Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding van 8 april 2016;
- de akte overlegging producties van 20 april 2016;
- het vonnis van de kantonrechter van 9 december 2016, waarbij de zaak naar de handelskamer is verwezen;
- de conclusie van antwoord;
- de akte overlegging producties van 7 april 2017;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 april 2017;
- de comparitie-aantekeningen van [eiseres] ;
- de spreek aantekeningen van AON c.s.
2.Het geschil en de beoordeling
Inbouw afgefinancierd sfb-pensioen (uitgangspunt) fl. 6.820,-.
Uitgangspunten zijn aannames die voorlopig als juist worden verondersteld teneinde te pogen de zaak voor 1 augustus rond te krijgen. Een zorgvuldig handelend tussenpersoon had tenminste de vraag moeten stellen of betrokkene vanaf 1 januari 1999 inderdaad vrijgesteld was van de verplichte pensioenverzekering en of de aanvullende pensioenverzekering derhalve een excedentverzekering betrof. Het gaat hier immers om een bestaande pensioenvoorziening bij een bedrijfstakpensioenfonds waarvoor verplichte deelname geldt. Bovendien kon AON c.s. uit de loonstrook van [directeur eiseres] d.d. 20 juli 1999 opmaken dat ook na 1 januari 1999 nog pensioen werd opgebouwd bij BPF Bouw, zodat het uitgangspunt dat het bestaande pensioen was afgefinancierd niet juist kon zijn. Door na te laten op dit punt nader onderzoek te verrichten heeft AON c.s. niet gehandeld met de zorgvuldigheid die (ook in 1999) van een redelijk handelend en redelijk bekwaam verzekeringstussenpersoon kon worden gevergd. AON c.s. is aansprakelijk voor de dientengevolge door [eiseres] gelden schade.