsbeslag – en zo ja – welke consequenties daaraan zouden moeten worden verbonden. Uit het na de zitting overgelegde proces-verbaal van beslaglegging van 30 juni 2017 blijkt dat deze fout niet is gemaakt en dat wel degelijk conservatoir verhaalsbeslag is gelegd.
4.12.
Arpadis Benelux zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] . Deze kosten worden begroot op € 1.531,31, zijnde € 816,- aan salaris advocaat (standaard tarief kort geding volgens de Liquidatietarieven), € 618,- aan griffierecht en € 97,31 aan explootkosten van de dagvaarding. De explootkosten van de akte eisvermeerdering komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat het meer gevorderde wordt afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft het op 23 juni 2017 gelegde conservatoire beslag tot afgifte op de vijf tankcontainers met inhoud op,
5.2.
veroordeelt Arpadis Benelux in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot aan de uitspraak begroot op € 1.531,31,
5.3.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2017.
2517/2504