ECLI:NL:RBROT:2017:6025

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
3 augustus 2017
Zaaknummer
10/681283-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en diefstal met geweld in Dordrecht met vrijspraak voor tweede straatroof

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van straatroof en diefstal. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij camerabeelden en getuigenverklaringen zijn gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tweede straatroof, omdat de herkenning op camerabeelden niet overtuigend genoeg was. Echter, de rechtbank vond voldoende bewijs voor de eerste straatroof en de diefstal van een fiets. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, wat een ernstige impact heeft op de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, waarvan een deel voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681283-15
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht.
Raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte past in het door de aangeefster gegeven signalement van de dader, dat de verdachte op de dag van het feit is gezien in Dordrecht door de wijkagent van het centrum van Dordrecht terwijl de verdachte een glimmende gewatteerde jas en een zak om zijn haar droeg, en dat de verdachte op beelden is herkend door een verbalisant die de verdachte ambtshalve kent.
4.1.2.
Beoordeling
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen waarin verbalisant [naam verbalisant] relateert over zijn bevindingen met betrekking tot het bekijken van de camerabeelden van de gemeente Dordrecht. Op grond van het opgegeven signalement van de dader in combinatie met de uitgekeken camerabeelden heeft de verbalisant verdachte herkend. Er zijn 29 printjes van schermafdrukken van die beelden bij het proces-verbaal gevoegd. Die schermafdrukken (foto’s) zijn - van een dvd die de officier van justitie daarna in het dossier heeft gevoegd - ter terechtzitting bekeken.
Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de afbeeldingen en de zichtbaarheid van de dader op die afbeeldingen van belang. De rechtbank ziet wel overeenkomsten tussen de persoon op de foto’s en verdachte maar deze foto’s zijn niet van dusdanige kwaliteit dat onomstotelijk kan worden vastgesteld dat het de verdachte is die zichtbaar is. Ofschoon de verdachte past in het door aangeefster opgegeven signalement heeft de rechtbank dan ook niet de overtuiging dat het de verdachte is die het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent dat hij een pet heeft gestolen. De aangeefster merkt tijdens een fotoconfrontatie op dat de persoon op foto 7 wel op de dader lijkt omdat die persoon een heel donkere huidskleur heeft. Toevallig staat de verdachte op foto 7, maar belangrijker is dat aangeefster verdachte niet heeft herkend. Verbalisant [naam verbalisant] die bewegende beelden heeft bekeken, relateert dat hij de verdachte herkent als de dader. Hij herkent de verdachte echter niet op basis van een gezichtsherkenning, maar op basis van de beschrijving van de aangeefster in combinatie met de beelden. Aan die herkenning mag om die redenen geen waarde worden toegekend.
4.2.2.
Beoordeling
Net als bij feit 2 het geval is, bevindt er zich een proces-verbaal van bevindingen in het dossier waarin verbalisant [naam verbalisant] beschrijft wat hij waarneemt tijdens het bekijken van camerabeelden, welke zijn verkregen van de gemeente Dordrecht. Ook hier zijn 29 printjes van schermafdrukken van die beelden bij het proces-verbaal gevoegd. De digitale foto’s van die schermafdrukken zijn op zitting bekeken vanaf een dvd (die de officier van justitie daarna in het dossier heeft gevoegd). Op basis van die foto’s heeft de rechtbank de overtuiging dat de persoon die zichtbaar is op die beelden, de verdachte is. Op de verschillende camerabeelden is de route van de verschillende personen, die volgens de aangifte bij de beroving zijn betrokken, vastgelegd. Die route voert van de Korte Breestraat, via de Visstraat naar de Grote Spuistraat. De Grote Spuistraat bevindt zich op enkele minuten loopafstand van de plaats delict. Ruim vier uur voor de beroving is de verdachte duidelijk zichtbaar vastgelegd op de camera’s die gericht zijn op de Grote Spuistraat. Een paar minuten na de beroving is hij daar opnieuw in beeld terwijl hij de pet vasthoudt die zojuist is gestolen. Naast de beelden bevindt er zich een foto in het dossier die een verbalisant in februari 2015 van de verdachte heeft genomen. De verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op die foto. Toen die foto werd gemaakt in februari 2015 droeg de verdachte een zware jas met witte strepen en een embleem op de borst. De rechtbank stelt vast dat op de foto’s van de camerabeelden zichtbaar is dat de verdachte eenzelfde jas draagt, hetgeen bijdraagt aan de herkenning.
Mede gelet op de herkenning komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Uit de aangifte blijkt dat er twee mannen op de aangeefster en haar vriend zijn afgestapt. Niet is echter gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en die andere man ten aanzien van de door de verdachte gepleegde diefstal, zodat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het tezamen en in vereniging met een ander plegen van het feit.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Dordrecht op de openbare weg, de [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen een pet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- duwen en/of slaan en/of stompen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer 1] van de woorden "Die wil ik hebben", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 14 juni 2016 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
3.
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof met geweld. De verdachte is op de aangeefster afgestapt, hij heeft haar een duw of een klap gegeven en vervolgens heeft hij haar pet gestolen. Een delict als het onderhavige heeft niet alleen een enorme impact op het slachtoffer maar versterkt ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich niets gelegen laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffers. Hij was kennelijk slechts uit op financieel gewin. Het gaat om een ernstig delict waartegen streng dient te worden opgetreden.
De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. Een ergerlijk feit met vervelende gevolgen voor het slachtoffer.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel is dat de verdachte baat heeft bij begeleiding door Humanitas, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 835,90 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij toewijzing rekening te houden met het feit dat de fiets ruim een jaar oud was; daarom zou niet de aanschafwaarde moeten worden toegewezen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Rekening houdend met de afschrijving van de fiets zal die schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 735,90, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag overeenkomstig de daartoe strekkende vordering zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 juni 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 735,90, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt, en zal zich houden aan de aan de aanwijzingen te geven door of namens Bouman GGZ, ook als dat begeleiding door Humanitas inhoudt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 735,90 (zegge: zevenhonderdvijfendertig euro en negentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 735,90(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijfendertig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 735,90 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
14 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Dordrecht op de openbare weg, de [plaats delict 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- duwen en/of slaan en/of stompen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer 1] van de woorden "Die wil ik hebben", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2015 te Dordrecht op de openbare weg, de [plaats delict 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) duwen van die [naam slachtoffer 4] ;
3.
(parketnummer 10/682058-17)
hij op of omstreeks 14 juni 2016 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.