ECLI:NL:RBROT:2017:6085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
C/10/525003 / HA RK 17-309
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig getuigenverhoor in Engelse civiele procedure tot vernietiging van arbitrale beslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2017 een beschikking gegeven in een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor, ingediend door Conqueror Holdings Limited. Conqueror verzocht om bewijs te vergaren in het kader van een Engelse procedure waarin Glencore Grain B.V. de vernietiging van een eerdere arbitrale uitspraak vorderde. De rechtbank moest beoordelen of zij rechtsmacht had om kennis te nemen van het verzoek van Conqueror, gezien het internationale karakter van de zaak en de vestigingsplaatsen van de partijen. De rechtbank concludeerde dat zij rechtsmacht had, omdat Glencore in Nederland woonachtig is. Vervolgens werd de relatieve bevoegdheid beoordeeld, waarbij de rechtbank oordeelde dat de rechter te Rotterdam bevoegd was op basis van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De rechtbank ging verder in op het toepasselijke recht en oordeelde dat het verzoek beoordeeld moest worden aan de hand van Nederlands recht. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet toewijsbaar was, omdat het verzoek betrekking had op bewijsvergaring in een buitenlandse procedure en niet voldaan was aan de eisen van de goede procesorde. Conqueror werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden waren begroot op € 452,--. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/525003 / HA RK 17-309
Beschikking van 1 augustus 2017
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van haar vestiging
CONQUEROR HOLDINGS LIMITED,
gevestigd te Monrovia, Liberia,
verzoekster,
advocaat mr. T. Bezmalinovic,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLENCORE GRAIN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. V.R. Pool.
Partijen worden verder Conqueror en Glencore genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties
-de akte houdende overlegging nadere bijlagen alsmede een korte nadere toelichting op het verzoekschrift, met producties, zijdens Conqueror
- de brief van 15 juni 2017, met productie, zijdens Glencore
- de mondelinge behandeling, waarbij de advocaten hun pleitnotities hebben overgelegd.

2.De standpunten van partijen

2.1.
Conqueror verzoekt om een voorlopig getuigenverhoor, en voert daartoe het volgende aan:
- Conqueror heeft belang bij een voorlopig getuigenverhoor, welk belang volgt uit het volgende:
( a) in een Engelse procedure voor de High Court in Londen vordert Glencore de vernietiging van een eerder tussen partijen te Londen gewezen arbitrale uitspraak van 26 september 2016, omdat – kort gezegd – de arbitrage-aanzegging en daaraan gerelateerde documenten niet op de juiste wijze aan Glencore ter hand zijn gesteld en de arbitrale uitspraak als gevolg daarvan niet geldig is;
( b) Conqueror betwist dit standpunt van Glencore en wenst daarvoor bewijs te vergaren.
2.2.
Glencore verzoekt primair de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad zich onbevoegd te verklaren van het verzoek van Conqueror kennis te nemen, verzoekt subsidiair het verzoek af te wijzen, met veroordeling van Conqueror in de kosten van deze procedure en verzoekt meer subsidiair, voor zover het voorlopig getuigenverhoor zal worden toegestaan, om het bewijsthema te beperken.
2.3.
Op de argumenten van Glencore zal hierna bij de beoordeling worden ingegaan, voor zover deze argumenten hiervoor van belang zijn.

3.De beoordeling

De rechtsmacht van de Nederlandse rechter

3.1.
Het geschil betreft een internationaal geval, omdat Conqueror buiten Nederland woonplaats heeft. De eerste vraag die thans voorligt is of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het verzoek van Conqueror.
Gezien de vestigingsplaatsen van partijen, de datum waarop deze zaak is ingeleid met het verzoekschrift en de juridische aard van het verzoek, namelijk een verzoek in een burgerlijke of handelszaak, dient de internationale bevoegdheid van deze rechtbank te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel Ibis-Vo).
3.2.
Uit de hoofbevoegdheidsdregel van de Brussel Ibis-Vo, artikel 4, lid 1 Brussel Ibis-Vo, volgt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien Glencore, de verweerster, woonplaats heeft op het grondgebied van (een lidstaat, te weten) Nederland.
De relatieve bevoegdheid
3.3.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, rijst vervolgens de vraag welke Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. In dit geval volgt de relatieve bevoegdheid niet uit de Brussel Ibis-Vo maar uit de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Volgens de hoofdregel betreffende verzoekschriftprocedures in artikel 262 onder a Rv is de rechter te Rotterdam bevoegd, nu Glencore woonplaats in Rotterdam heeft.
Het toepasselijke recht
3.4.
Gelet op het internationale karakter van deze zaak, rijst vervolgens de vraag aan de hand van welk recht het verzoek van Conqueror beoordeeld moet worden. De beoordeling van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor heeft een procesrechtelijk karakter. Op grond van artikel 10:3 BW dient dit verzoek dan ook beoordeeld te worden aan de hand van Nederlands recht.
De inhoudelijke beoordeling
3.5.
Het rechtsmiddel van artikel 187 Rv kan worden aangewend met het oog op bewijsvergaring in een in Nederland in te stellen of reeds aanhangige procedure.
Nu het verzoek gaat over bewijsvergaring in een door Glencore in het buitenland ingestelde procedure tot vernietiging van de tussen partijen gedane arbitrale uitspraak, is daarvan geen sprake.
Artikel 187 lid 2 Rv bepaalt dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in het geval van een reeds aanhangige procedure gedaan wordt bij de rechter waar de procedure aanhangig is. Dat is de rechter in Londen.
Conqueror beroept zich op artikel 1074 b Rv. Dat artikel creëert een bevoegdheid bijstand te verlenen aan een arbitrage die buiten Nederland plaatsvindt. Dat impliceert niet zonder meer dat er reeds daarom bevoegdheid gegeven is waar sprake is van een civiele vernietigingsprocedure. Voor zover dat wel het geval is geldt, gezien de gemotiveerde betwisting op dit punt door Glencore, dat niet gebleken is dat de gevraagde beslissing (tot het horen van een met name genoemde getuige) niet of niet tijdig in de Engelse procedure verkregen kan c.q. had kunnen worden.
Ten slotte acht de rechtbank van belang dat het in zijn algemeenheid de voorkeur verdient dat voorlopige bewijsmaatregelen zoveel mogelijk in handen liggen van het ten principale bevoegde gerecht.
Toewijzing van het verzoek komt naar het oordeel van de rechtbank in strijd met eisen van de goede procesorde.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek niet voor toewijzing vatbaar is.
Conqueror wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (salaris advocaat € 452,-) veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af;
veroordeelt Conqueror in de aan de zijde van Glencore gevallen proceskosten, tot op heden begroot op € 452,--.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017
1287 / 901 / 676