In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van aanranding, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken van de aan hem verweten aanranding, omdat de rechtbank van oordeel is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 24 op 25 december 2016, waarbij de verdachte en de aangeefster samen met anderen in een auto zaten na een dansfeest. De aangeefster heeft verklaard dat zij onzedelijk is betast door de verdachte, maar de getuigen hebben niets gezien van de door haar genoemde seksuele handeling. De verdachte ontkent de beschuldigingen en verklaart dat hij in de auto in slaap is gevallen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vindt in ander bewijs, zoals getuigenverklaringen en een 112-melding. Hierdoor is er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich in het geding heeft gevoegd, een schadevergoeding van € 1.000,00 gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De rechtbank heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging van de vordering, welke kosten op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. J.L.M. Boek als voorzitter.