ECLI:NL:RBROT:2017:6052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
10/810656-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij aangetroffen tijdens politie-inval met 250 planten en diefstal van elektriciteit

Op 14 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. Tijdens een politie-inval op 5 januari 2016 werd in de woning van de verdachte een professioneel aangelegde hennepkwekerij met 250 hennepplanten aangetroffen. Buurtbewoners identificeerden de verdachte als de bewoner van het pand, en er was geen bewijs voor de betrokkenheid van een andere persoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte alleen had gehandeld en dat er voldoende bewijs was voor de teelt van hennep. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op en een taakstraf, waarbij de verdachte eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de risico's voor de volksgezondheid en veiligheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/810656-16
Datum uitspraak: 14 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 120 uur te vervangen door 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van dit standpunt gesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon met wie de verdachte de plannen voor een hennepkwekerij heeft gemaakt. De verdachte heeft een ruimte beschikbaar gesteld, is aanwezig geweest bij het opbouwen van de hennepkwekerij en heeft de hennepplanten water gegeven. Op basis van de aangetroffen plantenresten, de kalkafzetting , het stof op de kappen en luchtafvoer, de productiedata in 2013 en 2014 van lampen, kabels en gipsplaten in combinatie met het verhoor van getuige [naam getuige] , fraudespecialist bij [naam energieleverancier] , heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat in de tenlastegelegde periode sprake is geweest van minimaal twee oogsten.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen sprake geweest van medeplegen, zoals tenlastegelegd. De verdachte wordt benaderd door een ander met plannen voor een hennepkwekerij en heeft een ruimte beschikbaar gesteld. De verdachte heeft geen beschikkingsbevoegdheid gehad ten aanzien van de hennepkwekerij noch een substantiële bijdrage daaraan geleverd. Gelet hierop is hooguit sprake van medeplichtigheid. Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat de verklaring van de verdachte leidend dient te zijn voor het berekenen van het aantal oogsten. De rapportage en de verklaring van de getuige [naam getuige] sluiten namelijk niet aan bij de twee oogsten die de officier van justitie bewezen acht. Volgens de getuige moet sprake zijn geweest van minimaal vier oogsten omdat onder meer het koolstoffilter recent was vervangen. Het is, de officier van justitie volgend, niet logisch of verklaarbaar dat het filter al na twee oogsten zou zijn vervangen. Hieruit moet dan ook worden geconcludeerd dat het aangetroffen koolstoffilter pas één niet-voltooide kweekcyclus is gebruikt. Gelet hierop moet, aldus nog steeds de verdediging, ervan worden uitgegaan dat nog geen oogst heeft plaatsgevonden.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag. Op 5 januari 2016 wordt tijdens een warmtescan een afwijkend warmtebeeld waargenomen bij de afvoerpijp van de woning aan de [adres delict] te Vlaardingen. Tevens wordt door verbalisanten een henneplucht geroken. Tijdens het ter opsporing en inbeslagneming binnentreden van de woning worden in een afgesloten ruimte achter een dubbele wand in de garage 250 hennepplanten aangetroffen. Uit het proces-verbaal van een daaropvolgend buurtonderzoek op 13 mei 2016 volgt dat de verdachte meermaals door buurtbewoners wordt beschreven als de bewoner van genoemd pand en vervolgens ook op een foto wordt herkend. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij wist dat in zijn woning een hennepkwekerij aanwezig was.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op de terechtzitting heeft de verdachte - kort gezegd - verklaard dat hij in contact is gekomen met een niet nader te noemen persoon, dat deze persoon de hennepkwekerij in zijn woning heeft aangelegd, dat hij de helft van de opbrengst zou krijgen nadat die persoon zijn investeringen zou hebben terugverdiend, dat deze persoon in belangrijke mate voor de kwekerij zorgde en dat de verdachte zo nu en dan de plantjes water heeft gegeven. De rechtbank volgt deze verklaring niet. De enkele stelling van verdachte dat een andere persoon bij de hennepkwekerij betrokken is geweest is alleen niet voldoende om aannemelijk te maken dat van een dergelijke betrokkenheid sprake is geweest. In het dossier bevindt zich verder geen enkel ondersteunend bewijs voor de betrokkenheid van een ander. Sterker nog, door de buurtbewoners wordt niet gesproken over iemand anders dan de verdachte die zij kennen als de bewoner van het pand. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat geen bewijs voor handen is om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen of medeplichtigheid. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte alleen heeft gehandeld.
Ten aanzien van het aantal oogsten neemt de rechtbank in aanmerking de plantenresten, de kalk- en stofafzetting, de licht vervuilde koolstoffilters en de hennepresten op de knipschaartjes, zoals deze zijn beschreven in het proces-verbaal van het aantreffen van de kwekerij. Zij is van oordeel dat gelet hierop, mede in het licht van de verklaring van getuige Waard, kan worden bewezen verklaard dat sprake is geweest van tenminste één voltooide oogst .
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het onder feiten 1 en 2 primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016
te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres delict] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 250, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur
bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 250 hennepplanten, althans meer
dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
Subsidiair,
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016
te Vlaardingen,
medeplichtig is aan hetopzettelijk
telenen/of
bereidenen/of
bewerkenen/of
verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig
hebben gehad(in een pand aan de [adres delict] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 250, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur
bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 250 hennepplanten, althans meer
dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
2.
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
Subsidiair,
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016 te Vlaardingen,
medeplichtig is aan hetmet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
wegnemen vaneen hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 lid 2 van de Opiumwet.

2. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Op 5 januari 2016 wordt in de woning van de verdachte een kwekerij met 250 hennepplanten aangetroffen. Om de hennepplanten van licht te kunnen voorzien is via een illegale aansluiting elektriciteit weggenomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten en aan diefstal van elektrische energie.
De verdachte heeft door op die manier te handelen slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin en bovendien grote veiligheidsrisico's genomen. Tevens heeft de verdachte meegewerkt aan het in stand houden van de vraag naar hennep, wat drugscriminaliteit bevordert en de volksgezondheid schaadt. Voorts levert een hennepkwekerij, waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en waarvoor de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank sluit aan bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu de verdachte al eerder is veroordeeld voor een soortgelijke strafbaar feit zal de rechtbank één maand gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen als de verdachte die werkstraf niet naar behoren verricht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (zegge: één) maand,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (zegge: honderdentwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zegge: zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016
te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres delict] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 250, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur
bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 250 hennepplanten, althans meer
dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
Subsidiair,
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016
te Vlaardingen,
medeplichtig is aan hetopzettelijk
telenen/of
bereidenen/of
bewerkenen/of
verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig
hebben gehad(in een pand aan de [adres delict] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 250, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur
bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 250 hennepplanten, althans meer
dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
2.
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
Subsidiair,
Hij, in of omstreeks de periode van 27 januari 2015 tot en met 5 januari 2016 te Vlaardingen,
medeplichtig is aan hetmet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
wegnemen vaneen hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).