ECLI:NL:RBROT:2017:6044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
10/700568-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling. De verdachte, die niet als ingezetene in Nederland was ingeschreven, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.L. Heemskerk. Tijdens de zitting op 18 juli 2017 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie vrijspraak eiste voor de eerste beschuldiging, maar wel bewezenverklaring voor de andere feiten. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met een vuurwapen bewezen kon worden, terwijl de verbale bedreigingen niet bewezen werden geacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de verbale bedreigingen, maar vond voldoende bewijs voor de bedreiging met het vuurwapen en de mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 81 dagen op, met aftrek van voorarrest, en motiveerde deze straf op basis van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank benadrukte dat dergelijke feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700568-14
Datum uitspraak: 01 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] op [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Gemachtigd raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 81 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 2
4.2.1.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van de beide aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] tegenstrijdig en feitelijk onjuist zijn, waardoor deze ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn en daardoor onbruikbaar voor het bewijs. De verklaringen dienen derhalve te worden uitgesloten van het bewijs en de verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van voornoemde aangevers als voldoende betrouwbaar en consistent moeten worden aangemerkt. De verklaringen verschillen weliswaar op onderdelen, maar dat betekent niet zonder meer dat in het geheel geen waarde moet worden gehecht aan de verklaringen. De verklaring van aangever [naam aangever 1] past bij de melding van geluidsoverlast die de politie de nacht ervoor had ontvangen. Beide aangevers verklaren over een bedreiging en het tonen van een wapen. De verdachte zelf verklaart bovendien over een uit de hand gelopen woordenwisseling en ook dat sluit aan op de verklaringen.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beide aangevers eenduidig hebben verklaard dat de verdachte een vuurwapen/pistool bij zich had. Aangever [naam aangever 1] heeft verklaard dat de verdachte zijn vestje omhoog trok en dat hij daarna een zwart vuurwapen zag. Aangever [naam aangever 2] heeft verklaard dat de verdachte vanuit zijn vest een zwart pistool vasthad. In beide gevallen is er sprake van het dreigend tonen van een vuurwapen.
Dit deel van de tenlastelegging kan dan ook op basis van de inhoud van die verklaringen worden bewezen.
De verdachte zal echter worden vrijgesproken van de verbale bedreigingen die volgens de tenlastelegging door de verdachte zouden zijn geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beide aangevers gedurende het hele feitencomplex steeds in elkaars gezelschap zijn geweest. Desondanks lopen de verklaringen van de aangevers uiteen en verschillen deze wat betreft de tenlastegelegde verbale bedreigingen. De rechtbank heeft, gelet op het feit dat de verdachte ontkent dat hij bedreigingen heeft geuit en aangever [naam aangever 2] over geen van de in de tenlastelegging genoemde bewoordingen heeft verklaard, niet de overtuiging bekomen dat de tenlastegelegde verbale bedreigingen door de verdachte zijn geuit.
4.2.5.
Conclusies
De verklaringen van [naam aangever 1] en [naam aangever 2] kunnen en zullen worden gebruikt voor het bewijs.
De verdachte zal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde verbale bedreigingen. Het tenlastegelegde tonen van een vuurwapen kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op of omstreeks 19 november 2014 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
gezegd (woorden van de strekking):"iemand gaat lijden je gaat sowieso krijgen
wat ik hier heb" en/of "ik weet dat jij het was. Ik zag jou gisteren naar
boven kijken. je fuckt met onze zaken. Je fuckt met mijn money. als dat geget
wordt is de schuld op jou" en/of daarbij (vervolgens) een vuurwapen aan die
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] getoond;
3.
(pknr. 701268-15)
hij op of omstreeks 06 december 2015 te Rotterdam
zijn levensgezel, [naam slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3] meermalen,
althans eenmaal (telkens) (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand op het
hoofd en/of met een pollepel op de arm(en) en/of
het(boven)be(e)n(en) te slaan;
4.
(pknr. 113494-12)
hij op of omstreeks 8 maart 2012 te Rotterdam
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 4] ),
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht)
tegen het lichaam heeft geduwd en/of in/op het gezicht heeft geslagen/gestompt
en/of tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt,
waardoor deze [naam slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2 BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD
3 MISHANDELING, BEGAAN TEGEN ZIJN LEVENSGEZEL
4 MISHANDELING.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Verzoek tot splitsing
7.1.1.
De raadsman heeft gepleit voor splitsing van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten omdat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken en hij in dat geval een schadevergoeding kan verzoeken wegens ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis. Door het later alsnog toevoegen van de overige losstaande feiten 3 en 4 zijn die belangen van de verdachte miskend.
7.1.2.
In lijn met voornoemd betoog heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen voor het onder 3 ten laste gelegde en toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht voor het onder 4 ten laste gelegde.
7.1.3.
De feiten zijn door het Openbaar Ministerie gevoegd aangebracht. Gelet op de bewezenverklaring waartoe de rechtbank is gekomen, is het in het belang van de verdachte (artikel 57 Sr) dat de bewezenverklaarde strafbare feiten in één vonnis worden afgedaan.
7.1.4.
De rechtbank verwerpt dan ook het verzoek van de raadsman.
7.2.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft twee personen bedreigd door aan hen een vuurwapen te tonen.
Het zijn onder meer dit soort feiten die niet alleen een grote impact hebben op de slachtoffers, maar ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid in hoge mate versterken.
Daarnaast heeft de verdachte zijn stiefzus en zijn toenmalige levensgezel (tevens de moeder van zijn kind) mishandeld. Dit zijn verwerpelijke feiten waartegen consequent moet worden opgetreden.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 november 2014, 30 januari 2015, 16 februari 2015 en 9 december 2015. BoumanGGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 9 december 2015. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en het aantal feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de verbale bedreigingen niet bewezen acht, zal een straf worden opgelegd conform de eis van de officier van justitie. Daarbij is rekening gehouden met de hiervoor genoemde omstandigheden, het tijdsverloop en in het bijzonder de straffen die normaliter worden opgelegd bij het tonen van een vuurwapen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 81 (éénentachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
mr. S.N. Abdoelkadir en mr. A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 november 2014 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kluis weg te nemen geld en/of
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die kluis te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen met een slijptol een opening in voornoemde kluis
heeft gemaakt/trachten te maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
op of omstreeks 19 november 2014 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een kluis heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die kluis wist(en), althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2014 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
gezegd (woorden van de strekking):"iemand gaat lijden je gaat sowieso krijgen
wat ik hier heb" en/of "ik weet dat jij het was. Ik zag jou gisteren naar
boven kijken. je fuckt met onze zaken. Je fuckt met mijn money. als dat geget
wordt is de schuld op jou" en/of daarbij (vervolgens) een vuurwapen aan die
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] getoond;
3.
(pknr. 701268-15)
hij op of omstreeks 06 december 2015 te Rotterdam
zijn levensgezel, [naam slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3] meermalen,
althans eenmaal (telkens) (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand op het
hoofd en/of met een pollepel op de arm(en) en/of (boven)be(e)n(en) te slaan;
4.
(pknr. 113494-12)
hij op of omstreeks 8 maart 2012 te Rotterdam
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 4] ),
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht)
tegen het lichaam heeft geduwd en/of in/op het gezicht heeft geslagen/gestompt
en/of tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt,
waardoor deze [naam slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.