ECLI:NL:RBROT:2017:5941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
10/702065-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door directeur met schoonmaakster, bewezenverklaring en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een directeur die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een schoonmaakster. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Heida. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting gevoerd op 12 juli 2017. De officier van justitie, mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enige inconsistenties. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 180 uren, met een proeftijd van 2 jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in rechtstreeks verband stond met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/702065-16
Datum uitspraak: 26 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. A. Heida, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De raadsvrouw heeft betoogd dat onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is om het ten laste gelegde feit bewezen te kunnen verklaren en daarnaast dat de verklaringen van aangeefster dusdanig onbetrouwbaar zijn vanwege inconsistenties en tegenstrijdigheden met andere verklaringen dat zij niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs. Zij heeft dit standpunt toegelicht aan de hand van de door haar aan de rechtbank overgelegde pleitnotities.
De rechtbank overweegt dat het bij zedenzaken vaak gaat om een verklaring van de aangever of aangeefster, waar de verklaring van de verdachte tegenover staat. Kenmerkend voor dit soort zaken is dat er geen directe getuigen zijn en vaak ook geen ander bewijs.
In een dergelijke situatie, waarin de verklaringen tegenover elkaar staan, is het van belang om vast te stellen of de verklaring van de aangever of aangeefster niet alleen betrouwbaar is, maar ook of daarvoor voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank dient te onderzoeken of de verklaring van aangeefster voldoende bevestiging vindt in het dossier.
De rechtbank oordeelt dat voldoende wettig bewijs aanwezig is nu de verklaringen van aangeefster bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster overweegt de Rechtbank het volgende:
Aangeefster heeft een informatief gesprek gevoerd met de politie, gevolgd door een aangifte tegen de verdachte. Weliswaar is sprake van enige discrepantie in de verklaringen van aangeefster, maar in de kern komen die verklaringen op hetzelfde neer. Aangeefster heeft verklaard dat zij door de verdachte is gedwongen ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar, omdat zij op hoofdlijnen consequent heeft verklaard en omdat de verklaringen steun vinden in overige bewijsmiddelen. Dat aangeefster op ondergeschikte punten anders heeft verklaard doet aan de betrouwbaarheid niet af.
De verklaringen van aangeefster kunnen dan ook gebezigd worden voor het bewijs.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2015 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of strelen over haar rug en/of
- plaatsen en/of duwen van zijn onderlichaam/schaamstreek/penis tegen haar onderlichaam/schaamstreek,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het (meermalen) (onverhoeds)
- vastpakken van haar arm(en) en/of schouder(s) en/of
- vastpakken van en/of duwen tegen en/of trekken aan haar lichaam (waardoor
zij tegen een muur
kwamte staan
)en/of
- ( vervolgens) plaatsen van zijn arm(en) tegen een muur, aan weerskanten van
haar (waardoor zij niet weg kon) en/of
- plaatsen en/of duwen van zijn onderlichaam/schaamstreek tegen haar onderlichaam/schaamstreek en/of
- maken van misbruik van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Deze handelingen vonden plaats in het bedrijf van de verdachte waar het slachtoffer als schoonmaakster werkzaam was. De verdachte heeft zich geheel laten leiden door zijn eigen verlangens en heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat bij slachtoffers van zedenmisdrijven gedurende lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid kunnen blijven bestaan. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat ook het slachtoffer in deze zaak nog dagelijks last heeft van wat haar is overkomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Hij heeft een blanco strafblad.
Anderzijds neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat hij geen berouw heeft getoond en op geen enkele wijze blijk heeft gegeven van inzicht in het verwerpelijke van zijn handelen.
Het slachtoffer mocht vertrouwen op een veilige werkomgeving, maar de verdachte heeft hier op forse wijze inbreuk op gemaakt, terwijl hij in zijn functie als directeur de eerst aangewezene was om die veiligheid te waarborgen.
In de regel wordt voor dit soort zedenmisdrijven als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van drie tot zes maanden gehanteerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en zal daarom in strafverzwarende zin hiervan afwijken.
Gezien de ernst van het feit ligt het opleggen van een gevangenisstraf het meest in de rede. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat dit niet opportuun wordt geacht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de omvang van de taakstraf en de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 161,95 aan materiële schade en een vergoeding van € 900,00 aan immateriële schade. Daarnaast wordt een bedrag van € 5,54 aan vergoeding van proceskosten gevorderd.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling
De rechtbank heeft uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding opgemaakt dat de benadeelde partij al langere tijd last heeft van fysieke klachten en dat zij voorafgaande aan het bewezen verklaarde delict was begonnen met aangepaste werkzaamheden na een half jaar van rugklachten.
Gelet daarop ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld in welke mate de schade van de benadeelde partij in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde feit. Een verantwoorde behandeling en beoordeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding daarom geen inhoudelijke beslissing genomen.
De benadeelde partij geldt als de in deze procedure in het ongelijk gestelde partij en dient daarom in de proceskosten te worden veroordeeld. Deze proceskosten van de verdachte worden door de rechtbank begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
178 (honderdachtenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
89 dagen;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2015 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en),
namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of strelen over haar rug en/of
- plaatsen en/of duwen van zijn onderlichaam/schaamstreek/penis tegen haar onderlichaam/schaamstreek,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het (meermalen) (onverhoeds)
- vastpakken van haar arm(en) en/of schouder(s) en/of
- vastpakken van en/of duwen tegen en/of trekken aan haar lichaam (waardoor
zij tegen een muur te staan en/of
- ( vervolgens) plaatsen van zijn arm(en) tegen een muur, aan weerskanten van
haar (waardoor zij niet weg kon) en/of
- plaatsen en/of duwen van zijn onderlichaam/schaamstreek tegen haar onderlichaam/schaamstreek en/of
- maken van misbruik van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht.