ECLI:NL:RBROT:2017:5708

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
5533497
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over geheimhoudingsbeding en anti-ronselbeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Ecoloss Crew B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De procedure is gestart door Ecoloss, die vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde] wegens vermeende schending van een geheimhoudingsbeding en een anti-ronselbeding uit de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 1 november 2016 beëindigd, waarna Ecoloss een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met [gedaagde]. Ecoloss vorderde een boete van € 2.500,00 voor schending van het geheimhoudingsbeding en eenzelfde bedrag voor het overtreden van het anti-ronselbeding. [gedaagde] heeft de beschuldigingen betwist en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van Ecoloss in haar vorderingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding, omdat de geheimhoudingsplicht niet van toepassing is op gesprekken tussen werknemers onderling. Wat betreft het anti-ronselbeding heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] wel degelijk heeft gehandeld in strijd met dit beding door [S.] te benaderen over een nieuwe werkplek. De kantonrechter heeft de boete voor deze overtreding gematigd tot € 500,00, omdat er geen schade is aangetoond voor Ecoloss.

In reconventie heeft [gedaagde] een vordering ingesteld voor betaling van een beëindigingsvergoeding van € 7.000,00 en vakantiegeld van € 1.320,00. Ecoloss heeft erkend dat deze bedragen nog verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft Ecoloss veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. K.J. Bezuijen op 21 juli 2017.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5533497 / CV EXPL 16-48151
uitspraak: 21 juli 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ecoloss Crew B.V.gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie bij exploot van dagvaarding van 17 november 2016,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. F.L. van der Eerden te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.E. Kloosterboer te Breda,
Partijen worden hierna aangeduid als “Ecoloss” respectievelijk “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 17 november 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties;
  • het vonnis van 4 januari 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 6 april 2017 gehouden comparitie van partijen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen partijen heeft vanaf 1 maart 2007 een dienstverband bestaan. Per 1 december 2012 is [gedaagde] Manager Algemene Zaken geworden en zijn partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan.
2.2
Die nieuwe arbeidsovereenkomst (verder de arbeidsovereenkomst) houdt, voor zover thans van belang, de volgende bepalingen in:
“(…)
Artikel 9: Geheimhoudingsplicht
Werknemer verklaart dat hij, zowel gedurende de dienstbetrekking als daarna, jegens derden volledige geheimhouding zal betrachten ten aanzien van al hetgeen Werknemer in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst en daarna ter kennis is gekomen betreffende de organisatie van Werkgever en werkzaamheden zelf, alsmede betreffende bij de organisatie werkende personen, alsmede betreffende relaties van Werkgever. (…)
Artikel 18: Verbod om werknemers te stimuleren uit dienst te treden
Het is Werknemer niet toegestaan om, direct, dan wel indirect, huidige werknemers van Werkgevers te benaderen, teneinde hen te bewegen het dienstverband met Werkgever te beëindigen. (…)
Artikel 19: Boetebeding
Werknemer is van rechtswege in gebreke indien hij handelt in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van deze arbeidsovereenkomst en zal in afwijking van artikel 7:650 lid 3 Burgerlijk Wetboek voor iedere overtreding aan Werkgever een direct opeisbare boete verbeuren waarvan het bedrag overeenkomst met € 2.500,-- per overtreding, (…)”
2.3
Partijen hebben de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2016 beëindigd.
De daartoe door hen beiden op 30 september 2016 ondertekende vaststellingsovereenkomst houdt, voor zover thans van belang, de volgende bepalingen in.
“(…)
2. Doorbetaling salaris. (vergoeding) en eindafrekening
(…)
4. In het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontvangt werknemer, binnen vier weken na de datum waarop het dienstverband zal eindigen, van werkgever een vergoeding ten bedrage van € 7.000,00 bruto. (…)
3. Geheimhouding.
1. Partijen zullen, behoudens een andersluidende contractuele en/of wettelijke verplichting, tegenover derden strikte geheimhouding betrachten over de inhoud en uitvoering van deze overeenkomst. (…)
4. Overeengekomen bedingen.
1. Het tussen partijen geldende relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst blijft tussen partijen niet gehandhaafd. Overige overeengekomen bedingen blijven onverkort gehandhaafd. (…)”
2.4
In een Whats-app bericht van 7 oktober 2016 schrijft [gedaagde] aan [S.]:
“Hey [S.], ik kan niks meer met je bespreken. Ik mag niet meer inhoudelijk praten over de gang van zaken. Als je me wilt spreken zal dit privé moeten zijn(…). Kijk maar! (…)”
2.5
Een verklaring van [S.] van 21 oktober 2016 luidt, voor zover thans van belang:
“(…) Op 10 okt. j.l. een bericht ontvangen of ik [gedaagde] wilde appen als ik ging surveilleren, hij had wat belangrijks te melden.
Hierop heb ik [gedaagde] opgebeld. Hij vroeg mij of ik interesse had om voor een ander te gaan werken. Het zou hier gaan om het ontmantelen van hennepkwekerijen en veegwerk. Ik heb hem gevraagd of het om de firma [X.] ging, maar daar kon hij geen ja of nee op zeggen.
Hij wilde aan het eind van de week weten of ik interesse had en kon mij vertellen dat ik hetzelfde ging verdienen als bij Ecoloss.
(…)
14 okt. j.l. kreeg ik een bericht van [gedaagde] met het volgende: “dag [S.], kreeg een beetje raar bericht van de advocaat van EC. Ik heb jou niet inhoudelijk gesproken. Succes man Later.”(…)”.
2.6
Een Whats-app bericht van 18 oktober 2016 van [gedaagde] aan [S.] luidt:
“Dag [S.], kreeg een beetje raar beticht van de advocaat van ec. Ik heb jou niet inhoudelijk gesproken. Succes man! Later “

3.3. Het geschil in conventie

De vordering in conventie
3.1
Ecoloss heeft gevorderd bij vonnis [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen
- € 2.500,00 aan boete ter zake schending van het geheimhoudingsbeding;
- € 2.500,00 aan boete ter zake het verbod werknemers van Ecoloss te stimuleren uit dienst te treden, met de wettelijke rente over het totaalbedrag vanaf de dag van dagvaarding en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan die vordering heeft Ecoloss naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden, door vrijwel direct na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst bij een bezoek aan [H.] administratief medewerkster van Ecoloss bij haar thuis, haar mee te delen dat hij net daarvoor zijn ontslag op kantoor heeft geregeld, dat hij twee maandsalarissen mee zou krijgen, dat de directeur-eigenaar [M.] over drie jaar Ecoloss weer ging verkopen, dat er een zwarte kas was bij een dochteronderneming en dat er niemand van het managementteam deugde. Soortgelijke negatieve mededelingen over de andere managers en de directie heeft [gedaagde] ook gedaan tegenover een andere werknemer, [W.].
3.2.2
[gedaagde] heeft [S.] geprobeerd te werven voor [X.]., zijn nieuwe werkgever. Daarmee heeft hij zijn verplichting tot geheimhouding overtreden en de gevorderde boete verbeurd.
Het verweer in conventie
3.3
Het verweer van [gedaagde] strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van Ecoloss in haar vordering, althans tot afwijzing daarvan met veroordeling van Ecoloss in de proceskosten. Daartoe heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
3.4
Betwist wordt dat sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding en het anti-ronselbeding.
4.1.1
Het geheimhoudingsbeding ziet op het verbod om informatie over Ecoloss te verstrekken aan derden over de organisatie van Ecoloss, over de werkzaamheden zelf en over de medewerkers en relaties van Ecoloss. Louter door een gesprek te voeren met zijn collega’s kan [gedaagde] dit beding niet overtreden. Daarvoor is het beding niet bedoeld, want dat zou werknemers van Ecoloss onmogelijk maken om met elkaar te spreken over alles wat in het kader van de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst ter kennis is gekomen.
4.1.2
Hooguit kan worden geoordeeld dat [gedaagde], mocht hij al inhoudelijk hebben gesproken met [H.] over zijn vertrekregeling, in strijd heeft gehandeld met de geheimhoudingsplicht uit artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst, maar daaraan is geen boetebeding gekoppeld en schade aan de zijde van Ecoloss is gesteld noch gebleken.
4.1.3
Het anti-ronselbeding van artikel 18 van de arbeidsovereenkomst veronderstelt dat het initiatief uitgaat van [gedaagde]. [S.] heeft [gedaagde] zelf benaderd en [gedaagde] heeft afstand genomen.
4.1.4
Voor zover geoordeeld wordt dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de betreffende bedingen geldt dat het boetebeding uit artikel 19 van de arbeidsovereenkomst van toepassing is, indien [gedaagde] handelt in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van deze arbeidsovereenkomst. Deze bepaling is vaag en te onbepaald omdat niet valt af te leiden op welke bepalingen de boetebepaling wel en niet slaat. Het beding is daarom nietig.
4.1.5
Ecoloss is nodeloos overgegaan tot procederen en jaagt [gedaagde] onnodig op kosten, terwijl zij heeft nagelaten de eindafrekening genoemd in artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst te voldoen.

4.Het geschil in reconventie

De vordering in reconventie
4.1
[gedaagde] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Ecoloss te veroordelen aan hem te betalen € 7.000,00 en € 1.736,00, vermeerderd met wettelijke rente en Ecoloss te veroordelen in de proceskosten in reconventie.
4.2
Aan die vordering heeft [gedaagde], naast het onder 2.3 artikel 2 sub 4 weergegeven vaststaande feit, - verkort en zakelijk weergegeven- ten grondslag gelegd dat Ecoloss in verzuim is met de betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 7.000,00 bruto aan beëindigingsvergoeding en € 1.736,00 bruto aan vakantiegeld.
Het verweer in reconventie
4.2
Ecoloss heeft erkend dat zij nog € 7.000,00 bruto aan vergoeding en € 1.320,00 bruto aan vakantiegeld aan [gedaagde] dient te betalen. Zij heeft dit nog niet gedaan in verband met het geschil in conventie, maar heeft toegezegd dit alsnog te doen.

5.De beoordeling

in conventie
5.1
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of [gedaagde] zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden en het anti-ronselbeding uit de arbeidsovereenkomst heeft overtreden.
Ad geheimhoudingsbeding
5.2
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Ecoloss zich desgevraagd op het standpunt gesteld dat [gedaagde] het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst heeft overtreden en niet die uit de vaststellingsovereenkomst. In artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst is een directe koppeling gemaakt tussen de vaststellingsovereenkomst en de arbeidsovereenkomst waardoor alle bedingen uit de arbeidsovereenkomst zijn blijven gelden, met uitzondering van het relatiebeding. Daarmee is, aldus Ecoloss, ook het boetebeding van artikel 19 van de arbeidsovereenkomst van toepassing. [gedaagde] heeft daar tegenover gesteld dat dit boetebeding uitdrukkelijk verwijst naar de arbeidsovereenkomst en niet (ook) naar de vaststellingsovereenkomst. Wanneer Ecoloss dat anders had gewild, had zij in de vaststellingsovereenkomst een boetebeding moeten opnemen, aldus [gedaagde].
5.3
Niet in geschil is dat in de vaststellingsovereenkomst zelf geen aparte bepaling is opgenomen waarin boete wordt gesteld op overtreding van de onder artikel 3 sub 1 van die vaststellingsovereenkomst voor beide partijen opgenomen geheimhoudingsverplichting met betrekking tot de inhoud en uitvoering van die vaststellingsovereenkomst. Anders dan Ecoloss heeft betoogd kan sanctionering met een boete van overtreding van deze specifieke geheimhoudingsverplichting niet worden gebaseerd op artikel 19 van de arbeidsovereenkomst. Uit de tekst van artikel 19 blijkt immers dat boete slechts is gesteld op handelen in strijd met de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst.
5.4
Indien al zou komen vast te staan dat [gedaagde] in gesprekken met [H.] en [W.] de hem door Ecoloss verweten onderwerpen ter sprake heeft gebracht, - [gedaagde] betwist dit, althans geeft hieraan een andere context- levert dit geen schending op van de geheimhoudingsplicht van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst. Die bepaling ziet immers
-blijkens de tekst van die bepaling- uitdrukkelijk op een verplichting tot geheimhouding
jegens derden(onderstreping kntr). Zonder verdere toelichting van Ecoloss, die ontbreekt, ook na uitdrukkelijk verweer op dit punt van [gedaagde], valt niet in te zien dat die bepaling tevens bedoeld is voor collega’s / andere werknemers van Ecoloss.
5.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat van overtreding van enige geheimhoudingsverplichting door [gedaagde] waarvoor een boete is verbeurd geen sprake is.
Dit onderdeel van de vordering is derhalve niet toewijsbaar.
Ad anti-ronselbeding
5.6
Ecoloss heeft, ter onderbouwing van het verwijt dat [gedaagde] het anti-ronselbeding van artikel 18 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden, de verklaring van [S.] van
21 oktober 2016 in het geding gebracht. De inhoud van die verklaring is, voor zover van belang voor het partijdebat, hiervoor onder 2.5 van de vaststaande feiten weergegeven.
[gedaagde] heeft die inhoud niet weersproken. De vraag zoals door [gedaagde] aan [S.] gesteld moet in beginsel worden aangemerkt als een poging een werknemer te bewegen zijn dienstverband met Ecoloss te beëindigen.
[gedaagde] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat zijn handelen niet valt onder de reikwijdte van artikel 18 van de arbeidsovereenkomst, omdat het initiatief voordien bij [S.] lag die hem zelf heeft benaderd en [gedaagde] afstand heeft genomen. Van overtreding van het anti-ronselbeding is dan ook geen sprake aldus [gedaagde].
5.7
Ongeacht de vraag wie er wie heeft benaderd, de verklaringen lopen op dat punt uiteen, in beide gevallen had [gedaagde] in het onder 2.5 bedoelde telefoongesprek met [S.], die toen werknemer was van Ecoloss, niet mogen vragen of [S.] interesse had om voor een ander te gaan werken, omdat hij, [gedaagde], gebonden was aan afspraken met Ecoloss om geen werknemers van haar te benaderen en/of te bewegen elders in dienst te treden. Door dit toch te doen heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met het anti-ronselbeding van artikel 18 van de arbeidsovereenkomst. Dat [gedaagde] afstand heeft genomen -al dan niet nadat hem overtreding van het beding was voorgehouden door de gemachtigde van Ecoloss- maakt dit niet anders.
5.8
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of [gedaagde] een boete heeft verbeurd en gelet op het subsidiaire verweer van [gedaagde], of het boetebeding van artikel 19 van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is.
[gedaagde] heeft zich er op beroepen dat het boetebeding nietig is, omdat het vaag en onbepaald en daardoor onduidelijk is. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet.
Tegen de achtergrond van de tekst van de verder in de arbeidsovereenkomst opgenomen expliciete verbodsbepalingen (artikel 9, 16, 17 en 18) is voldoende duidelijk dat de boetebepaling van artikel 19 van de arbeidsovereenkomst die verboden beoogt te sanctioneren met een boete. Dat moet ook voor [gedaagde] voldoende duidelijk zijn geweest. Het boetebeding is dan ook rechtsgeldig.
5.9
Uiterst subsidiair heeft [gedaagde] een beroep gedaan op matiging van de boete. De kantonrechter acht termen aanwezig om de boete te matigen tot € 500,00. Zij neemt daarbij in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat [S.] na het bewuste telefoongesprek met [gedaagde] zijn dienstverband met Ecoloss daadwerkelijk heeft beëindigd en elders is gaan werken, [gedaagde] toen zelf al in dienst was bij [X.]. en/of Ecoloss door het handelen van [gedaagde] in relatie tot [S.] daadwerkelijk schade heeft geleden.
5.1
Nu hiervoor is overwogen dat [gedaagde] het anti-ronselbeding heeft overtreden en een boete heeft verbeurd, volgt hieruit reeds dat Ecoloss niet zonder rechtvaardiging en nodeloos deze procedure heeft aangespannen.
5.11
De kantonrechter zal de proceskosten compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt, omdat beide partijen deels gelijk en deels ongelijk krijgen.
in reconventie
5. 12 Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [gedaagde] erkend dat het gevorderde bedrag aan vakantiegeld niet € 1.736,00 bruto maar € 1.320,00 bruto moet zijn.
Nu partijen het eens zijn over welke bedragen nog door Ecoloss aan [gedaagde] moeten
worden betaald, zijn een bedrag van € 7.000,00 bruto aan beëindigingsvergoeding en een bedrag van € 1.320,00 bruto aan vakantiegeld als overigens op de wet gegrond, toewijsbaar. Het is vanzelfsprekend dat wanneer Ecoloss haar betalingstoezegging op de comparitie van partijen heeft uitgevoerd en de betreffende bedragen aan [gedaagde] heeft betaald, die bedragen op grond van dit vonnis niet nogmaals dienen te worden betaald.
De gevorderde wettelijke rente, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, is als op de wet gegrond, eveneens toewijsbaar.
5. 13 Ecoloss is de partij die ongelijk krijgt. Zij wordt veroordeeld in de proceskosten (in reconventie) aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op € 200,00
(2 x ½ punt à € 200,00) aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om aan Ecoloss tegen kwijting te betalen € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
veroordeelt Ecoloss om aan [gedaagde] tegen kwijting te betalen € 7.000,00 bruto ter zake van beëindigingsvergoeding en € 1.320,00 bruto ter zake van vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over deze bedragen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Ecoloss in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat de reconventie betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
362