ECLI:NL:RBROT:2017:5942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
10/692028-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in Psychiatrisch Centrum met verminderde toerekeningsvatbaarheid en TBS-regime

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die brand heeft gesticht in zijn eigen kamer in het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden te Poortugaal. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G.J. Smit. De officier van justitie, mr. M.E.I. van der Helm, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank achtte het ten laste gelegde levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen niet bewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het gevaar ten tijde van de brandstichting voorzienbaar was. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht.

De rechtbank nam de conclusies van deskundigen over, die de verdachte verminderde toerekeningsvatbaar achtten vanwege zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en andere psychische problemen. De rechtbank besloot af te wijken van de gebruikelijke straffen en legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt. De rechtbank benadrukte de noodzaak van intensieve klinische behandeling met hoog beveiligingsniveau, gezien de kans op herhaling en de ernst van het feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/692028-17
Datum uitspraak: 26 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Vught, te Vught,
raadsman mr. M.G.J. Smit, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.E.I. van der Helm heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten
De rechtbank acht het ten laste gelegde “te duchten levensgevaar, althans zwaar lichamelijk letsel” niet bewezen. Voor bewezenverklaring van deze bestanddelen is vereist dat het betreffende gevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Om dit gevaar te kunnen vaststellen, dient het dossier daarvoor voldoende gegevens te bevatten. De rechtbank is van oordeel dat deze gegevens in het onderhavige dossier ontbreken. Weliswaar valt uit het dossier af te leiden dat zich in het pand meerdere personen bevonden, maar op welke afstand van de celruimte/kamer van de verdachte en onder welke omstandigheden deze personen zich bevonden, is niet voldoende duidelijk geworden. De verdachte zal dan ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(primair)
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
opzettelijk brand heeft gesticht in een celruimte/kamer ( [celnummer/kamernummer] ) van
Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een kussensloop en/of een laken, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of de kussensloop en/of
eenlaken geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan in die celruimte/kamer en/of aangrenzende ruimtes gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar, althans zwaar lichamelijk letsel voor de aldaar aanwezige perso(o)n(en) te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een woordenwisseling met personeel van het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden, waar de verdachte in het kader van een TBS-maatregel verbleef, heeft de verdachte brand gesticht in zijn eigen kamer. Hij heeft met een aansteker een kussensloop in brand gestoken. Nadat de brand was opgemerkt en de verdachte hierop was aangesproken, heeft hij met een laken geprobeerd de vlammen te doven. Dit lukte slechts gedeeltelijk en er ontstond een enorme rookontwikkeling. De brandweer heeft uiteindelijk de brand geblust.
Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf. Door zijn toedoen heeft het gevaar bestaan dat ook andere goederen in zijn kamer vlam zouden vatten. Het is aan het kordate optreden van het personeel en de brandweer te danken dat het niet zo ver is gekomen.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld door de strafrechter, maar nooit voor soortgelijke strafbare feiten. De bij vonnis van 15 februari 2016 aan de verdachte opgelegde TBS-maatregel is onderbroken vanwege de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak.
Psychiater in opleiding [naam psychiater 1] heeft, onder supervisie van psychiater [naam psychiater 2] , een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 juli 2017. Dit rapport houdt in dat betrokkene lijdende is aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hij is sinds jonge leeftijd bekend met ernstige gedragsproblemen, hij is snel geprikkeld, impulsief en heeft moeite met agressieregulatie. Mogelijk was er tevens sprake van een depressieve stoornis waarbij hij zich somber voelde en last had van suïcidale gedachtes.
Psycholoog drs. [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 juli 2017. Dit rapport houdt in dat betrokkene op het moment van de brandstichting waarschijnlijk werd overspoeld door zijn emoties, in dit geval van boosheid, frustratie en wanhoop en dat elk relativeringsvermogen wegviel. Betrokkene was op dat moment niet goed in staat deze affecten te reguleren, hij werd er in hoge mate door gestuurd.
De deskundigen concluderen dat de bij de verdachte waargenomen persoonlijkheidsstoornissen zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedden ten tijde van de brandstichting. Geadviseerd wordt om de verdachte het gepleegde feit verminderd toe te rekenen.
Reclassering Nederland heeft zich in het rapport van 4 juli 2017 achter het advies van de deskundigen geschaard.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De deskundigen hebben zich tevens uitgelaten over de afdoening van deze zaak. De kans op herhaling wordt als groot ingeschat. Door zijn persoonlijkheidsproblematiek heeft de verdachte een verminderde gewetensfunctie en heeft hij de neiging agressief te reageren. Een intensieve klinische behandeling met hoog beveiligingsniveau is nog steeds van belang. Aanbevolen wordt om dit in het kader van TBS met dwangverpleging te doen.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de deskundigen, gelet op de onderbouwing daarvan en de indruk van de persoon van de verdachte op de terechtzitting. Intensieve klinische behandeling met hoog beveiligingsniveau acht ook de rechtbank noodzakelijk. Daarom zal de rechtbank afwijken van de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en een strafmodaliteit kiezen die het mogelijk maakt dat de verdachte op een zo kort mogelijke termijn weer onder het TBS-regime komt.
Alles afwegend, met inachtneming van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(primair)
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
opzettelijk brand heeft gesticht in een celruimte/kamer ( [celnummer/kamernummer] ) van
Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met een kussensloop en/of een laken, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of de kussensloop en/of het laken geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan in die celruimte/kamer en/of aangrenzende ruimtes gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar, althans zwaar lichamelijk letsel voor de aldaar aanwezige perso(o)n(en) te duchten was;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten in een celruimte/kamer ( [celnummer/kamernummer] ) van Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar, althans zwaar lichamelijk letsel voor de aldaar aanwezige perso(o)n(en) te duchten was
met dat opzet, een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een kussensloop en/of een laken, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(meer subsidiair)
hij op of omstreeks 02 april 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een kussensloop en/of een laken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door (open) vuur bij en/of tegen die kussensloop en/of het laken te houden.