ECLI:NL:RBROT:2017:5565

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
VI- 99/000499-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling wegens overtreding van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2017 uitspraak gedaan over de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De veroordeelde was op 17 mei 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder strikte bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en opname in een forensische instelling. De officier van justitie diende op 20 juni 2017 een vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde onvoldoende had meegewerkt aan de behandeling in de kliniek Johannes Wierhuis, wat leidde tot de beslissing van de reclassering om de behandeling te staken. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde verwijtbaar de voorwaarden had overtreden en heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen. De rechtbank gelastte dat de veroordeelde het niet uitgevoerde gedeelte van de vrijheidsstraf, tot en met de opname in kliniek Weerlanden op 3 juli 2017, alsnog moet ondergaan. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000499-37
Datum uitspraak: 30 juni 2017
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

Opgelegde straffen

Bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Den Haag van 4 september 2015, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 5 jaar, met aftrek van voorarrest.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 22 september 2015, is aan de veroordeelde een hechtenis opgelegd voor de duur van 2 dagen.
De veroordeelde is op 17 mei 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Als bijzondere voorwaarden zijn onder meer gesteld:
- dat veroordeelde zich binnen 5 werkdagen na invrijheidstelling zal melden bij Leger des Heils reclassering, [adres reclassering] te Enschede, telefoonnummer [telefoonnummer reclassering] ;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd op zal laten nemen in De Wending te
Ugchelen, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij hij zich dient houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een nog nader te omschrijven instelling voor forensische verslavingszorg, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde hem te laten behandelen, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde een open, gemotiveerde en meewerkende houding dient te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling.
De proeftijd is ingegaan op 17 mei 2017 en bedraagt 609 dagen.
De rechter-commissaris heeft op 19 juni 2017 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.

Vordering

Op 20 juni 2017 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde voor de duur van 120 dagen, wegens het niet naleven van voormelde bijzondere voorwaarden.
Bij de vordering is overgelegd het rapport d.d. 16 juni 2017 van Reclassering Nederland/het Leger des Heils, afdeling reclassering (hierna ook: de reclassering).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 30 juni 2017.
De officier van justitie mr. W.D. van den Berg en de veroordeelde, bijgestaan door de
raadsman, zijn gehoord.
Voorts is de deskundige mevrouw [naam deskundige] , als reclasseringswerker verbonden aan
Reclassering Nederland, gehoord.
De officier van justitie heeft de vordering ter zitting mondeling gewijzigd in die zin dat is gerekwireerd tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 17 dagen (tot en met 3 juli 2017), nu de veroordeelde vanaf maandag 3 juli 2017 opgenomen kan worden in kliniek De Weerlanden. De officier van justitie heeft daarbij de opheffing van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd.
De veroordeelde en de raadsman hebben zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie zoals deze ter zitting is gewijzigd. De veroordeelde heeft op de terechtzitting bevestigd dat het in de kliniek Johannes Wierhuis niet goed is gegaan. Volgens de veroordeelde heeft zowel hij als de kliniek daar schuld aan. Er was slechts sprake van één positieve urinecontrole; de rest was negatief. Hij heeft aangegeven dat hij wel degelijk gemotiveerd was voor zijn behandeling. De veroordeelde is ervan overtuigd dat hij in De Weerlanden beter op zijn plek is dan bij De Wending en zal er naar eigen zeggen alles aan doen om nu wel aan de hem gestelde bijzondere voorwaarden te voldoen.

Beoordeling

Het rapport van de reclassering houdt in dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden. De verdachte is op 17 mei 2017 geplaatst in de kliniek Johannes Wierhuis van Tactus te Rekken. Het behandelteam van die kliniek heeft op 6 juni 2017 aangegeven dat de behandeling zou worden gestaakt omdat de veroordeelde onvoldoende gemotiveerd is voor een verslavingsbehandeling. Daarnaast is gebleken dat het behandelaanbod van de kliniek onvoldoende aansluit bij de problematiek van de veroordeelde en dat er in de kliniek onvoldoende expertise is op het gebied van delictpreventie, risicotaxatie en de beoogde gedragsverandering van de veroordeelde.
Naar aanleiding van de aankondiging dat de behandeling zou worden gestaakt heeft de reclassering een spoedindicatie aangevraagd bij het NIFP-IFZ regio Zuid-Holland. De veroordeelde is inmiddels geïndiceerd voor de Parnassia Groep, Zorglocatie Weerlanden - Palier.
Op 16 juni 2017 is de reclassering door de behandelaar van de verdachte geïnformeerd dat besloten is de behandeling van de veroordeelde in de kliniek Johannes Wierhuis per direct te stoppen, omdat de urinecontroles van de veroordeelde twee keer positief waren op cannabis en vanwege de negatieve invloed van de veroordeelde op de andere patiënten van de kliniek. De reclassering ziet derhalve geen mogelijkheden om het toezicht op deze behandeling in het kader van de voorwaardelijk invrijheidstelling voort te zetten. Het recidiverisico en het risico op het onttrekken van de voorwaarden worden ingeschat als hoog. Volgens de reclassering blijft de noodzaak van een klinische behandeling in een forensische kliniek bestaan en kan de ingezette koers richting de Parnassia Groep, zorglocatie Weerlanden – Palier worden gevolgd.
De deskundige heeft op de terechtzitting het rapport van de reclassering toegelicht en daarbij verklaard dat de veroordeelde zijn best moet doen en gemotiveerd moet zijn om het traject te doorlopen om na afloop door te kunnen stromen naar begeleid wonen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de veroordeelde de voormelde bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd. Daarom zal de rechtbank de (gewijzigde) vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 17 (zeventien), dagen toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog tot en met 3 juli 2017, te weten het moment dat de veroordeelde kan worden opgenomen in kliniek Weerlanden, moet worden ondergaan.

BeslissingDe rechtbank:

wijst toe de vordering tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 17 (zeventien) dagen;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan tot en met de opname in kliniek Weerlanden op 3 juli 2017;
heft (voor zover nodig) op het bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is genomen door mr. M.C. van der Kolk, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2017.