ECLI:NL:RBROT:2017:5794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
10/775500-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in aanrandingszaak wegens onvoldoende bewijs

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van aanranding, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken van de aan hem verweten aanranding, omdat de rechtbank van oordeel is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 24 op 25 december 2016, waarbij de verdachte en de aangeefster samen met anderen in een auto zaten na een dansfeest. De aangeefster heeft verklaard dat zij onzedelijk is betast door de verdachte, maar de getuigen hebben niets gezien van de door haar genoemde seksuele handeling. De verdachte ontkent de beschuldigingen en verklaart dat hij in de auto in slaap is gevallen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vindt in ander bewijs, zoals getuigenverklaringen en een 112-melding. Hierdoor is er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich in het geding heeft gevoegd, een schadevergoeding van € 1.000,00 gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De rechtbank heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging van de vordering, welke kosten op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. J.L.M. Boek als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/775500-16
Datum uitspraak: 20 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S.I. Kouwenhoven, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis bij het niet of niet volledig doen van die taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Vrijspraak

Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De aangeefster, [naam slachtoffer] , heeft consistent verklaard over het incident in de auto. Tevens heeft de aangeefster aan mensen uit haar omgeving steeds hetzelfde verhaal verteld. De zus van de aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij de aangeefster in de auto “blijf van me af, viezerik” heeft horen zeggen. Ook is er diezelfde nacht een 112-gesprek geweest vanaf de telefoon van de aangeefster en uit de weergave van dat gesprek kan worden opgemaakt dat de aangeefster -vermoedelijk aan de andere inzittenden van de auto- vertelt dat er tegen haar wil in iets seksueels is gebeurd. Ten slotte bieden de de-auditu verklaringen in het dossier voldoende ondersteuning aan de voornoemde bewijsmiddelen.
Beoordeling
In de nacht van 24 op 25 december 2016 is de verdachte met de aangeefster, haar zus [naam zus slachtoffer] en diens toenmalige vriend [naam vriend] naar een dansfeest geweest. Op de terugweg in de auto zat de aangeefster naast de verdachte op de achterbank. [naam vriend] bestuurde de auto en [naam zus slachtoffer] zat voorin op de bijrijdersstoel.
De aangeefster heeft verklaard dat zij aan het begin van deze terugreis onzedelijk is betast door de verdachte. Nadat zij aangegeven had hier niet van gediend te zijn, is zij in slaap gevallen. Toen zij even later wakker werd van gewiebel in de auto, ontdekte zij dat haar hand om het geslachtsdeel van de verdachte zat en dat hij met haar hand aftrekkende bewegingen maakte, aldus aangeefster.
De getuigen [naam vriend] en [naam zus slachtoffer] hebben verklaard niets te hebben gezien van de door de aangeefster genoemde seksuele handeling. De getuige [naam getuige] heeft bovendien verklaard dat hij heeft gezien, dat de verdachte sliep en wakker werd toen de aangeefster begon te slaan.
De verdachte ontkent stellig de aan hem verweten aanranding en heeft verklaard in de auto in slaap te zijn gevallen en plots wakker te zijn geworden van de aangeefster die gilde en met haar handen om zich heen sloeg. Volgens de verdachte zijn er door hem geen seksuele handelingen verricht in de auto.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster dat de verdachte met haar hand zijn geslachtsdeel heeft betast, onvoldoende steun vindt in een ander bewijsmiddel. De 112-melding en de gehoorde kreet “blijf van me af viezerik”, zijn afkomstig van dezelfde bron (aangeefster) en bevestigen bovendien niet de concrete beschuldiging tegen de verdachte, die door de getuige [naam getuige] wordt tegengesproken. Dat maakt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is in het dossier om tot een bewezenverklaring te komen.
Conclusie
Het tenlastegelegde feit is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2016.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J. Holleman en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 december 2015 te Oud-Beijerland, in elk geval in
Nederland,
met [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het doen
van een hand van die [naam slachtoffer] om zijn, verdachtes, penis en/of het
vervolgens maken - met die hand van die [naam slachtoffer] - van aftrekkende
bewegingen bij zijn, verdachtes, penis
art 247 Wetboek van Strafrecht