Rapportage
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport over de verdachte van Bouman GGZ, afdeling reclassering van 20 juni 2017. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte heeft bekend een diefstal te hebben gepleegd om in zijn druggebruik te kunnen voorzien. Hij heeft een uitgebreid justitieel verleden van soortgelijke delicten, wat heeft geleid tot de status van veelpleger. De verdachte komt thans in aanmerking voor de ISD-maatregel.
Het delictgedrag is met name gerelateerd aan de verslavingsproblematiek van de verdachte; hij pleegt vermogensdelicten om in zijn druggebruik (heroïne en cocaïne) te voorzien. Voorts is er sprake van een penibele maatschappelijke situatie, hetgeen het recidiverisico vergroot.
Het huidige juridische kader waarbinnen de verdachte tot op heden is begeleid/behandeld is
ontoereikend gebleken om recidive te verminderen. Hoewel de verdachte te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met een ISD-maatregel, acht de reclassering dit kader vanuit reclasseringsoogpunt het meest passend. Enerzijds wordt hiermee het doel van recidivevermindering en daarmee beveiliging van de samenleving bereikt. Anderzijds biedt de maatregel de structuur en tijd om te trachten de verdachte te motiveren tot gedragsverandering en resocialisatie.
Hoewel de kans dat de verdachte zich zal onttrekken aan interventies in het kader van een ISD maatregel aanwezig is, biedt de maatregel een stringenter kader waarbij de verdachte wordt teruggeplaatst in de penitentiaire inrichting indien hij zich onttrekt aan de voorwaarden.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden en de ISD-maatregel wordt opgelegd, zal er volgens de reclassering allereerst ingezet moeten worden op het verminderen van de weerstand tegen de ISD-maatregel, aangezien de verdachte zich hierover negatief uitte ten tijde van het gesprek met de reclassering.
Binnen de eerste fase van het ISD-traject zal nader psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek verricht moeten worden om een eenduidige diagnose te stellen en de (on)mogelijkheden van de verdachte in kaart te brengen. Uit het onderzoek zal naar voren moeten komen wat voor behandeltraject het meest passend is met het oog op zijn middelenproblematiek, psychische problematiek, persoonlijkheidsstructuur en cognitieve vermogens en of er contra-indicaties bestaan voor het volgen van gedragstrainingen. Indien het onderzoek geen contra-indicaties uitwijst, kan de CoVa(+) en de Leefstijltraining overwogen worden in de intramurale fase van de ISD-maatregel.
Het diagnostisch onderzoek en de observatie binnen de inrichting zal uit moeten wijzen in
hoeverre de middelenproblematiek vraagt om klinische behandeling. Nagegaan zal moeten worden of een klinische opname ingezet kan worden om abstinentie te bereiken of dat de verdachte ingesteld wordt/blijft op een onderhoudsdosis methadon. De penitentiaire inrichting zal de indicatie hiervoor moeten aanvragen.
In het vervolg- (nazorg)traject zal er aandacht moeten zijn voor het vinden van passende dagbesteding en huisvesting in de vorm van zelfstandig/beschermd/begeleid wonen (al dan niet met gedoogd gebruik).