In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een rechtspersoon naar vreemd recht, aangeduid als [eiseres], en de vennootschap Arpadis Benelux N.V., gevestigd in Antwerpen, België. De procedure betreft de opheffing van een conservatoir leveringsbeslag dat was gelegd op vijf tankcontainers met methyl methacrylate (MMA) door Arpadis Benelux. De eiseres, die als vervoerder optreedt, stelt dat het beslag onterecht is gelegd omdat de beslaglegger, Arpadis Benelux, de voorzieningenrechter onjuist heeft geïnformeerd over de bestemming van de lading. De rechtbank oordeelt dat het beslag tot afgifte moet worden opgeheven wegens schending van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat Arpadis Benelux niet alle relevante feiten naar waarheid heeft gepresenteerd. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de eiseres zwaarder wegen dan die van de gedaagde, en dat het beslag de vervoersovereenkomst in gevaar kan brengen. Het tweede beslag, dat conservatoir verhaalsbeslag betreft, wordt echter gehandhaafd, omdat dit niet in strijd is met artikel 21 Rv. De rechtbank veroordeelt Arpadis Benelux in de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 1.531,31.