ECLI:NL:RBROT:2017:6053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
10/810656-16 vonnis ontneming
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure naar aanleiding van een eerdere veroordeling van de verdachte voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. Tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte werd een professioneel aangelegde hennepkwekerij met 250 hennepplanten aangetroffen. De verdachte werd herkend door buurtbewoners als de bewoner van het pand, maar ontkende enige betrokkenheid van anderen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van een ander en achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte alleen handelde.

De officier van justitie vorderde de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 40.724,00, gebaseerd op de opbrengsten van de hennepkwekerij. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte slechts één oogst had gehad, met een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 19.509,00. Dit bedrag is berekend op basis van de opbrengst van de hennepplanten en de kosten die de verdachte had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde de verplichting had om dit bedrag aan de staat te betalen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging zijn genomen.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en het bedrag vastgesteld op € 19.509,00, dat de veroordeelde aan de staat moet betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf
Parketnummer: 10/810656-16
Datum uitspraak: 14 juli 2017
Tegenspraak

VONNIS (ontneming) (mk)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2017.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 14 juli 2017 is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten. Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. W.D. van den Berg, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 40.724,00.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens het vonnis van deze rechtbank van 14 juli 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (kort gezegd: het kweken van hennep), gepleegd in de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016 en diefstal.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan.
VERWEER EN BEOORDELING DAARVAN
De officier van justitie is het standpunt onder verwijzing naar het proces-verbaal dossier voordeelberekening en het verhoor van getuige [naam getuige] het standpunt ingenomen dat er twee oogsten zijn geweest.
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit. Daartoe is betoogd dat er nog geen oogst heeft plaatsgevonden en dat dus ook nog geen inkomsten zijn gegenereerd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Bij vonnis van 14 juli 2017, zie bijlage A, is een veroordeling uitgesproken voor de hiervoor omschreven strafbare feiten. Uit het dossier voordeelberekening blijkt dat op de armaturen van de assimilatielampen en de slangen voor de aan- en afvoer van de lucht een dikke laag stof lag. Dit duidt erop dat deze al langere tijd aanwezig waren. In de garage werden scharen aangetroffen met daarop hennepresten en er lagen droogrekken met resten van henneptoppen. Op het zeil in de kweekruimte was een witte, op kalk lijkende substantie zichtbaar. Dit duidt er eveneens op dat de hennepkwekerij al langere tijd in gebruik was. Door getuige [naam getuige] is verklaard dat de koolstoffilters een licht vervuild filterdoek hadden en dat het erop leek dat het recent vervangen was.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de veroordeelde in ieder geval één hennepoogst heeft gehad. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er meer oogsten zijn geweest. Uit het proces-verbaal dossier voorbeeldberekening en het verhoor van de getuige [naam getuige] bij de rechter-commissaris kan immers niet worden vastgesteld dat de aangetroffen laag stof die zich gevormd heeft en de vervuiling van de koolstoffilters zien op een periode die langer is dan de periode van 1 voorafgaande oogst (10 weken) en de kweekperiode van de aangetroffen planten . De rechtbank gaat daarom in het kader van de ontneming ervan uit dat de veroordeelde één oogst heeft gehad.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient de veroordeelde te worden ontnomen.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt geschat op
€ 19.509,00.
Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt nader het volgende overwogen.
Op 5 januari 2016 wordt in het pand aan de [adres delict] te Vlaardingen een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de hennepkwekerij stonden 250 planten.
De rechtbank gaat ervan uit dat er één oogst is geweest waarvoor de veroordeelde opbrengsten en kosten heeft gehad. De rechtbank acht -gelet op de bewijsmiddelen in het dossier- niet aannemelijk dat nog een andere persoon bij de hennepkwekerij betrokken is geweest en daarom dient de totale netto opbrengst van de oogst aan hem te worden toegerekend.
De rechtbank maakt voor het berekenen van de opbrengst en de kosten gebruik van het ‘Proces-verbaal dossier voordeelberekening met proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer] , die zich in het dossier bevindt, alsmede het ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van 1 november 2010 (hierna: BOOM-rapport).
In totaal werden 1 maal 250 hennepplanten geoogst.
De opbrengst per plant is 28,2 gram. Per kweek kon 250 x 28,2 gram = afgerond 7 kilogram hennep worden geoogst. Conform het BOOM-rapport is de opbrengst per kilo hennep 3.280,00 euro. Dat betekent dat de opbrengst per oogst 7 x 3.280,00 = 22.960,00 euro oplevert.
De kosten voor het pand zal de rechtbank niet betrekken in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De huurkosten van het pand zijn geen kosten die in directe relatie staan met de voltooiing van het betreffende strafbare feit. Wat het pand betreft, is naar voren gekomen dat de veroordeelde dit pand al enige tijd voor de start van de hennepkwekerij huurde.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de capaciteitskosten van [naam energieleverancier] heeft betaald. De rechtbank zal dit bedrag bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel aftrekken.
Opbrengst : € 22.960,00
Afschrijvingskosten : bedrag conform BOOM-rapport € 200,00
Variabele kosten : 250 x 6,18 euro per plant € 1.545,00
Capaciteitskosten : betaald aan [naam energieleverancier] € 1.706,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 19.509,00
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de Staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 19.509,00 (zegge: negentienduizend vijfhonderdennegen euro);
  • legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.