ECLI:NL:RBROT:2017:5709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
C/10/528001 / KG ZA 17-576
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een statutair bestuurder met een arbeidsovereenkomst en de rechtsgeldigheid van het ontslag

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, een statutair bestuurder van International Plywood B.V., zijn wedertewerkstelling en rehabilitatie na een ontslag dat hij als onterecht beschouwt. Eiser is sinds 1 januari 2012 in dienst bij International Plywood en heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De aandeelhouders hebben op 20 maart 2017 besloten tot zijn ontslag, na een periode van schorsing die volgens de statuten niet langer dan drie maanden mag duren. Eiser stelt dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om zijn zienswijze te geven over het voorgenomen ontslag, wat in strijd zou zijn met zijn rechten als statutair bestuurder. Hij betwist de redenen voor zijn ontslag en stelt dat de bekendmaking van zijn ontslag aan klanten en relaties diffamerend is.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de schending van het recht van eiser om zijn raadgevende stem uit te brengen niet voldoende zwaarwegend is om een voorziening te rechtvaardigen. De rechter stelt vast dat de aandeelhouders een meerderheid hebben die instemt met het ontslag en dat de procedure rondom het ontslag in overeenstemming met de wet en de statuten is verlopen. Eiser heeft niet tijdig zijn zienswijze gegeven en de rechter concludeert dat de belangen van de onderneming niet gediend zijn met een terugkeer van eiser voor de korte periode tot de einddatum van zijn arbeidsovereenkomst. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van International Plywood.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/528001 / KG ZA 17-576
Vonnis in kort geding van 14 juli 2017 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J. Jaab te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL PLYWOOD B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.J.A. Dil te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en International Plywood genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiser]
  • de conclusie van antwoord van International Plywood
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling op 10 juli 2017
  • de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is met ingang van 1 januari 2012 bij International Plywood in dienst getreden. In de tussen partijen gesloten overeenkomst staat onder meer dat het om de functie van statutair directeur gaat, dat het (mede) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is, dat het salaris € 8.000,- bruto per maand exclusief vakantiegeld bedraagt en dat de overeenkomst te allen tijde opzegbaar is, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden voor de werkgever.
2.2.
In artikel 10 lid 2 onder a en b van de statuten van International Plywood staat onder meer:
- dat tot ontslag en schorsing van een statutair bestuurder, anders dan op eigen verzoek, door de algemene vergadering van aandeelhouders slechts kan worden besloten met een meerderheid van twee/derde van de stemmen uitgebracht in een vergadering waarin de helft van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd.
- dat een schorsing van de bestuurder, ook na een of meermalen te zijn verlengd, in totaal niet langer kan duren dan drie maanden. Is na verloop van die tijd nog geen beslissing genomen over opheffing van de schorsing of ontslag dan eindigt de schorsing van rechtswege.
2.3.
International Plywood heeft twee brieven gedateerd 9 maart 2017 aan [eiser] doen toekomen. In deze brieven staat:
“Geachte [eiser] .
Hierbij bevestigen wij u hetgeen [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] vandaag met u bespraken.
Wij hebben u medegedeeld dat er bij de aandeelhouders onvoldoende vertrouwen bestaat in een goede voortzetting van uw functioneren als directeur en bestuurder van International Plywood B.V. Om die reden zijn wij voornemens de met u bestaande arbeidsovereenkomst te beëindigen. Wij hebben de achtergronden daarvan in ons gesprek toegelicht.
Wij hebben u in handen gesteld de brief waarmee het formele ontslagtraject in gang wordt gezet. U wordt allereerst in de gelegenheid gesteld uw raadgevende stem en advies uit te brengen ten aanzien van het voorgenomen ontslagbesluit. Wij wachten uw reactie daarop af.
Onafhankelijk van het voorgaande hebben wij u laten weten dat het onze voorkeur heeft om de arbeidsrelatie in goed onderling overleg te beëindigen. Dit achten wij in het belang van uzelf en de onderneming. Indien u bereid bent daaraan mee te werken, zijn wij op onze beurt bereid daar een regeling tegenover te stellen die ruimer is dan waarop u op grond van de wet aanspraak zou kunnen maken.
Wij zijn tot de volgende regeling bereid:
1. U legt uw statutaire taken en verantwoordelijkheden als directeur/bestuurder met onmiddellijke ingang neer. U draagt zorg voor een behoorlijk overdracht.
2. U wordt voor de resterende duur van de arbeidsovereenkomst met behoud van salaris en emolumenten vrijgesteld van het verrichten van werk. U wordt in die periode wel geacht uw eventueel nog resterende vakantiedagen te benutten, zodat terzake daarvan geen afrekening meer zal plaatsvinden.
3. De arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden per 1 oktober 2017.
4. Aan u wordt toegekend een beëindigingsvergoeding van EUR 112.635,00 bruto.
5. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst vindt een gebruikelijke eindafrekening plaats,
waarbij alle vakantiedagen worden geacht te zijn genoten.
6. U levert bij het einde van de arbeidsovereenkomst alle bedrijfseigendommen, waaronder de u ter beschikking gesteld auto, in goede staat in.
7. Het overeengekomen geheimhoudingsbeding (conform artikel 15 van de arbeidsovereenkomst) blijft van kracht.
8. Het overeengekomen concurrentiebeding (conform artikel 16 van de arbeidsovereenkomst)
blijft van kracht.
Dit aanbod is geldig gedurende tien dagen na dagtekening van deze brief. Indien daarover dan
geen overeenstemming met u is bereikt, vervalt het en zal daarop geen beroep meer kunnen
worden gedaan.
Wij hebben u in afwachting van uw reactie op dit voorstel en het aandeelhoudersbesluit, vrijgesteld
van het verrichten van werkzaamheden. Indien u daar bezwaar tegen mocht maken, zullen wij u
formeel op non-actief stellen, omdat wij het niet in het belang van de vennootschap achten dat u onder
deze omstandigheden de bij uw functie horende verantwoordelijkheden draagt.”
en
“Geachte [eiser] .
Ten deze optredende namens de gezamenlijke aandeelhouders van International Plywood B.V. (hierna:
“IP’), wend ik mij tot u.
De algemene vergadering van aandeelhouders van IP is voornemens te besluiten tot het ontslag van de [eiser] als statutair bestuurder van 1P en in zijn plaats op voet van artikel 10 lid 5 van de statuten een nader door de aandeelhouders te bepalen persoon aan te wijzen die de vennootschap tijdelijk zal besturen.
De aandeelhouders leggen aan dit voorgenomen besluit de volgende argumenten ten grondslag, welke
gronden u ook reeds mondeling zijn toegelicht
a) De aandeelhouders zijn van oordeel dat de bepaling, communicatie en het uitdragen van
meerdere strategieën onvoldoende door de bestuurder is aangepakt.
b) De aandeelhouders hebben geconstateerd dat de bestuurder de aansluiting mist op de markt
waarin IP zich beweegt.
c) De bestuurder de aansluiting mist met het eigen Management Team. De afgelopen tijd zijn er te
veel personele mutaties op belangrijke posities geweest.
d) De introductie van het nieuwe ERP-pakket is inmiddels ruim één jaar te laat, waarbij de kosten
aanzienlijk zijn overschreden.
e) De Raad van Commissarissen heeft geoordeeld dat de bestuurder onvoldoende “in control” is.
f) De zorgen van de aandeelhouders en de RvC meerdere malen kenbaar zijn gemaakt en met de
bestuurder zijn besproken, maar dit niet tot een voldoende wijziging heeft geleid.
g) De aandeelhouders en commissarissen het vertrouwen missen dat de bestuurder in staat is de
benodigde verbeteringen in zijn functioneren door te voeren.
h) De aandeelhouders in overeenstemming met artikel 2:238 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek
respectievelijk artikel 17 lid 6 van de statuten, buiten vergadering tot besluitvorming wensen te
komen. Aan de daartoe in wet en statuten gestelde eisen is voldaan.
De aandeelhouders van IP nodigen u uit om [-----] op voet van artikel 2:227 lid 7 BW uw advies c.q. raadgevende stem uit te brengen. U wordt in staat gesteld dat schriftelijk te doen of mondeling indien u daar prijs op stelt. In het laatste geval zullen wij u daartoe een uitnodiging toezenden. U kunt zich desgewenst terzijde laten staan door een advocaat.”
2.4.
International Plywood heeft op 10 maart 2017 een brief gestuurd naar haar klanten en relaties met de volgende tekst:
Betreft: [eiser]
“Geachte mijnheer, mevrouw,
Wij willen u middels dit schrijven infomeren dat [eiser] , directeur van International Plywood, met ingang van 9 maart jl. niet meer werkzaam is bij ons bedrijf. Na zijn grote inzet de afgelopen 5 jaar, zal [eiser] zijn carrière elders voortzetten. Op het moment dat zijn opvolger is aangetreden, zullen we contact opnemen voor een kennismaking.
Mocht u naar aanleiding van deze brief vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.”
2.5.
De advocaat van [eiser] heeft International Plywood bij brief van 14 maart 2017 medegedeeld:
“Tot mij wendde zich de [eiser] , wonende te [postcode] [woonplaats] aan de [adres] , zulks in verband met het navolgende.
Cliënt overhandigde mij enige relevante bescheiden, waaronder een afschrift van het schrijven d.d. 9 maart 2017 van de voorzitter van de Raad van Commissarissen. Na bestudering en bespreking met cliënt bericht ik u als volgt.
Op donderdag 9 maart 2017 is aan cliënt medegedeeld dat hij per direct op non-actief was gesteld, dat hij zijn spullen kon pakken en kon vertrekken. Een en ander kwam voor cliënt als een donderslag bij heldere hemel. Een dergelijke overvalsituatie getuigt allerminst van goed werkgeverschap.
Cliënt stelt zich op het standpunt dat er geen enkele grond c.q. reden bestaat voor de onterechte non-actiefstelling. Naar de mening van cliënt is bij het besluit om hem op non-actief te stellen geen rekening gehouden met zijn belangen en zijn uitstekende staat van dienst. De non-actiefstelling is bovendien voor cliënt zeer diffamerend.
Inmiddels is de non-actiefstelling van cliënt door International Plywood BV. in de openbaarheid gebracht. Sterker nog, in de openbaarheid is gebracht dat cliënt niet meer voor International Plywood BV. werkzaam zal zijn met ingang van 9 maart 2017 en dat het dienstverband met cliënt is dan wel zal worden beëindigd. Door deze onrechtmatige handelswijze is cliënt ernstig in zijn eer en goede naam aangetast en is de naam van cliënt binnen de branche ernstig geweld aangedaan. Voor cliënt is het van belang dat zo snel mogelijk een einde komt aan deze beschadigende situatie en dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om zijn werkzaamheden voort te zetten.
Namens cliënt verzoek en zo nodig sommeer ik International Plywood BV. dan ook om de onterechte non-actiefstelling van cliënt binnen een termijn van vijf dagen te rekenen vanaf heden ongedaan te maken en cliënt in de gelegenheid te stellen om zijn werkzaamheden voort te zetten en dit evenzo te communiceren naar de markt. Het enkele feit dat International Plywood BV. kennelijk van mening is dat het tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met cliënt zal dienen te komen, levert uiteraard nog geen reden op om cliënt op non-actief te stellen.
Bij gebreke hiervan zal ik genoodzaakt zijn om namens cliënt rechtsmaatregelen te treffen, waarbij gestreefd zal worden naar wedertewerkstelling van cliënt in zijn eigen functie met behoud van al zijn arbeidsvoorwaarden. Daarnaast zal een voorschot op een te verwachten schadevergoeding worden gevorderd.
Voorts wijs ik u erop dat aan cliënt het voornemen kenbaar is gemaakt om cliënt te ontslaan als statutair directeur en het dienstverband met cliënt te beëindigen. Cliënt is in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze ten aanzien van dit voornemen binnen vijf dagen kenbaar te maken. Namens cliënt deel ik u mede dat cliënt op korte termijn zijn mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze ten aanzien van dit voornemen kenbaar zal maken. Cliënt ontkent en betwist in ieder geval ten stelligste dat er zich een grond dan wel gronden voordoen om te komen tot een beëindiging van het dienstverband.
Mede gelet op het feit dat cliënt door deze gang van zaken volledig is overvallen en cliënt (zoals bekend) op zeer korte termijn naar het buitenland vertrekt is de gestelde termijn van vijf dagen volstrekt onredelijk en veel te kort. Namens cliënt wordt dan ook verzocht om uitstel van twee weken.
Dat cliënt gebruik wenst te maken van de gelegenheid om zijn mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze kenbaar te maken wil overigens niet zeggen dat cliënt zich op het standpunt stelt dat hij valt te beschouwen als statutair directeur. Vooralsnog stelt cliënt zich op het standpunt dat hij bij gebrek van een (rechtsgeldig) benoemingsbesluit niet valt te beschouwen als statutair directeur en dat het reguliere arbeidsrecht op cliënt van toepassing is.”
2.6.
International Plywood heeft niet ingestemd met het verzoek om voormelde termijn van 5 dagen te verlengen. [eiser] heeft niet zijn mondelinge of schriftelijke zienswijze over het voornemen tot zijn ontslag kenbaar gemaakt.
2.7.
De algemene vergadering van [eiser] heeft op 20 maart 2017 het besluit
genomen tot ontslag van [eiser] . Dit besluit is bij brief van 29 maart 2017 medegedeeld aan
[eiser] . In deze brief staat:
“Namens en op verzoek van aandeelhouders en Raad van Commissarissen (RvC) van International Plywood B.V. deel ik u het volgende mede.
Bij brief van 9 maart 2017 is u medegedeeld dat er bij de aandeelhouders onvoldoende vertrouwen bestaat in een goede voortzetting van uw functioneren als directeur en bestuurder van International Plywood B.V. Het voornemen is daarbij kenbaar gemaakt om u als statutair bestuurder te ontslaan, waarbij de volgende argumenten zijn gegeven, welke gronden u ook reeds mondeling waren toegelicht:
a. a) De aandeelhouders zijn van oordeel dat de bepaling, communicatie en het uitdragen van meerdere strategieën onvoldoende door de bestuurder is aangepakt.
b) De aandeelhouders hebben geconstateerd dat de bestuurder de aansluiting mist op de markt waarin International Plywood zich beweegt.
c) De bestuurder mist de aansluiting met het eigen Management Team. De afgelopen tijd zijn er te veel personele mutaties op belangrijke posities geweest.
d) De introductie van het nieuwe ERP-pakket is inmiddels ruim één jaar te laat, waarbij de kosten aanzienlijk zijn overschreden.
De RvC heeft geoordeeld dat de bestuurder onvoldoende “in control” is.
f) De zorgen van de aandeelhouders en de RvC zijn meerdere malen kenbaar gemaakt en met de bestuurder besproken, maar dit heeft niet tot een voldoende wijziging geleid.
g) De aandeelhouders en RvC missen het vertrouwen dat de bestuurder in staat is de benodigde verbeteringen in zijn functioneren door te voeren.
U bent gevraagd en in de gelegenheid gesteld om binnen vijf dagen uw raadgevende stem en advies uit te brengen. De termijn is aansluitend verlengd tot 19 maart 2017. Vastgesteld moet worden dat u geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek en dat u ook overigens geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om uw oordeel kenbaar te maken. Ook het emailbericht van uw advocaat van 14 maart 2017 bevat geen inhoudelijke argumenten. Uw advocaat heeft enkel aangegeven dat u zich door het voornemen “overvallen” heeft gevoeld, maar dat kan de RvC met serieus nemen. De RvC heeft zich, zoals ook blijkt uit de notulen van de vergaderingen, met regelmaat kritisch over uw rol als bestuurder uitgelaten. U was het bij die gelegenheden niet met die kritiek eens en maakte de RvC verwijten. De sfeer in de laatste paar vergaderingen was als gevolg daarvan gespannen en niet prettig.
Met deze brief stel ik u thans is kennis van het feit dat de aandeelhoudersvergadering gisteren heeft besloten om u met ingang van 20 maart 2017 als statutair bestuurder te ontslaan. Dat betekent dat u ook niet langer bevoegd bent om als statutair bestuurder op te treden. Met inachtneming van de contractuele opzegtermijn eindigt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2017.
Tot aan die einddatum bent u vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Met betrekking tot de eindafrekening van het dienstverband ontvangt u bij gelegenheid nog nader bericht. U wordt nadrukkelijk gewezen op het bepaalde in de artikelen 14, 15 en 16 van de arbeidsovereenkomst.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - veroordeling van International Plywood:
- tot wedertewerkstelling van [eiser] in zijn functie van statutair directeur van International Plywood, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- tot schriftelijke rehabilitatie van [eiser] in diens werkomgeving op passende wijze, naar genoegen van [eiser] , en op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.500,-,
- in de proceskosten en eventuele executiekosten.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
3.2.
Het ontslag is onterecht. Dit ontslag kwam voor [eiser] als een volslagen verrassing. [eiser] heeft altijd goed gefunctioneerd en er was nooit enige aanmerking op zijn functioneren, ook niet in het laatste jaar. [eiser] erkent dat er problemen waren met de introductie van een nieuw ERP- (integraal software) pakket en dat hij verantwoordelijk was voor de invoering daarvan, maar [eiser] stelt dat hij daar altijd open en transparant over is geweest. International Plywood heeft het ontslag van [eiser] extern bekend gemaakt terwijl dat ontslag nog niet was gegeven en de periode waarbinnen [eiser] ex art. 2:227 lid 7 BW zijn zienswijze op het voornemen tot ontslag mocht geven nog openstond.
De bekendmaking van het ontslag van [eiser] aan relaties van International Plywood is diffamerend en onrechtmatig. [eiser] zal zijn zienswijze nog inbrengen in de kort gedingprocedure. [eiser] is in eer en goede naam aangetast. Het ontslagbesluit is nietig omdat het is genomen met schending van fundamentele rechtsbeginselen en de statuten. Schorsing mag volgens de statuten maximaal drie maanden duren en die termijn wordt geschonden. Met de belangen van [eiser] is op geen enkele wijze rekening gehouden. [eiser] heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt die International Plywood dient te vergoeden.
3.3.
International Plywood voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of sprake is van een (spoedeisend) belang zal verderop in dit vonnis aan de orde komen.
4.2.
Bij de beoordeling zal de voorzieningenrechter ervan uitgaan dat [eiser] de hoedanigheid van statutair bestuurder had/heeft. In de correspondentie met International Plywood voorafgaand aan de onderhavige procedure heeft [eiser] zich weliswaar op het standpunt gesteld dat hij géén statutair bestuurder was/is, maar in de onderhavige procedure heeft [eiser] niet gepersisteerd in dit standpunt. Noch in de dagvaarding noch ter zitting heeft [eiser] betwist dat zijn functie die van statutair bestuurder is/was. Integendeel, de vordering van [eiser] houdt (mede) in dat hij zijn werk als statutair directeur kan hervatten.
4.3.
[eiser] heeft ter zitting in eerste instantie verklaard dat het hem er in deze procedure met name om te doen is om zijn
schorsingals statutair bestuurder aan te vechten. International Plywood leidde daaruit ter zitting af dat [eiser] zijn
ontslagals statutair bestuurder niet meer wenst aan te vechten. [eiser] heeft vervolgens echter verklaard dat hij (slechts) erkent dat zijn arbeidsovereenkomst is opgezegd tegen 1 oktober 2017. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat [eiser] ook de rechtmatigheid van zijn ontslag wenst aan te vechten. Daarom zal ook over die kwestie een oordeel worden gegeven.
4.4.
Iedere bestuurder kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door het orgaan dat bevoegd is tot benoeming (art. 2:244 lid 1 BW). Dat is hier de algemene vergadering. Uit de overgelegde stukken bleek al van instemming met dit ontslag van 80% van de aandeelhouders. Op zich is dit al een meerderheid die statutair voldoende is voor het ontslag. International Plywood heeft ter zitting bovendien verklaard dat ook de aandeelhouder die de overige 20% van de aandelen houdt, instemt met dit besluit en dat slechts verzuimd was om het bewijs daarvan in de onderhavige procedure over te leggen. De voorzieningenrechter ziet voorshands geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring.
4.5.
Een bestuurder heeft als zodanig een raadgevende stem in de algemene vergadering (art. 2:227 lid 7 BW). [eiser] had derhalve het recht om zijn raadgevende stem te geven (ook) ten aanzien van het voornemen tot zijn ontslag. Dit recht is geschonden. International Plywood erkent dat de termijn waarbinnen [eiser] zijn zienswijze mocht geven op het voornemen tot zijn ontslag, nog niet was verstreken toen International Plywood op 10 maart 2017 haar brief deed uitgaan, aan haar klanten en relaties, met de mededeling dat [eiser] niet meer voor haar werkte. Deze schending is in de gegeven omstandigheden echter onvoldoende zwaarwegend om een voorziening te rechtvaardigen. Het is weinig aannemelijk dat de raadgevende stem van [eiser] tot een andere uitkomst zou hebben geleid, dan wel zal leiden, zo aan [eiser] alsnog de mogelijkheid zou (moeten) worden geboden om deze stem uit te brengen. Partijen hebben mediation beproefd maar dat is mislukt. Bovendien is niet echt duidelijk geworden wat de zienswijze van [eiser] nu eigenlijk inhoudt. [eiser] heeft deze zienswijze nooit gegeven. [eiser] heeft dat niet gedaan binnen de termijn die daartoe aan hem was gegeven door International Plywood en nadien ook niet. [eiser] heeft in zijn dagvaarding aangekondigd dat hij deze zienswijze alsnog zou inbrengen in de onderhavige procedure, maar ook dat heeft hij niet gedaan. De voorzieningenrechter heeft [eiser] ter zitting nog gevraagd naar zijn mening over de gegrondheid van het ontslagbesluit. Het antwoord van [eiser] kwam erop neer dat hij in zijn visie toch nog wel redelijk heeft gepresteerd, rekening houdend met de moeilijke omstandigheden waarbinnen hij zijn taak heeft moeten uitvoeren. Dit standpunt kan juist zijn, maar is niet voldoende zwaarwegend om aan te mogen nemen dat de zienswijze van [eiser] tot een andere uitkomst zou hebben geleid, dan wel zal leiden.
4.6.
Een ontslagbesluit van een rechtspersoon kan worden getoetst aan art. 2:8 BW, dat luidt:
“1 Een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, moeten zich als zodanig jegens elkander gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
2 Een tussen hen krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel is niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.”
4.7.
Uit de aard van de rechtsbetrekking van bestuurder tot vennootschap volgt dat een besluit tot ontslag niet snel in strijd is met de redelijkheid en billijkheid van art. 2:8 BW. Het verlenen van ontslag is een vergaande discretionaire bevoegdheid van de algemene vergadering. Het beroep van [eiser] op dit artikel dient in de gegeven omstandigheden te falen. De schending van het recht van [eiser] om zijn raadgevende stem uit te brengen, is daartoe, zoals gezegd, niet voldoende en van andere onregelmatigheden is geen sprake. Het standpunt van [eiser] ter zitting dat hij naar omstandigheden toch nog redelijk heeft gepresteerd is veel minder stellig dan zijn eerdere standpunt dat het ontslag voor hem als een donderslag bij heldere hemel kwam. Partijen verschillen van mening over de ernst van de aan [eiser] gemaakte verwijten, maar een dergelijk verschil van inzicht maakt nog niet dat art. 2:8 BW is geschonden. Van onbegrijpelijke verwijten is in ieder geval niet kunnen blijken.
4.8.
Als hoofdregel heeft te gelden dat het vennootschappelijk ontslag ook het einde van de arbeidsovereenkomst inhoudt. Deze hoofdregel lijdt onder meer, en voor zover van belang, uitzondering als sprake is van een afwijkende partijafspraak (vgl. HR 15 april 2005, NJ 2005/483 Bartelink en HR 15 april 2005, NJ 2005/484 Unidek). Dit doet zich hier voor. Tussen partijen is niet in geding dat de arbeidsovereenkomst met [eiser] (pas) ten einde komt per 1 oktober 2017. [eiser] verlangt dat zijn schorsing ongedaan wordt gemaakt voor de resterende periode tot 1 oktober 2017. [eiser] heeft naar voorlopige oordeel een onvoldoende zwaarwegend (spoedeisend) belang voor ongedaanmaking van de schorsing. De tijdsspanne tussen de datum van onderhavig vonnis en 1 oktober 2017 is ruim twee maanden, hetgeen een relatief korte periode is. De dagvaarding van [eiser] dateert van 7 juni 2017, terwijl het ontslagbesluit al op of omstreeks 29 maart 2017 kenbaar is gemaakt aan [eiser] en [eiser] het voornemen tot dit ontslag nog eerder kende. Het talmen met het aanhangig maken van de onderhavige procedure maakt het belang van [eiser] minder zwaarwegend. De continuïteit van de onderneming is er ook niet mee gediend dat [eiser] voor deze korte periode terugkeert, en dit des te minder nu ter zitting is gebleken dat International Plywood inmiddels een andere statutair directeur heeft aangesteld.
4.9.
De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om een voorziening te treffen ter zake van het ontslag of de schorsing van [eiser] . Indien [eiser] schade heeft geleden door de voormelde premature mededeling en/ of door schending van de statutaire bepaling dat een schorsing van een statutair bestuurder maximaal drie maanden mag duren (welke schending niet zonder meer vaststaat, nu na het ontslag van [eiser] als statutair bestuurder niet langer gesproken kan worden van een schorsing), zal zich dit moeten oplossen in een eventuele schadevergoeding.
4.10.
De door [eiser] gevorderde rehabilitatie zal eveneens worden afgewezen. Bedoeld wordt kennelijk een vordering tot rectificatie van de - destijds nog - premature mededeling dat [eiser] niet meer werkt voor International Plywood. Het premature van die mededeling is echter achterhaald door de feiten, nu de schorsing en het ontslag van [eiser] stand houden in (in ieder geval) de onderhavige procedure. Een rectificatie zou dan als mosterd na de maaltijd komen en verwarring kunnen wekken bij de relaties van International Plywood.
4.11.
Nu de hoofdvorderingen zullen worden afgewezen, zal ook de nevenvordering inzake vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen worden.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van International Plywood. Deze kosten worden begroot op € 1.434,-, zijnde € 816,- aan salaris advocaat (standaard tarief kort geding volgens de Liquidatietarieven) en € 618,- aan griffierecht, nog te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van International Plywood, tot op heden
begroot op € 1.434,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.2517/676