ECLI:NL:RBROT:2017:5606

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
6031133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanzegvergoeding en ontvangst van aanzegmail in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn voormalige werkgever, Tulp Verkoop B.V. [verzoeker] stelde dat hij geen aanzegmail had ontvangen van Tulp, waarin hem werd meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden. Hij verzocht om een aanzegvergoeding van één maandloon, ter waarde van € 1.648,23 bruto, op basis van artikel 7:668 BW.

Tulp Verkoop B.V. betwistte de claim van [verzoeker] en stelde dat hij niet bij hen in dienst was, maar bij Keukencentrum Mandemakers. Tulp voerde aan dat zij [verzoeker] tijdig had geïnformeerd over het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst via een e-mail op 24 februari 2017. Tijdens de mondelinge behandeling gaf Tulp aan dat zij geen verdere punten over dit verweer wilden maken, omdat beide vennootschappen tot dezelfde groep behoren.

De kantonrechter oordeelde dat Tulp [verzoeker] uiterlijk op 1 maart 2017 had moeten informeren over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De rechter concludeerde dat er voldoende bewijs was dat Tulp dit had gedaan via de e-mail van 24 februari 2017. De enkele ontkenning van [verzoeker] dat hij de e-mail niet had ontvangen, was volgens de rechter onvoldoende om aan te nemen dat de e-mail niet was aangekomen. De rechter wees het verzoek van [verzoeker] af en veroordeelde hem in de kosten van de procedure, die voor Tulp op nihil werden vastgesteld, aangezien zij zonder juridische bijstand procedeerde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6031133 VZ VERZ 17-14712
uitspraak: 21 juli 2017
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
gemachtigde: mr. R. Scheltes te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tulp Verkoop B.V.,
gevestigd te Sappemeer,
verweerster,
procederend zonder juridische bijstand.
Partijen worden hierna ‘[verzoeker]’ en ‘Tulp’ genoemd.

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
▪ het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 mei 2017;
▪ het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 20 juni 2017;
▪ het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 juli 2017.

2.Het geschil

2.1
[verzoeker] stelt tot 1 april 2017 (op basis van een contract voor bepaalde tijd) bij Tulp in dienst te zijn geweest. Tulp heeft echter niet aan hem meegedeeld dat de arbeids-overeenkomst niet verlengd zou worden. De e-mail die Tulp daarover zegt te hebben ver-stuurd, heeft [verzoeker] niet gekregen. [verzoeker] vraagt daarom om veroordeling van Tulp tot betaling van de vergoeding hiervoor, namelijk één maandloon van in zijn geval € 1.648,23 bruto.
2.2
Tulp betwist nog iets verschuldigd te zijn aan [verzoeker]. Om te beginnen vraagt hij het aan de verkeerde partij ([verzoeker] was volgens Tulp laatstelijk in dienst bij Keu-kencentrum Mandemakers en niet meer bij Tulp), waarbij komt dat aan [verzoeker] wel is meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, namelijk per e-mail op 24 februari 2017.
2.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de (overige) stel-lingen waarmee het verzoek en het verweer daartegen onderbouwd worden.

3.De beoordeling

3.1
Tulp voert aan dat [verzoeker] niet haar, maar Keukencentrum Mandemakers in deze zaak had moeten betrekken. [verzoeker] betwist dit. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak deelde Tulp mee van dit verweer verder geen punt te willen maken nu beide vennootschappen tot dezelfde groep behoren. De kantonrechter komt daarom toe aan inhou-delijke beoordeling van de zaak.
3.2
Tulp moet [verzoeker] uiterlijk een maand voordat zijn arbeidsovereenkomst voor be-paalde tijd van rechtswege eindigt, informeren over het al dan niet voortzetten van die over-eenkomst. Doet zij dit niet, dan moet Tulp aan [verzoeker] één maandloon betalen (arti-kel 7:668 BW).
3.3
De arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] met Tulp eindigde van rechtswege op 1 april 2017. Tulp had [verzoeker] dus uiterlijk op 1 maart 2017 moeten meedelen of de arbeidsovereenkomst al dan niet verlengd zou worden. De kantonrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat Tulp dit bij e-mail van 24 februari 2017 aan [verzoeker] meegedeeld heeft. Dat dit is gebeurd blijkt niet enkel uit de e-mail van 14.24 uur van die dag zelf, maar ook, belangrijker nog, uit het als productie 6 bij het verweer van Tulp overgelegde overzicht van de IT-afdeling van Tulp, waaruit volgens Tulp, en [verzoeker] betwist dit niet, blijkt dat de e-mail om 15.24 die dag de server van Tulp heeft verla-ten.
3.4
De enkele ontkenning van [verzoeker] dat hij de e-mail niet ontvangen heeft volstaat niet. Als een e-mail, ondanks alle aanwijzingen die op het tegendeel wijzen, niet aankomt bij de geadresseerde, moet hier een verklaring voor zijn. Er had van [verzoeker], ter on-derbouwing van zijn stelling dat hij de e-mail niet ontvangen heeft, verwacht mogen worden dat hij uitgelegd had hoe het kan dat de e-mail niet in zijn ‘inbox’ terecht is gekomen. Als het regelmatig voorkomt dat e-mails niet aankomen, wat [verzoeker] naar voren heeft gebracht, had hij dit met andere (eventueel technische) informatie hierover moeten onder-bouwen. Dit heeft hij niet gedaan. Het blijft bij de enkele stelling dat hij de e-mail niet gekregen heeft. Omdat hij alle andere e-mails die Tulp hem in de loop van de tijd heeft gestuurd, wel heeft gekregen, is deze stelling te mager om ervan uit te kunnen gaan dat hij de e-mail van 24 februari 2017 niet gekregen heeft.
3.5
Dat [verzoeker] Tulp op 30 maart 2017 e-mailde met de mededeling dat hij een dag daarvoor van de bedrijfsarts had gehoord dat zijn contract niet werd verlengd, met welke
e-mail [verzoeker] wil aangeven dat hij vóór 29 maart 2017 nog van niets wist, maakt het voorgaande niet anders. Als [verzoeker] op 29 maart 2017 niet wist dat zijn arbeidsover-eenkomst niet verlengd zou worden, kan dit erop wijzen dat [verzoeker] de e-mail van Tulp van 24 februari 2017 niet gelezen heeft. Een niet-gelezen e-mail is echter niet per definitie een niet-ontvangen e-mail.
3.6
Het verzoek van [verzoeker] wordt gelet op het voorgaande afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [verzoeker] veroordeeld in de kosten van de procedure. Omdat Tulp procedeert zonder juridische bijstand en gesteld noch gebleken is dat zij voor het voeren van deze procedure kosten heeft gemaakt, worden haar kosten vastgesteld op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Tulp vastgesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terecht-zitting.
686