In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd verdacht van witwassen van een auto en een geldbedrag. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde ten aanzien van het geldbedrag niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. Wat betreft de personenauto, een Mercedes, was er sprake van een verdenking van witwassen, omdat er geknoeid was met het chassisnummer en er een groot geldbedrag in de auto was aangetroffen. De verdachte had verklaard dat de auto van zijn schoonzus was, maar deze verklaring bleek niet te kloppen. Ondanks de verdenkingen kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het witwassen van de auto, en sprak ook hiervoor de verdachte vrij. De rechtbank besliste verder dat de in beslag genomen auto onttrokken moest worden aan het verkeer, terwijl het geldbedrag van € 50.020 aan de verdachte werd teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.