ECLI:NL:RBROT:2017:6024

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
3 augustus 2017
Zaaknummer
10/731045-17 / vordering TUL VV 96-238465-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met bekentenis van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, heeft bekend dat hij op 4 juni 2017 te Vlaardingen heeft geprobeerd in te breken in een woning met het oogmerk om geld en/of goederen te stelen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat ook in de strafmaat is meegenomen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de bijlagen die bij het vonnis horen, als onderdeel van de uitspraak beschouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/731045-17
Parketnummer vordering TUL VV: 96-238465-16
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.
Raadsman mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 96-238465-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 04 juni 2017 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning gelegen aan de [adres delict] weg te nemen geld en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een (keuken)raam van voornoemde woning heeft geforceerd en/of vervolgens voornoemde woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Woninginbraken en pogingen daartoe zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich mee brengen, maar tevens gevoelens van
angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. De verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en slechts oog gehad voor zijn eigen persoonlijk gewin.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 maart 2017 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 14 april 2017.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden door de vordering zeer kort voor de zitting aan te brengen terwijl het Openbaar Ministerie dat al eerder had kunnen doen. Het Openbaar Ministerie zou daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging afwijzing van de vordering bepleit op de grond dat de rechter ten tijde van de veroordeling artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet juist zou hebben toegepast.
8.4.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de verdachte dient te worden opgeroepen onder betekening van de vordering tot tenuitvoerlegging. De betekening geschiedt op de voet van artikel 588 en volgende van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 265 van het Wetboek van Strafvordering is niet van overeenkomstige toepassing verklaard, zodat de betekening niet aan een termijn is gebonden, terwijl niet is gebleken dat de verdachte in zijn belangen is geschaad door de late aanbrenging. Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vordering.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 31 maart 2017 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, niet nageleefd. Het betoog van de verdediging dat de rechtbank in haar veroordelend vonnis van 31 maart 2017 het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht op onjuiste wijze zou hebben toegepast kan niet leiden tot het door de verdediging gewenste resultaat. Bedoeld vonnis is immers onherroepelijk geworden en kan mitsdien geen onderwerp van geschil zijn in het kader van de onderhavige strafzaak.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 31 maart 2017 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 04 juni 2017 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning gelegen aan de [adres delict] weg te nemen geld en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een (keuken)raam van voornoemde woning heeft geforceerd en/of vervolgens voornoemde woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.