ECLI:NL:RBROT:2017:5733

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
10/810112-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en vernieling van voertuigen in Vlaardingen

Op 4 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en vernieling van meerdere voertuigen. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van auto’s bij een garagebedrijf in Vlaardingen op 22 februari 2017. Vijf voertuigen zijn geheel of gedeeltelijk verbrand, wat leidde tot aanzienlijke schade voor de eigenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de feiten. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de plannen van zijn mededaders, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en het bewijs uit tapgesprekken voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte te bewijzen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die materiële schade hebben geleden door de brandstichting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810112-17
Datum uitspraak: 4 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] )
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H.J. Ruysendaal, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe voert de raadsman aan dat de verdachte het tenlastegelegde ontkent en dat hij enkel vier personen heeft weggebracht naar een plek in Vlaardingen zonder dat hij vooraf wist wat deze vier personen van plan waren te gaan doen. De verdachte bleef in zijn auto achter toen deze mannen zijn auto verlieten en kort hierna weer terugkeerden. Verdachte zou pas achteraf hebben gehoord dat de mannen die hij vervoerde auto’s in brand hadden gestoken. Hieruit kan geen opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - op brandstichting en vernieling worden afgeleid. Daarbij komt dat de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] weliswaar vier mannen in de richting van de [plaats delict] zagen rennen en even later weer terug, maar zij hebben deze mannen niet in de auto zien stappen en zij hebben evenmin waargenomen of er nog een vijfde man in auto zat. De uitlatingen van verdachte in het tapgesprek van 26 februari 2017 leveren evenmin wettig en overtuigend bewijs op, omdat dit slechts grootspraak van verdachte was.
4.1.2.
Beoordeling
De getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] verklaarden zowel ter terechtzitting als bij de politie dat zij in de nacht van 22 februari 2017 op de [naam dijk] in Vlaardingen wegwerkzaamheden uitvoerden en dat zij tijdens hun werkzaamheden een auto op de [naam weg 1] geparkeerd zagen staan. Zij zagen vier mannen eerst lopen en vervolgens rennen op de [naam weg 1] . Eén van die mannen had een jerrycan in zijn handen. De mannen liepen richting de [naam weg 2] , ten zuiden van de [plaats delict] . Enkele minuten later renden deze mannen weer terug van de [naam weg 2] over de [naam dijk] naar de [naam weg 1] , waar nog steeds diezelfde auto geparkeerd stond. De getuigen zagen vervolgens dat die auto hen op de [naam weg 1] tegemoet kwam rijden. Omdat de getuigen het niet vertrouwden, noteerden zij het kenteken van de auto. De getuigen reden hierna naar het industrieterrein waar zij de vier mannen vandaan hadden zien komen. Daar zagen zij dat er bij een garage aan de [plaats delict] brand was uitgebroken. De auto die door de getuigen in de nacht van 22 februari 2017 op de [naam weg 1] is gezien, is de auto van verdachte. In het dossier bevinden zich vijf aangiften van personen wiens auto bij de garage in vlammen was opgegaan.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een tapgesprek van de verdachte van enkele dagen na de brand, te weten 26 februari 2017. De verdachte zei hierin onder meer: “
wij hebben een 2-jarige Beta, een 5, verneukt en daarna hebben wij als wraak en revanche nog vijf auto’s verneukt en die BETA…hahaha… het was mijn idee…hahaha…in die garage was een ware bloedbad”. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij met een Beta een BMW bedoelde. Deze uitlatingen komen overeen met het merk en type uit de BMW 5-serie (BMW 525D) van de vernielde BMW (feit 2), met het aantal verbrande personenauto’s en de plek (namelijk een garage) waar de brand heeft plaats gevonden. Dit tapgesprek, de omstandigheid dat verdachte midden in de nacht met een aantal andere mannen in zijn auto richting het industrieterrein - waar de brand is aangestoken - is gereden alsmede de verklaringen van de wegwerkers [naam getuige 1] en [naam getuige 2] die kort voor het incident 4 mannen met een jerrycan uit de geparkeerde auto van de verdachte zagen rennen, vormen sterke aanwijzingen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde brandstichting. Het valt niet goed voor te stellen dat er in de auto op weg naar de het industrieterrein niet over het doel van de reis is gesproken, en het is opvallend dat een van de brandstichters bij of na het uitstappen een jerrycan in zijn handen heeft. De rechtbank hecht dan ook geen enkel geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij enkel als chauffeur heeft gefungeerd en niet wist waarom hij in het holst van de nacht naar Vlaardingen moest rijden. Weliswaar hebben [naam getuige 2] en [naam getuige 1] niet gezien of er een vijfde man in de auto van verdachte zat, maar de rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de vijfde man was – mede gelet op zijn uitlatingen over de telefoon een paar dagen later - zo ongeloofwaardig, dat zij ervan uitgaat dat de verdachte één van de vier mannen is die de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] richting de [plaats delict] zagen rennen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het medeplegen van de tenlastegelegde brandstichting en vernieling wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat uit het voorgaande volgt dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2017 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht op/bij (het bedrijfsterrein van) een autogarage gelegen aan de [plaats delict] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk ontbrandbare vloeistof(fen) over
eenmeerdere (personen)auto's gesprenkeld en/of (vervolgens) op een of meer plekken (open) vuur in aanraking gebracht met die ontbrandbare vloeistof(fen) en/of die (personen)auto's, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of
- een personenauto van het merk/type Mitsubishi Carisma met kenteken [kentekennummer 1]
en/of
- een personenauto van het merk/type Volkswagen Passat met kenteken [kentekennummer 2]
en/of
- een personenauto van het merk/type Nissan Primera met kenteken [kentekennummer 3] en/of
- een personenauto van het merk/type Ford Focus met kenteken [kentekennummer 4] en/of
- een personenauto van het merk/type Renault Megane Senic met kenteken [kentekennummer 5]
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die autogarage en/of dat bedrijfsterrein en/of de in/op die autogarage en/of dat bedrijfsterrein en/of in de nabijheid van die autogarage en/of dat bedrijfsterrein en/of belendende percelen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met 22 februari 2017 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto van het merk/type BMW/525D XDrive met kenteken [kentekennummer 6] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
medeplegen van vernieling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich opzettelijk met zijn mededaders uit wraak op de garagehouder schuldig gemaakt aan brandstichting bij een garagebedrijf door op een bedrijventerrein in Vlaardingen auto’s in brand te steken. De verdachte is hierna weg gelopen zonder zich te bekommeren om de gevolgen. Hierdoor zijn vijf personenauto’s van klanten van de garagehouder volledig uitgebrand. Door de brand bestond er ook gevaar voor aangrenzende bedrijfspanden. Het gaat hier om een geweldsfeit dat niet alleen materiële schade veroorzaakt maar ook leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft door zijn handelen bovendien blijk gegeven van een ernstig gebrek aan normbesef.
Daarnaast heeft de verdachte zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een vernieling van een BMW die bij dezelfde garagehouder in gebruik was. De verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor het eigendom van anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2017 en de documentatie van het European Criminal Records Information Systeem (ECRIS) van 21 maart 2017.
Gelet op de ernst van een dergelijk gevaarzettend delict als brandstichting kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is ondanks dat de officier van justitie feit 2 niet bewezen acht. Het subsidiaire strafmaatverweer van de verdediging dat de verdachte slechts een geringe rol vervulde, wordt gelet op de bewezenverklaring van medeplegen door de verdachte gepasseerd.

8.Vordering benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde 1]: ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.500,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 2]ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.331,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde 3]ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.300,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en een vergoeding van € 100,- aan proceskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van elk van de vorderingen tot een bedrag van € 1.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het resterende deel van hun vorderingen zouden de benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, aldus de officier van justitie.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft onder verwijzing naar de door haar bepleite vrijspraak aangevoerd dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zouden moeten worden verklaard in hun vorderingen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de voornoemde benadeelde partijen door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht (hun auto’s zijn totaal verwoest) en de door de benadeelde partijen gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en deze door de verdediging niet op hun inhoud gemotiveerd zijn weersproken, zal de rechtbank deze vorderingen toewijzen met uitzondering van de door [naam benadeelde 3] gevorderde “proceskosten” (van € 100,-) , omdat dit deel van de vordering niet is onderbouwd.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover (een van) de mededaders de voornoemde benadeelde partijen betaalt/betalen is de verdachte in zoverre jegens deze benadeelde partijen van zijn betalingsverplichting bevrijd.
De voornoemde benadeelde partijen hebben elk gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadevergoedingen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 22 februari 2017.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de voornoemde benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen. Dit is voor de benadeelde partij [naam benadeelde 1] € 3.500,-, [naam benadeelde 2] € 1.331,- en [naam benadeelde 3] € 4.300,-,
vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
De rechtbank legt tevens de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op ten aanzien van alle 3 de vorderingen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 36f, 47, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, in die zin dat als de een betaalt de ander van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd,, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 3.500,- (zegge: vijfendertighonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.500,-(hoofdsom,
zegge: vijfendertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 3.500,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, in die zin dat als de één betaalt de ander van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 1.331,- (zegge: dertienhonderdeenendertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.331,-(hoofdsom,
zegge: dertienhonderdeenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1331,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
23 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, in die zin dat als de één betaalt de ander van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 4.300,- (zegge: drieënveertighonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de gevorderde proceskostenvergoeding van € 100,-;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.300,-(hoofdsom,
zegge: drieënveertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag
van € 4.300,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
53 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en M. Beusmans-Verwijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2017 te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht op/bij (het bedrijfsterrein van) een
autogarage gelegen aan de [plaats delict] ,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk ontbrandbare vloeistof(fen)
over meerdere (personen)auto's gesprenkeld en/of (vervolgens) op een of meer
plekken (open) vuur in aanraking gebracht met die ontbrandbare vloeistof(fen)
en/of die (personen)auto's, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of
- een personenauto van het merk/type Mitsubishi Carisma met kenteken [kentekennummer 1]
en/of
- een personenauto van het merk/type Volkswagen Passat met kenteken [kentekennummer 2]
en/of
- een personenauto van het merk/type Nissan Primera met kenteken [kentekennummer 3] en/of
- een personenauto van het merk/type Ford Focus met kenteken [kentekennummer 4] en/of
- een personenauto van het merk/type Renault Megane Senic met kenteken [kentekennummer 5]
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die autogarage en/of dat bedrijfsterrein
en/of de in/op die autogarage en/of dat bedrijfsterrein en/of in de nabijheid
van die autogarage en/of dat bedrijfsterrein en/of belendende percelen
aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair:
een of meer andere tot op heden onbekend gebleven mededader(s) op of omstreeks 22 februari 2017 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht op/bij (het bedrijfsterrein van) een
autogarage gelegen aan de [plaats delict] ,
immers heeft hij/hebben zij toen aldaar opzettelijk ontbrandbare vloeistof(fen)
over meerdere (personen)auto's gesprenkeld en/of (vervolgens) op een of meer
plekken (open) vuur in aanraking gebracht met die ontbrandbare vloeistof(fen)
en/of die (personen)auto's, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of
- een personenauto van het merk/type Mitsubishi Carisma met kenteken [kentekennummer 1]
en/of
- een personenauto van het merk/type Volkswagen Passat met kenteken [kentekennummer 2]
en/of
- een personenauto van het merk/type Nissan Primera met kenteken [kentekennummer 3] en/of
- een personenauto van het merk/type Ford Focus met kenteken [kentekennummer 4] en/of
- een personenauto van het merk/type Renault Megane Senic met kenteken [kentekennummer 5]
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die autogarage en/of dat bedrijfsterrein
en/of de in/op die autogarage en/of dat bedrijfsterrein en/of in de nabijheid
van die autogarage en/of dat bedrijfsterrein en/of belendende percelen
aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 februari 2017 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door;
- zijn auto te lenen en/of ter beschikking te stellen en/of;
- zijn onbekend gebleven mededader(s) met een/die auto naar/in de nabijheid van de autogarage gelegen aan de [plaats delict] te brengen; en/of
- ( vervolgens) in de nabijheid van de [plaats delict] op zijn mededader(s) te wachten; en/of
- ( vervolgens) zijn mededader(s) vervoer te verschaffen bij de [plaats delict] vandaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met 22 februari
2017 te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
een (personen)auto van het merk/type BMW/525D XDrive met kenteken [kentekennummer 6] , in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)