ECLI:NL:RBROT:2017:5792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
10/740506-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het opzettelijk aanwezig hebben van 109 kilo cocaïne in een woning te Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 109 kilo cocaïne in een woning. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was niet ingeschreven in de basisadministratie en had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 7 juli 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tiebosch, een gevangenisstraf van vier jaar eiste.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte mogelijk betrokken was bij de cocaïne, zoals het aantreffen van een huissleutel in zijn auto en camerabeelden die hem in de buurt van de woning toonden, kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de aanwezige cocaïne. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij.

Daarnaast werd er een geldbedrag van € 462,40 in beslag genomen, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd besloten dat dit bedrag aan hem moest worden teruggegeven, voor zover dit nog niet was gebeurd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter mr. S. Jordaan en de rechters mr. J. van Dort en mr. D. Visser, in aanwezigheid van de griffiers mrs. R. van Puffelen en M. van Driel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/740506-16
Datum uitspraak: 20 juli 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland,
(niet gemachtigd) raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Tiebosch heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat uit de feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien er wettig en overtuigend bewijs voorhanden is van het tenlastegelegde feit. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] hadden beide wetenschap van en beschikkingsmacht over de op
6 november 2016 in de woning [adres delict 1] te Rotterdam (behorend tot het appartementencomplex [naam appartementencomplex] ) door de politie aangetroffen gesealde pakketten cocaïne met een gewicht van 109,17 kilogram. Enkele uren voor deze vondst is door de politie bij de verdachte een huissleutel, met sleutelnummer [nummer] , van voornoemde woning verborgen aangetroffen tussen de bestuurdersstoel en het middenconsole van de door hem bestuurde Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] . Deze Golf heeft blijkens de camerabeelden op dezelfde dag op het parkeervak, nummer [nummer parkeervak] , behorend bij voornoemde woning in de parkeergarage van het appartementencomplex [naam appartementencomplex] geparkeerd gestaan. Uit deze camerabeelden blijkt ook dat de verdachte op deze dag in de parkeergarage contact heeft gehad met de medeverdachte [naam medeverdachte] . In de periode van 4 tot 6 november 2016 maakte de verdachte regelmatig gebruik van de lift en stapte hij uit op de 7e etage, waar de woning [adres delict 2] gelegen was. Er was een duidelijke link tussen de beide woningen en de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] terwijl de verdachte verder geen enkele sociale en economische band heeft met Rotterdam. De verklaring van de verdachte bij zijn staandehouding dat hij nog niet eerder in Rotterdam was geweest, is dus onjuist.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan door de officier van justitie is gesteld, kan noch op basis van de stukken in het dossier, noch op basis van het onderzoek op de terechtzitting worden afgeleid dat de verdachte wetenschap van - ook niet in voorwaardelijke zin - en beschikkingsmacht heeft gehad over de op 6 november 2016 in de woning aan het [adres delict 1] te Rotterdam aangetroffen hoeveelheid cocaïne. In het dossier zijn er weliswaar aanwijzingen te vinden dat de verdachte mogelijk te maken heeft gehad met de aangetroffen cocaïne - in zijn auto is onder meer de (verstopte) sleutel van het betreffende pand aangetroffen en hij is die dag meermalen in de lift van het appartementencomplex gezien - maar niet kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vastgesteld dat de verdachte (kort daarvoor) in de betreffende woning is geweest dan wel op de hoogte was van de aanwezige cocaïne aldaar. De door de officier van justitie overige aangevoerde gegevens leveren noch afzonderlijk, noch bezien in onderlinge samenhang redengevende feiten en/of omstandigheden voor het bewijs van het ten laste gelegde op.
4.1.3.
Conclusie
Er is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

5.In beslag genomen voorwerpen

In het dossier bevindt zich een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen op naam van de verdachte met daarop vermeld dat een geldbedrag van € 462,40 in beslag is genomen. In het proces-verbaal van de Politie Eenheid Rotterdam bevindt zich geen kennisgeving van inbeslagneming en/of een ander proces-verbaal omtrent de inbeslagneming van voornoemd geldbedrag. Dat niettemin enig geldbedrag in beslag is genomen onder de verdachte vindt steun in zijn afgelegde verklaring op 8 november 2016 tegenover de opsporingsambtenaar dat hij een geldbedrag van € 390,00 bij zich had en in de grond van zijn aanhouding wegens witwassen. Gelet op de voornoemde vrijspraak zal, voor zover dit bedrag nog niet is geretourneerd aan de verdachte, een last tot teruggave worden gegeven aan de verdachte ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 462,40.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde geldbedrag van € 462,40, voor zover dat nog niet is gebeurd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R. van Puffelen en M. van Driel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in totaal) ongeveer 109,17 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 onder C jo 10 Opiumwet)
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet