ECLI:NL:RBROT:2017:5948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
C/10/513242 / HA ZA 16-1063
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake subsidieaanvraag en wanprestatie tussen Kinina Beheer B.V. en Lubrication Equipment B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kinina Beheer B.V. (hierna: Kinina) en Lubrication Equipment B.V. (hierna: Lubrication) over een subsidieaanvraag en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Kinina, die zich richt op het begeleiden van ondernemers bij het aanvragen van subsidies, had namens Lubrication een aanvraag voor WBSO-subsidie ingediend. Lubrication betwistte echter de juistheid van de door Kinina opgegeven gegevens, met name het aantal werknemers, en stelde dat de subsidie ten onrechte was verkregen. Kinina vorderde betaling van een bedrag van € 61.192,73, terwijl Lubrication in reconventie de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen vorderde.

De rechtbank oordeelde dat Kinina tekort was geschoten in haar verplichtingen door onjuiste gegevens op de subsidieaanvraag in te vullen. De rechtbank verwierp het verweer van Kinina dat zij mocht afgaan op de informatie van Lubrication, omdat de zorgplicht voor een juiste opgave van gegevens bij Kinina lag. De rechtbank concludeerde dat Lubrication niet gehouden was tot betaling van de overeengekomen vergoeding aan Kinina, en dat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden. Kinina werd veroordeeld tot het betalen van de schade die Lubrication had geleden door de wanprestatie, en werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheid van professionele partijen bij het indienen van subsidieaanvragen en de noodzaak om zorgvuldige en juiste informatie te verstrekken. De uitspraak heeft implicaties voor de aansprakelijkheid van partijen in soortgelijke situaties, waarbij onjuiste gegevens kunnen leiden tot aanzienlijke financiële gevolgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/513242 / HA ZA 16-1063
Vonnis van 26 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KININA BEHEER B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.W. Renzen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUBRICATION EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.A. Krol te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Kinina en Lubrication genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2016 met producties 1 t/m 11;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 12 t/m 19;
  • de brief van deze rechtbank van 14 december 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 12 t/m 19
  • de brief van Kinina van 6 februari 207 met producties 20 en 21;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 22 februari 2017;
  • de brief van 10 maart 2017 namens Lubrication;
  • de brief van 13 maart 2017 houdende bezwaar namens Kinina;
  • de brief van deze rechtbank van 15 maart 2017;
  • de brief van 28 maart 2017 namens Kinina.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kinina exploiteert een onderneming gericht op het begeleiden van Nederlandse ondernemers bij het aanvragen van subsidies bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (hierna: de RVO) op basis van de Wet Bevordering Speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) (de subsidie wordt hierna aangeduid als WBSO-subsidie).
Enig aandeelhouder/bestuurder van Kinina is [bestuurder X] , die is gehuwd met de heer [Y] (hierna: [algemeen medewerker] ), werkzaam als algemeen medewerker in de onderneming.
2.2.
Via de WBSO-subsidie kunnen Nederlandse ondernemingen de financiële lasten voor speur- en ontwikkelingswerk verlagen onder andere door loonkosten en andere kosten te verlagen. Het voordeel wordt verrekend via de belastingaangifte.
2.3.
Lubrication exploiteert een groothandel die met name gericht is op de handel in en verhuur van smeermiddelen en smeerequipment. Bestuurders en eigenaar, ieder voor 50%, zijn:
- S&D Beheer en Vastgoed B.V (hierna: [S&D] ); bestuurder/eigenaar daarvan is [de heer S] (hierna: [bestuurder S&D] .) en
- [R.] Holding B.V. (hierna: de holding); bestuurder/eigenaar daarvan is de heer [R.] (hierna: [de bestuurder R.] ), die via de holding een werkovereenkomst met Lubrication heeft gesloten in de functie van (middellijk) directeur; er staan geen andere personen op de loonlijst van Lubrication.
2.4.
Bij e-mail van 7 juli 2015 maakt [bestuurder S&D] namens Lubrication een afspraak met Kinina, waarna op 14 juli 2015 een gesprek plaatsvindt bij Kinina, gevoerd door de heren [bestuurder S&D] en [de bestuurder R.] namens Lubrication en [algemeen medewerker] en zijn zoon namens Kinina.
2.5.
Partijen sluiten vervolgens een overeenkomst gedateerd 1 juli 2015 (hierna: de overeenkomst), waarin - voor zover van belang - het navolgende is bepaald:
“(…)
Deze overeenkomst omvat het aanvragen en onderhouden van WBSO, RDA en Innovatie box subsidies ten behoeve van de ontwikkeling van diverse projecten binnen …….., via Agentschap.nl
Kinina (…), hierna te noemen partij 1
En
Lubrication (…), hierna te noemen partij 2.
Komen als volgt overeen:
(…)
2. Partij 2 geeft een algehele volmacht aan partij 1 om alle zaken te behartigen inzake de subsidieaanvragen bij agentschap. En voorts voor de vervolgens verkregen lopende subsidie te begeleiden. Volmacht wordt los van deze overeenkomst voor agentschap opgesteld. De volmacht dient alleen en exclusief voor Kinina beheer BV (N. [algemeen medewerker] ) om richting agentschap.nl partij 2 te kunnen vertegenwoordigen.
3. Subsidies worden geadministreerd op naam van partij 2. (altijd eigenaar)
4. Partij 1 zorgt voor administratie en onderhoud van alle lopende en nieuw aan te vragen projecten.
(…)
8. Partij 2 is per verkregen subsidie (WBSO, RDA, Innovatie-box) een bedrag van 15 % over het door RVO toegekende bruto subsidie bedrag verschuldigd.
9. Partij 1 factureert na schriftelijke toezegging van agentschap over het toegekende subsidiebedrag.
10. Partij 1 factureert excl. BTW.
11. Partij 1 hanteert een betalingstermijn van 30 dagen Netto. Factuur datum is gelijk aan datum ontvangst en of verrekening subsidie (s) door partij 2.
12. Deze overeenkomst is gebaseerd op “no cure no pay basis”. Bij geen verkregen subsidies zijn er geen kosten door partij 2 aan partij 1 verschuldigd in welke vorm dan ook.
(…)
De overeenkomst is namens Lubrication ondertekend door [de bestuurder R.] Namens Kinina staat de naam [Y] onder de overeenkomst, maar een handtekening ontbreekt.
2.6.
Op 24 september 2015 verleent [de bestuurder R.] een aanvullende volmacht aan Kinina om namens Lubrication alles te kunnen ondernemen wat nodig geacht mag worden om subsidies aan te vragen en te verwerven.
2.7.
Bij e-mail van 8 oktober 2015 schrijft [algemeen medewerker] aan [de bestuurder R.] :
“(…)
Heb je voor mij een uittreksel van KvK van Lubrication Equipment?
Ook heb ik nodig het loonheffingsnummer.
Daarnaast heb ik van 4-6 personen de BSN nummers nodig. Dit zijn mensen die op papier de ontwikkeling uitvoeren.
(…)”
2.8.
Na herinnering antwoordt [de bestuurder R.] op 29 oktober 2015:
“(…)
Ik zal er snel achteraan gaan en denk dat het maandag moet lukken. Ed is deze week met vakantie en zal het maandag overleggen wie we hiervoor kunnen opgeven.
(…)”
2.9.
[algemeen medewerker] laat hierop bij e-mail van diezelfde dag weten:
“(…)
Deze namen zijn voor de eerst aanvraag nog niet van belang. Althans ik hoef ze niet meteen op te geven.
(…)”
2.10.
Op 18 november 2015 dient Kinina voor twee projecten op naam van Lubrication (hierna: de projecten) een aanvraag voor WBSO-subsidie (hierna ook wel: WBSO-aanvraag) in bij de RVO.
Bij de jaargegevens van de onderneming is vermeld:
Jaar 2015
Jaaromzet 2.500.000,00
Aantal werknemers 8
Totaal loon 760.000,00
2.11.
Op 4 mei 2016 stuurt [algemeen medewerker] - op verzoek van [persoon C] (hierna: [persoon C] ) werkzaam bij de RVO - aanvullende informatie over Lubrication naar de RVO.
2.12.
Bij e-mail van diezelfde dag informeert [algemeen medewerker] Lubrication dat hij is benaderd voor aanvullende informatie over de ontwikkelingsplannen en meldt hij dat [persoon C] van de RVO eerdaags daarover contact zal opnemen.
2.13.
Bij e-mail van 7 juni 2016 informeert [persoon C] [de bestuurder R.] naar aanleiding van de ingediende WBSO-aanvraag nader over de werking van en de gang van zaken bij een WBSO-subsidieregeling, onder toevoeging van een leidraad en modelurenstaat voor het bijhouden van urenadministratie per medewerker.
2.14.
Bij besluit van 10 juni 2016 toegezonden aan [algemeen medewerker] wordt door de RVO een WBSO-subsidie toegekend aan Lubrication voor de twee projecten. De bijlage bevat de zogenoemde S&O verklaring waarin de toekenning als volgt is gespecificeerd:
Periode S&O-verklaring
Januari tot en met december van het jaar 2016
S&O uurloon
€ 29
Aantal S&O uren
5.35
S&O-loon
€ 155.150
Toegekende kosten en/of uitgaven
€ 182.000
Totaal bedrag
€ 337.150
Maximale S&O-afdrachtvermindering
32% over € 350.000, daarboven 16 %
€ 107.888
2.15.
Bij factuur van 10 juni 2016 brengt Kinina een bedrag van 15% over € 337.150, - in rekening bij Lubrication, in totaal zijnde een bedrag van € 61.192,73 (incl. BTW).
2.16.
Op 23 juni 2016 voeren partijen een gesprek in aanwezigheid van de accountant van Lubrication. Deze geeft daarbij aan dat volgens hem een aantal zaken onjuist zijn gebleken en Lubrication daarom geen aanspraak op subsidie kan maken.
2.17.
Naar aanleiding van dit gesprek verzoekt [de bestuurder R.] per e-mail van diezelfde dag aan [algemeen medewerker] hem een kopie te sturen van de beschikking.
2.18.
[algemeen medewerker] laat in zijn reactie daarop per e-mail van 24 juni 2016 onder meer het volgende weten:
“(…)
Normaliter is het zo dat wanneer een aanvraag positief is beoordeeld, dat er afspraak komt het plan van ontwikkeling handen en voeten te geven. (hoe alles te administreren) Ik dacht dat deze afspraak afgelopen donderdag hier voor bedoeld was.
Echter ik kreeg op geen enkele wijze de indruk dat de “onaangekondigde” administrateur die bij deze afspraak aanwezig was dit ook als doel van de bespreking had. Gezien zijn interpretatie van alle gegevens en houding tijdens dit gesprek. Werkelijk alles had bij hem een negatief uitgangspunt
(…)
Ik wil je de beschikking graag ter hand stellen, maar wil wel weten wat je vervolgplannen zijn. Namelijk er zou naar aanleiding van de bemerkingen van jullie administrateur, door jullie nagedacht worden over hoe nu verder.
Echter nu je hem wilt hebben is toepassing toch aan de orde.
(…)”
Ik hoor graag wat je wilt
(…)”
en op 27 juni 2016:
(…)
Helemaal intrekken is niet handig dan komt het goedgekeurde project te vervallen, en daarmee ook verdere of nieuwe aanvragen.
Beter is het om na te denken over wat ik al tijdens ons gesprek had geopperd, het oplengen van de tijdslijn waarover de subsidie loopt.
(…)
Als je toch in wilt trekken laat het mij dan even weten, dan regel ik dit. Vervolgens zal ik je dan conform onze overeenkomst belasten.
(…)”
2.19.
Bij brief van 6 juli 2016 aan Kinina schrijft de advocaat van Lubrication, voor zover van belang,
“(…)
U heeft op naam van cliënte een subsidie aangevraagd met behulp van het loonheffingsnummer van [R.] holding B.V. Cliënte heeft geen personeel in dienst, is geen loonheffing verschuldigd en kan ook niks verrekenen. De aanvraag is gedaan voor 4.150 begrote uren maal een forfaitair uurloon. Daarnaast zijn voor een bedrag van € 185.000 kosten begroot. Dit heeft geleid tot een toegekende subsidie in de vorm van een afdrachtvermindering van circa € 108.000. De uitgangspunten voor de aanvraag, zowel de begrote uren als de begrote kosten zijn echter volstrekt onrealistisch en bovendien is de input voor de uren en kosten niet door cliënte aangeleverd maar door u zelf opgesteld.
Algehele conclusie is dat u op onrechtmatige wijze namens cliënte een subsidie heeft aangevraagd en (mogelijk) gekregen heeft zonder dat daar enige grondslag voor bestaat. Door het onder valse voorwendselen aanvragen van deze subsidie pleegt u tevens wanprestatie jegens cliënte, ten gevolge waarvan u schadeplichtig bent geworden.
Op grond van voorgaande ontbindt cliënte bij deze de door haar met u op 1 juli 2015 gesloten overeenkomst en trekt zij bij deze de haar op 24 september 2015 gegeven volmacht in.
(…)”
2.20.
Bij brief van 16 september 2016 betwist Kinina iedere grondslag voor ontbinding van de overeenkomst en sommeert zij Lubrication om binnen acht dagen tot betaling over te gaan.
2.21.
Bij e-mail van 21 september 2016 stuurt de RVO - desgevraagd door [de bestuurder R.] -kopie van de destijds door [algemeen medewerker] verzonden aanvraag en kopie van het besluit van 10 juni 2016.
2.22.
Op vrijdag 9 december 2016 heeft [de bestuurder R.] namens Lubrication aangifte gedaan bij de politie van oplichting en valsheid in geschrifte door [algemeen medewerker] .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Kinina vordert, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Lubrication te veroordelen tot betaling van € 61.192,73, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldatum tot aan de dag der algehele voldoening;
2. Lubrication te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.386,93;
3. te verklaren voor recht dat Kinina in verband met de Projecten aanspraak kan maken op 15% van de toekomstige WBSO subsidies welke (eventueel) aan Lubrication worden verstrekt, kenbaar uit de ter zake door RVO afgegeven (nadere) beschikkingen;
4. met veroordeling van Lubrication in de kosten van de procedure.
3.2.
Lubrication voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Kinina in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt bij de beoordeling ingegaan.
in reconventie
3.4.
Lubrication vordert - na wijziging eis - in reconventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen Kinina en Lubrication per 6 juli 2016 rechtsgeldig is ontbonden;
b) Kinina te veroordelen tot het betalen van de schade die Lubrication door het bedrog c.q. de wanprestatie heeft geleden, c.q. het onrechtmatig handelen van Kinina heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
c) met veroordeling van Kinina in de proceskosten.
3.5.
Kinina voert verweer en concludeert tot afwijzing vorderingen, met veroordeling van Lubrication in de kosten van de procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen deze in het hierna volgende gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Lubrication voert in conventie allereerst aan dat geen rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen is gesloten, omdat blijkens het uittreksel van de KvK niet [algemeen medewerker] , maar uitsluitend mevrouw [bestuurder X] als enig aandeelhouder bevoegd was Kinina te vertegenwoordigen, zodat de vordering reeds hierom dient te worden afgewezen.
4.3.
Dit verweer wordt verworpen. Uit de over en weer in het geding gebrachte stukken blijkt dat [algemeen medewerker] steeds is opgetreden namens Kinina. Zo is gecommuniceerd via zijn e-mail adres bij Kinina te weten [email XX] en is de overeenkomst opgesteld op naam van Kinina. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat verder vast dat [algemeen medewerker] in dienst is bij Kinina alsmede dat beide partijen steeds hebben beoogd elkaar te binden. Dit laatste is ter zitting namens Kinina nog eens bevestigd, hetgeen als bekrachtiging van de volgens het register onbevoegd verrichte handeling mag worden opgevat.
Dit brengt overigens met zich dat de stelling van Kinina (als verwoord onder 22 in de voorafgaand aan de zitting ingediende conclusie van antwoord in reconventie) dat de verwijten die Lubrication maakt aan het adres van [algemeen medewerker] niet kunnen leiden tot een civielrechtelijke veroordeling van Kinina, evenmin doel kan treffen.
4.4.
Gelet op het voorafgaande dient er in rechte vanuit te worden gegaan dat partijen rechtsgeldig een overeenkomst hebben gesloten, op basis waarvan Kinina in opdracht en ten behoeve van Lubrication subsidie zou aanvragen en Lubrication (eerst) bij toekenning daarvan voor de diensten van Kinina diende te betalen. Vast staat dat positief op de door Kinina ingediende aanvraag is beslist. Partijen verschillen van mening over de vraag of dit – gelet op de omstandigheden – volstaat; of Lubrication gehouden is tot betaling van de overeengekomen vergoeding over te gaan.
4.5.
Lubrication meent van niet. Naar zij stelt in conventie en ten grondslag legt aan de vordering in reconventie heeft Kinina bij de subsidieaanvraag onjuiste gegevens ingevuld, waardoor de subsidie ten onrechte is toegekend en zij deze niet te gelde kan maken, omdat zij - anders dan is opgegeven - geen werknemers op de loonlijst heeft staan. Kinina is daarmee jegens Lubrication (onder meer) tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst.
Kinina heeft betwist dat zij is tekortgeschoten in haar verplichtingen. Naar zij stelt, is zij bij het invullen van de gegevens in de aanvraag afgegaan op informatie als verstrekt door Lubrication. Bovendien kan de toegekende subsidie wel degelijk worden benut door alsnog medewerkers aan te nemen en die de werkzaamheden te laten verrichten waarop de subsidie ziet, bijvoorbeeld werknemers thans werkzaam bij de zustervennootschap.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Als onvoldoende weersproken staat vast dat de door Kinina op de aanvraag ingevulde gegevens omtrent omzet (€ 2.500.000,00) en aantal werknemers (8) niet corresponderen met de werkelijke gegevens van Lubrication. In de overeenkomst is niets geregeld omtrent aanlevering van gegevens door Lubrication en/of de opgave daarvan door Kinina aan het RVO. Bij de beoordeling van de vraag of enige, en zo ja welke, verplichtingen op dit punt op partijen rusten, komt het derhalve aan op de uitleg van de overeenkomst, op hetgeen partijen over en weer redelijkerwijs daaruit mochten begrijpen en van elkaar mochten verwachten, daarbij rekening houdend met de concrete omstandigheden van dit geval, waaronder de aard van de overeenkomst, de wijze van totstandkoming van de overeenkomst en de deskundigheid van partijen.
In dat kader is allereerst relevant dat in ieder geval het hebben van werknemers van essentieel belang is voor toekenning c.q. het te gelde kunnen maken van een toegekende subsidie, aangezien de subsidie slechts daadwerkelijk wordt verkregen doordat het toegekende bedrag in mindering wordt gebracht op toekomstige loonheffingen. Gelet hierop komt het aan op een juiste opgave van het aantal werknemers in de onderneming, althans van het aantal werknemers dat kan en zal worden ingezet op het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. De zorgplicht voor een juiste opgave daarvan rust naar het oordeel van de rechtbank op Kinina als professionele aanvrager; het is aan haar er voor zorg te dragen dat zij beschikt over de juiste gegevens. Daaraan kan – anders dan Kinina lijkt te betogen – niet afdoen het feit dat het systeem flexibel is (zo blijkt uit de stukken dat bij lopende projecten onderling geschoven kan worden met uren) en een en ander later alsnog feitelijk (anders) invulling zou kunnen krijgen. Een professionele partij als Kinina wordt geacht, gelijk is verklaard onderaan het aanvraagformulier, de vermelde gegevens juist en volledig te hebben ingevuld. Wel kan Kinina in zoverre worden gevolgd dat zij bij het invullen van de subsidieaanvraag af mocht gaan op de juistheid van informatie als haar is aangereikt door Lubrication; op hetgeen zij daaruit mocht begrijpen.
4.7.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat Kinina tekort is geschoten in haar verplichting tot het juist invullen van de gegevens op de subsidieaanvraag, in het bijzonder betreffende het aantal werknemers, tenzij juist is haar stelling dat zij bij het invullen van die gegevens is afgegaan en mocht afgaan op de informatie als verstrekt door (of namens) Lubrication.
Nu deze stelling van Kinina moet worden aangemerkt als een bevrijdend verweer (vgl. HR 17 maart 2017, ECLI:NL:2017:459) rust de stelplicht en de bewijslast ter zake op Kinina.
4.8.
Over hetgeen partijen tijdens de aan de aanvraag voorafgaande besprekingen en per e-mail precies aan informatie hebben uitgewisseld - zo is ter zitting duidelijk naar voren gekomen - staan de meningen van betrokkenen lijnrecht tegenover elkaar. Kinina heeft ter zitting nogmaals gesteld dat haar de gegevens omtrent medewerkers, kosten en omzet zijn aangereikt door Lubrication; dat deze mondeling zijn verstrekt door [bestuurder S&D] Lubrication heeft dit ten stelligste betwist. Naar [de bestuurder R.] heeft verklaard is de werking van het systeem van de subsidie ook niet duidelijk besproken en is het aantal medewerkers van Lubrication niet aan de orde geweest. [algemeen medewerker] heeft daartegenover ter zitting verklaard dat hij wel degelijk op het belang van voldoende werknemers heeft gewezen en heeft gevraagd of Lubrication voldoende medewerkers had om het project uit te voeren. Hij ging daarvan uit. Bij conclusie van antwoord heeft Kinina in dit verband gewezen op een foto op de website van Lubrication waarop meerdere personen als Lubrication team staan afgebeeld. [algemeen medewerker] heeft ter zitting verder nog aangegeven dat hij wist dat er 12 werknemers waren, maar dat hij niet wist of die werknemers bij de moedermaatschappij [S&D] of dochter Lubrication werkzaam waren. De wetenschap daarvan was voor de subsidieaanvraag echter wel van essentieel belang, nu uit hetgeen ter zitting is verklaard en uit de stukken valt op te maken dat in eerste instantie is gesproken over een project voor de moedermaatschappij maar dat dat later is gewijzigd en het project ten name van Lubrication is ingediend. Het had naar het oordeel van de rechtbank dan ook op de weg van Kinina gelegen, zeker op dat latere moment, zich van precieze informatie te vergewissen. Dat heeft Kinina nagelaten. Weliswaar is juist dat zij nog per e-mail om de BSN-nummers heeft gevraagd van 4-6 werknemers die ‘op papier de ontwikkeling uitvoeren’, maar dat volstaat niet; bovendien heeft Kinina ook het antwoord daarop niet afgewacht, alvorens de aanvraag in te dienen. Andere concrete feiten of omstandigheden op basis waarvan - indien bewezen - zou kunnen worden geconcludeerd dat Kinina uit de aan haar door Lubrication verschafte informatie mocht afleiden dat bij Lubrication wel de bij de aanvraag opgegeven werknemers op de loonlijst stonden zijn niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen.
4.9.
De conclusie is dat er in rechte van uit dient te worden gegaan dat Kinina door opgave van onjuiste gegevens tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en de subsidie op onjuiste gronden is verkregen, zodat Lubrication niet gehouden is tot betaling van de overeengekomen vergoeding. De vordering in conventie als hiervoor weergegeven onder 3.1. sub 1 zal worden afgewezen.
4.10.
In reconventie ligt nog voor de vraag of Kinina ook in verzuim is komen te verkeren. Kinina meent van niet, omdat Lubrication nimmer een ingebrekestelling heeft gestuurd, terwijl nakoming nog mogelijk was, zodat de vorderingen in reconventie reeds hierom dienen te worden afgewezen.
4.11.
Dit verweer faalt. Met Lubrication is de rechtbank van oordeel dat correcte nakoming alsnog in dit geval onmogelijk was, zodat het sturen van een ingebrekestelling niet was vereist. Immers op het moment dat het Lubrication bleek dat geen juiste gegevens waren ingevuld was de definitieve beslissing reeds een feit, terwijl het alsnog invullen van een andere aanvraag op basis van de wel juiste gegevens nimmer had kunnen leiden tot eenzelfde positieve beslissing, zoals Kinina zelf ook lijkt te onderkennen, waar zij in haar conclusie van antwoord in reconventie stelt dat, ware zij ervan op de hoogte geweest dat Lubrication geen eigen personeel in dienst had, zij niet aan het project was begonnen. Nu mede gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen ook niet gesteld kan worden dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, was Lubrication gerechtigd om de overeenkomst – gelijk zij heeft gedaan – buitengerechtelijk te ontbinden. De vordering in reconventie als hiervoor weergegeven onder 3.3 sub a zal worden toegewezen.
4.12.
Nu de overeenkomst is ontbonden en Kinina ter zitting heeft erkend dat de door Lubrication gegeven aanvullende volmacht rechtsgeldig is ingetrokken, dient de in conventie nog gevraagde verklaring voor recht als hiervoor weergegeven onder 3.1. sub 3 bij gebreke van enige grondslag te worden afgewezen.
4.13.
Lubrication heeft in reconventie voorts nog gevorderd vergoeding van de door haar ten gevolge van het handelen door Kinina geleden schade, nader op te maken bij staat. Dat er schade zou zijn geleden is door Kinina betwist.
4.14.
De rechtbank overweegt ter zake als volgt. Voorop staat dat gesteld noch gebleken is dat de vastgestelde tekortkoming Kinina niet zou zijn toe te rekenen, zodat Kinina in beginsel gehouden is de dientengevolge door Lubrication geleden schade te vergoeden. Lubrication heeft gesteld dat haar schade bestaat uit interne kosten, zoals de extra accountantskosten en de tijd die zij heeft moeten besteden aan het verweer. Anders dan Kinina meent, kunnen de intern gemaakte bedrijfskosten, althans voor zover zij redelijk zijn, voor vergoeding in aanmerking komen behoudens de beperkingen bij wet gesteld (HR 01-07-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1036). Dat enige schade in deze vorm is geleden is voldoende aannemelijk en biedt voldoende grondslag voor de vordering tot verwijzing naar de schadestaat. De vordering in reconventie als hiervoor weergegeven onder 3.3. sub b zal worden toegewezen als hierna bepaald.
4.15.
Kinina zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten aan de zijde van Lubrication worden begroot op:
  • griffierecht € 1.929, -
  • kosten advocaat € 2.682, - (2 punten conventie, 1 punt reconventie x € 894, -)
-------------
Totaal € 4.611, -

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst af de vordering van Kinina;
in reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen Kinina en Lubrication per 6 juli 2016 rechtsgeldig is ontbonden;
5.3.
veroordeelt Kinina tot het betalen van de schade die Lubrication door de wanprestatie heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
in conventie en in reconventie voorts
5.4.
veroordeelt Kinina in de kosten van dit geding aan de zijde van Lubrication bepaald op € 4.611, -;
5.5.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
[1515/2221]