ECLI:NL:RBROT:2017:6080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
10/741176-17/ vordering TUL: 10/244218-16 en 10/120944-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 4 augustus 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 18 april 2017 te Rotterdam een winkeldiefstal heeft gepleegd. De verdachte heeft bekend dat hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een pak aluminiumfolie en/of een pak aanstekers heeft weggenomen, toebehorende aan een ander. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in het verleden meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij ten tijde van de diefstal in een proeftijd liep. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, omdat de verdachte een hoog recidiverisico vertoont en de maatschappij beschermd moet worden tegen zijn daden. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectiever wordt gezien voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/741176-17
Parketnummers vordering TUL: 10-244218-16 en 10-120944-15
Datum uitspraak: 4 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met de parketnummers 10-244218-16 en 10-120944-15.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 18 april 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak aluminiumfolie en/of een pak aanstekers, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst en de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 18 april 2017 schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal.
Winkeldiefstallen zijn vervelende feiten die veel overlast en financiële schade veroorzaken. De winkeliers en uiteindelijk ook de consument worden daardoor op kosten gedreven. Verdachte heeft zich hieraan echter niets gelegen laten liggen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juni 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en hij daarvan ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit (en ook thans nog) in meerdere proeftijden liep.
7.3.2.
Rapportage
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport over de verdachte van Bouman GGZ, afdeling reclassering van 20 juni 2017. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte heeft bekend een diefstal te hebben gepleegd om in zijn druggebruik te kunnen voorzien. Hij heeft een uitgebreid justitieel verleden van soortgelijke delicten, wat heeft geleid tot de status van veelpleger. De verdachte komt thans in aanmerking voor de ISD-maatregel.
Het delictgedrag is met name gerelateerd aan de verslavingsproblematiek van de verdachte; hij pleegt vermogensdelicten om in zijn druggebruik (heroïne en cocaïne) te voorzien. Voorts is er sprake van een penibele maatschappelijke situatie, hetgeen het recidiverisico vergroot.
Het huidige juridische kader waarbinnen de verdachte tot op heden is begeleid/behandeld is
ontoereikend gebleken om recidive te verminderen. Hoewel de verdachte te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met een ISD-maatregel, acht de reclassering dit kader vanuit reclasseringsoogpunt het meest passend. Enerzijds wordt hiermee het doel van recidivevermindering en daarmee beveiliging van de samenleving bereikt. Anderzijds biedt de maatregel de structuur en tijd om te trachten de verdachte te motiveren tot gedragsverandering en resocialisatie.
Hoewel de kans dat de verdachte zich zal onttrekken aan interventies in het kader van een ISD maatregel aanwezig is, biedt de maatregel een stringenter kader waarbij de verdachte wordt teruggeplaatst in de penitentiaire inrichting indien hij zich onttrekt aan de voorwaarden.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden en de ISD-maatregel wordt opgelegd, zal er volgens de reclassering allereerst ingezet moeten worden op het verminderen van de weerstand tegen de ISD-maatregel, aangezien de verdachte zich hierover negatief uitte ten tijde van het gesprek met de reclassering.
Binnen de eerste fase van het ISD-traject zal nader psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek verricht moeten worden om een eenduidige diagnose te stellen en de (on)mogelijkheden van de verdachte in kaart te brengen. Uit het onderzoek zal naar voren moeten komen wat voor behandeltraject het meest passend is met het oog op zijn middelenproblematiek, psychische problematiek, persoonlijkheidsstructuur en cognitieve vermogens en of er contra-indicaties bestaan voor het volgen van gedragstrainingen. Indien het onderzoek geen contra-indicaties uitwijst, kan de CoVa(+) en de Leefstijltraining overwogen worden in de intramurale fase van de ISD-maatregel.
Het diagnostisch onderzoek en de observatie binnen de inrichting zal uit moeten wijzen in
hoeverre de middelenproblematiek vraagt om klinische behandeling. Nagegaan zal moeten worden of een klinische opname ingezet kan worden om abstinentie te bereiken of dat de verdachte ingesteld wordt/blijft op een onderhoudsdosis methadon. De penitentiaire inrichting zal de indicatie hiervoor moeten aanvragen.
In het vervolg- (nazorg)traject zal er aandacht moeten zijn voor het vinden van passende dagbesteding en huisvesting in de vorm van zelfstandig/beschermd/begeleid wonen (al dan niet met gedoogd gebruik).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Anders dan de verdediging voorstaat ziet de rechtbank geen aanleiding om thans wederom een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Dit is reeds eerder opgelegd. Bovendien liep verdachte nog in meerdere proeftijden, onder meer met een daaraan verbonden meld- en behandelverplichting, wat verdachte er niet van heeft weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, waarbij er bovendien een relatie bestaat tussen de hardnekkige verslavingsproblematiek van verdachte en zowel het onderhavige feit als zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.
De verdachte heeft zich thans wederom schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juni 2017 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en taakstraffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De verdachte voldoet dus aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de reclassering dat thans oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, nu ook dit al eerder - en zonder succes - is geprobeerd. De rechtbank heeft er, gelet op de eerder ingezette hulpverleningstrajecten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte onvoldoende vertrouwen in dat dit een tweede keer wel zal slagen en dit zal leiden tot het gewenste effect.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Daarbij is mede gelet op ernst en de aard van het begane feit, het aantal voorafgaande onherroepelijke veroordelingen en het feit dat verdachte in een proeftijd liep, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder een meld- en behandelverplichting.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Gelet op de voorziene looptijd van het beoogde behandelingstraject, bestaat er voor het opleggen van de ISD-maatregel voor de duur van één jaar, zoals verzocht door de verdediging, geen aanleiding. De rechtbank heeft de verdachte ter terechtzitting weliswaar gehoord over de weerstand die bij hem bestaat tegen de gevorderde tweejaarsperiode, maar heeft daarbij ook de indruk gekregen dat zij met een wanhopige persoon te maken heeft, die dringend begeleiding behoeft, onder meer om van zijn verslaving af te komen en die op zich die hulp ook wil, zij het niet in de vorm van ISD.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar onder deze omstandigheden de meeste kans van slagen biedt. De ISD-maatregel is onder meer gericht op het verlenen van de vereiste hulp en de rechtbank ziet dat verdachte gemotiveerd is hulp te aanvaarden.
De rechtbank oordeelt het thans gelasten van de door de verdediging verzochte tussentijdse toets na een half jaar niet opportuun, gezien de voorziene looptijd van het behandeltraject. Hierbij wordt opgemerkt dat het de verdachte vrij staat hierom te zijner tijd te verzoeken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 april 2016 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, waarvan 10 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 29 april 2016.
Bij vonnis van 17 februari 2017 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 4 maart 2017.
8.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen af te wijzen, nu zij in de hoofdzaak oplegging van de ISD-maatregel heeft geëist.
De verdediging verzet zich niet tegen het toewijzen van de vorderingen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van de vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarden, dat hij voor het einde van de proeftijden geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Omdat echter in de onderhavige strafzaak tegen de verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 april 2016 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 17 februari 2017 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. R. Brand en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 april 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak aluminiumfolie en/of een pak aanstekers, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.