ECLI:NL:RBROT:2017:5940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
10/691201-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Slepend burenconflict leidt tot schietincident en bedreiging met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident dat voortkwam uit een slepend burenconflict. De verdachte heeft op 28 november 2015 met een vuurwapen geschoten op zijn buurjongen en diens vriendin, waarbij de vriendin gewond raakte in haar schouder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat werd ondersteund door een gedragskundig onderzoek. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en munitie bevolen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die voortkwam uit de bewezen feiten. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat de feitelijke toedracht niet aannemelijk was gemaakt. De verdachte is schuldig bevonden aan bedreiging, poging tot doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691201-15
Datum uitspraak: 26 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 (primair), 3 (primair) en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, medewerking aan begeleiding van Visio en een inspanningsverplichting om begeleid te gaan wonen en andere voorwaarden het gedrag van de verdachte betreffende;
  • onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen vuurwapen en de daarbij behorende munitie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 4
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Verweren feiten 2 en 3
Betrouwbaarheid verklaringen
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van aangeefster [naam aangeefster] (hierna: aangeefster) en getuige [naam getuige] (hierna: getuige) dusdanig inconsistent en tegenstrijdig zijn dat ze niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verschillen in de verklaringen van aangeefster en de getuige niet zodanig zijn dat deze daardoor niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Beoordeling
Bij de beoordeling van het betoog van de verdediging neemt de rechtbank in aanmerking dat vaststaat dat de verdachte tweemaal heeft geschoten met een vuurwapen. Deze omstandigheid heeft op de terechtzitting immers niet ter discussie gestaan.
Aangeefster heeft op 28 november 2015 bij de politie verklaard dat zij allemaal wegrenden en dat zij toen twee knallen hoorde. Na de eerste knal voelde zij een branderig gevoel in haar rechter schouder. Later zag zij een gaatje aan de voor- en achterkant van haar schouder. Bij een volgend verhoor heeft aangeefster verklaard dat dit niet klopt en dat zij het branderige gevoel pas na de tweede knal voelde.
Tijdens het politieverhoor van 18 december 2015 heeft aangeefster eerst een samenvatting gegeven van wat er was gebeurd en daarna heeft zij, op vragen van de verbalisanten, verklaard dat [naam slachtoffer 1] gelijk is gaan rennen toen de verdachte zijn pistool pakte. Toen hoorde aangeefster het eerste schot en is zij gaan rennen. Kort nadat zij het tweede schot hoorde voelde zij een branderig gevoel in haar schouder.
Op 18 juli 2016 is aangeefster door de rechter-commissaris gehoord. Tijdens dat verhoor heeft aangeefster verklaard dat [naam slachtoffer 1] is gaan rennen toen de verdachte zijn pistool pakte. De verdachte schoot naar [naam slachtoffer 1] en na dat schot is aangeefster gaan rennen. Toen hoorde zij het tweede schot. Later merkte zij dat er een gaatje in haar jas zat en dat zij gewond was.
De getuige is op 28 november 2015 door de politie gehoord. Hij heeft toen verklaard dat de verdachte zijn pistool pakte en dat iedereen wegrende. Hij heeft gezien dat de verdachte aangeefster in haar schouder schoot. Op 22 april 2016 is de getuige door de rechter-commissaris gehoord. Toen heeft de getuige verklaard dat [naam slachtoffer 1] en aangeefster wegrenden toen de verdachte zijn wapen pakte. Hij heeft gezien dat de verdachte eerst op [naam slachtoffer 1] schoot en daarna op aangeefster.
De verklaringen van aangeefster en de getuige zijn naar het oordeel van de rechtbank in de kern consistent. Beiden zijn direct na het voorval gehoord en hebben op relevante punten op hoofdlijnen gelijkluidend verklaard aan de later afgelegde verklaringen. Deze verklaringen vinden voorts in voldoende mate en op wezenlijke onderdelen steun in andere wettige bewijsmiddelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van aangeefster en de getuige voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Opzet
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen opzet of het voornemen had op de dood of op zwaar lichamelijk letsel van de aangevers [naam aangeefster] en [naam aangever] (hierna: aangevers), ook niet in voorwaardelijke zin.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte weliswaar tweemaal met een vuurwapen heeft geschoten, maar dat hij dat wapen bewust naar de grond heeft gericht. De raadsman heeft zijn betoog onderbouwd aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de verdediging dat de verdachte bewust naar de grond heeft gericht geen steun vindt in de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting, zodat deze stelling op geen enkele wijze is onderbouwd.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte in de richting van beide aangevers heeft geschoten.
Bij aangeefster [naam aangeefster] is een doorschotverwonding geconstateerd in haar rechter schouder, wat strookt met haar verklaring dat zij een branderig gevoel in haar schouder had na het tweede schot. De schouder ligt zo dicht bij de nek en het hoofd dat de kans op dodelijk letsel naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk was te achten
Het dossier biedt geen aanknopingspunten op basis waarvan valt aan te nemen dat de verwonding van aangeefster door een ander voorwerp is veroorzaakt dan door een kogel uit het vuurwapen van de verdachte. Er is ook geen aanwijzing dat de kogel op de grond afgeketst is en vervolgens aangeefster heeft geraakt.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op het bovenlichaam van aangeefster heeft geschoten en met die gedraging willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster geraakt zouden worden door een kogel uit het vuurwapen van de verdachte.
Het onder 2 (primair) ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van aangever [naam aangever] ligt dat anders. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verdachte heeft gericht op het bovenlichaam van aangever en evenmin dat aangever daar is geraakt. Daarentegen was bij het schieten in de richting van de wegrennende aangever de kans op ten minste zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Het onder 3 (impliciet subsidiair) ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 (primair) en 3 (impliciet subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de
woorden toegevoegd: "Ik vermoord jullie allemaal", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
2. ( primair)
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 3] van het leven te
beroven met dat opzet met een vuurwapen één of meer projectielen
heeftafgevuurd in
de richting van het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. ( primair)
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1]
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met een vuurwapen één of meer projectielen
heeftafgevuurd in
de richting van het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam een of meer wapens van
categorie III, te weten een revolver (merk Amadeo Rossi, kaliber .38), en/of
(voor die revolver bruikbare) munitie van categorie III, te weten drie,
althans één of meer kogelpatro(o)n(en) (kaliber .38), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

Beroep op noodweer
Door de verdediging is met betrekking tot de feiten 2 en 3 een beroep gedaan op noodweer. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte bemerkte dat drie jongens op hem afkwamen om hem te grijpen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij van achteren werd vastgepakt. Daartegen heeft hij zich moeten verdedigen, aldus de raadsman.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep op noodweer, omdat de verdachte zelf de confrontatie heeft gezocht en niet is komen vast te staan dat de verdachte werd aangevallen en dat hij van achteren werd vastgepakt.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer, omdat de aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. De verklaring van de verdachte dat hij werd aangevallen door drie jongens en van achteren werd vastgepakt wordt niet ondersteund door de inhoud van het dossier. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
De bewezen feiten leveren op:

1.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

2.(primair)

poging tot doodslag

3.(primair)

poging tot zware mishandeling

4.

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

6.Strafbaarheid verdachte

Gelet op de verwerping van het beroep op noodweer en de onderbouwing daarvan, wordt het door de verdediging gedane beroep op noodweerexces eveneens verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In november 2015 is een slepend conflict tussen de verdachte en zijn buurman tot een uitbarsting gekomen.
De verdachte heeft met een vuurwapen geschoten op zijn buurjongen en diens vriendin. De vriendin werd geraakt in haar schouder. Dat de buurjongen niet werd geraakt en het letsel van zijn vriendin relatief gering bleek te zijn is niet de verdienste van de verdachte, maar louter te danken aan toeval en geluk. Bij een doorzoeking in de woning van de verdachte werd het vuurwapen met munitie aangetroffen. Enkele dagen eerder had de verdachte zijn buurvrouw verbaal met de dood bedreigd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte vermeldt slechts een veroordeling in 1999.
Het rapport betreffende het gedragskundig onderzoek van 1 september 2016 omtrent de persoon van de verdachte houdt in dat de verdachte zich, ingegeven door een paranoïde en waanachtige vertekening, steeds meer bedreigd en angstig is gaan voelen, waarbij hij als gevolg van zijn gebrekkige copingvaardigheden niet in staat was om op een adequate wijze met de oplopende gevoelens om te gaan. Geadviseerd wordt om de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Nu de conclusies in het rapport van het gedragskundig onderzoek gedragen worden door de bevindingen van de onderzoekers en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
30 januari 2016, gevolgd door een aanvullend adviesrapport van 20 juni 2017. Deze rapporten houden - kort samengevat - het volgende in.
Er lijkt geen sprake te zijn van een agressieprobleem, maar gelet op de ernst van het delict en verdachtes beperkte inzicht in zijn delictgedrag wordt behandeling noodzakelijk geacht. Daarnaast zijn er praktische problemen waarbij de verdachte ondersteuning nodig heeft. Reclasseringstoezicht heeft dan ook meerwaarde. Op langere termijn zullen huisvestingsproblemen ontstaan, omdat zijn huurovereenkomst is ontbonden en de verdachte tijdelijk bij een kennis verblijft. Ambulante woonbegeleiding en andere vormen van revalidatie en begeleiding worden wenselijk geacht, maar de verdachte heeft hier veel weerstand tegen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen heil in het opleggen van bijzondere voorwaarden, omdat de verdachte er blijk van heeft gegeven niet gemotiveerd te zijn om deze voorwaarden na te leven.
Bij de bepaling van de strafmaat zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en het tijdsverloop in deze zaak.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen wapen, met bijbehorende munitie, te onttrekken aan het verkeer.
De in beslag genomen voorwerpen (vuurwapen en munitie) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
De onder 2 en 3 bewezen feiten zijn met behulp van voornoemde voorwerpen begaan.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 87,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft de vordering tot vergoeding van de materiële schade niet betwist. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade heeft de verdediging bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet voldoende is onderbouwd.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde vergoeding van de materiële schade niet is weersproken, zal dit gedeelte van de vordering worden toegewezen.
De immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dat deel van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 november 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.087,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45, 57, 285, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 (primair), 3 (primair) en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 vuurwapen, AMADEO ROSSI 38 special 1995, [serienummer/typenummer] ;
- 1 kogel, FIOCCHI, [beslagnummer 1] ;
- 1 kogel, FIOCCHI, [beslagnummer 2] ;
- 1 kogel, FIOCCHI, [beslagnummer 3] ;
Feit 2
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 2.087,00 (zegge: tweeduizendzevenentachtig euro), bestaande uit € 87,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 2.087,00 (hoofdsom,
zegge: tweeduizendzevenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.087,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik vermoord jullie allemaal", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
2. ( primair)
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 3] van het leven te
beroven met dat opzet met een vuurwapen één of meer projectielen afgevuurd in
de richting van het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een vuurwapen één of meer projectielen heeft afgevuurd in de richting van
het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 3] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(meer subsidiair)
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die
[naam slachtoffer 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
getoond, althans opzettelijk voor haar zichtbaar vastgehouden en/of met een
vuurwapen voor die [naam slachtoffer 3] hoorbaar en/of zichtbaar een projectiel afgevuurd;
3. (primair)
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1]
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met een vuurwapen één of meer projectielen afgevuurd in
de richting van het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(meer subsidiair)
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die
[naam slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
getoond, althans opzettelijk voor haar zichtbaar vastgehouden en/of met een
vuurwapen voor die [naam slachtoffer 1] hoorbaar en/of zichtbaar een projectiel
afgevuurd;
4.
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Rotterdam een of meer wapens van
categorie III, te weten een revolver (merk Amadeo Rossi, kaliber .38), en/of
(voor die revolver bruikbare) munitie van categorie III, te weten drie,
althans één of meer kogelpatro(o)n(en) (kaliber .38), voorhanden heeft gehad.