ECLI:NL:RBROT:2017:5560

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
10/711028-17 / TUL VV 10/239556-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal bij watersportvereniging met meerdere inbraken

Op 30 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken bij de Watersportvereniging in Poortugaal. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, heeft in de periode van januari tot en met maart 2017 vijf keer ingebroken en één keer geprobeerd in te breken. De verdachte heeft telkens de toegang tot het gebouw verkregen door ruiten te vernielen en heeft daarbij eet- en drinkwaren gestolen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar is, maar heeft desondanks een gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat het van groot belang is dat de verdachte op korte termijn goede behandeling en begeleiding krijgt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/711028-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/239556-16
Datum uitspraak: 30 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Justitieel Centrum voor Somatische Zorg,
locatie Scheveningen te ‘s-Gravenhage,
raadsvrouw mr. D.S. Lösing namens mr. M. Sipma, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een klinische behandeling zal ondergaan bij de Forensische Verslavings Kliniek (FVK) van Bouman GGZ, een ambulante behandeling zal volgen bij de forensische polikliniek van Bouman GGZ voor en na de klinische behandeling en mee zal werken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/239556-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in of omstreeks de periode van 21 januari 2017 tot en met25 januari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging in te gooien;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 14 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging te vernielen en/of
een deur te vernielen en/of een voorraadkast open te breken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2017 tot en met 16 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging te vernielen;
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren en/of een verrekijker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren en/of een verrekijker onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging te vernielen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2017 tot en met 25 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door 2, althans 1, ruit van het gebouw van die Watersportvereniging in te
gooien/te vernielen;
6.
hij op of omstreeks 24 maart 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen eet- en drinkwaren, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met een steen een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging heeft ingegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 2
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
Feit 3
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 4
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 5
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 6
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de periode van een maand in totaal vijf keer ingebroken bij Watersportvereniging Poortugaal. Ook heeft hij later nog een keer geprobeerd om daar in te breken. Het is toen echter bij een poging gebleven omdat hij werd aangehouden. De verdachte is iedere keer het gebouw binnengekomen door met een steen een ruit te vernielen waarna hij in het verenigingsgebouw eten en drinken heeft genuttigd (waarvoor de verdachte zelfs de frituur heeft gebruikt). Bij de inbraak op 20 februari heeft verdachte ook een verrekijker weggenomen. Deze inbraken en diefstallen - steeds weer bij dezelfde vereniging - hebben tot veel materiële schade geleid. Niet alleen vertegenwoordigen de weggenomen goederen economische waarde, maar ook is veel schade aangericht door de manier waarop de verdachte zich de toegang tot het betreffende pand heeft verschaft. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij klaarblijkelijk uitsluitend aan zijn eigen belang en behoefte heeft gedacht, geen respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en geen rekening heeft gehouden met de nadelige gevolgen van zijn daden voor de Watersportvereniging.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar waaruit wel blijkt dat de verdachte in een proeftijd loopt van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken opgelegd door de politierechter in deze rechtbank op 9 februari 2017. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7.2.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een traumatische gebeurtenis in zijn jeugd gehad, een uithuisplaatsing op zijn zeventiende, en dit is, evenals zijn middelenproblematiek, van invloed geweest op het ontwikkelen van psychische problematiek (schizofrenie). Sinds zijn cocaïnegebruik is het leven van de verdachte de afgelopen drie jaar sterk gemarginaliseerd. Dat de verdachte alcohol en cannabis gebruikt speelt daarbij ook een rol. De verdachte is meermalen klinisch behandeld, zowel in een vrijwillig kader als met een rechterlijke machtiging. In februari 2017 liep de rechterlijke machtiging af en werd er door de behandelaar geen meerwaarde gezien in het voortzetten van de behandeling omdat de impulsdoorbraken van de verdachte voortkwamen uit zijn cocaïnegebruik (in plaats van zijn psychische problematiek) en omdat hij niet gemotiveerd bleek voor behandeling. Thans heeft de verdachte aangegeven wel gemotiveerd te zijn voor behandeling. Een behandeling waarbij de middelenproblematiek voorop staat, acht de reclassering het meest geïndiceerd teneinde de kans op recidive te verminderen. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een opname in de Forensische Verslavings Kliniek (FVK) van Bouman GGZ, een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek van Bouman GGZ met, indien nodig, een klinische opname voor maximaal zeven weken, een verblijf in een nader te bepalen beschermde woonvorm (RIBW) en dat de verplichting om mee te werken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van schizofrenie en een alcohol, cocaïne en cannabisgebruik stoornis. De zelfcontrole van de verdachte was enigszins verminderd door gebrekkige empathische vermogens gefundeerd op de schizofrenie met antisociale trekken in de persoonlijkheid in combinatie met de verslaving. Het tenlastegelegde gaat met name om verwervingscriminaliteit, waarbij de verdachte echter nog wel wist wat hij deed. De verdachte moet daarom volgens de psychiater in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar worden geacht.
Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringstoezicht en als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling in de (forensische verslavings)zorg met aandacht voor de middelenproblematiek van de verdachte en de schizofrenie. Vervolgens dient toegewerkt te worden naar begeleiding en resocialisatie richting een vorm van begeleid wonen met aandacht voor het opbouwen van een goede dagbesteding en het achterwege laten van middelengebruik.
Op de zitting heeft de verdachte desgevraagd te kennen gegeven een behandeling voor zijn verslaving niet nodig te achten omdat hij inmiddels is afgekickt. Hij heeft verklaard wel hulp van de reclassering te willen aanvaarden.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psychiater gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat dit geen recht doet aan de ernst van de feiten.
Nu de reclassering en de psychiater begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd ziet de rechtbank geen aanleiding om een opname en behandeling in een verslavingskliniek als bijzondere voorwaarde op te leggen, nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij al drie maanden clean is van het gebruik van verdovende middelen. Een opname in een verslavingskliniek acht de rechtbank om die reden nu niet geboden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 februari 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 februari 2017.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank is echter, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het van groot belang is dat de verdachte op niet al te lange termijn een goede behandeling en begeleiding krijgt, zodat de vordering zal worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland/Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal op basis van een door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling, meewerken aan een intake bij de forensische polikliniek van Bouman GGZ of soortgelijke instelling en indien geïndiceerd zich hier onder ambulante behandeling stellen voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal, verblijven in een nader te bepalen beschermde woonvorm (RIBW), of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan het (dag-)programma dat in overleg met de reclassering is opgesteld en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de directeur van die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 februari 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. van der Kolk, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij
in of omstreeks de periode van 21 januari 2017 tot en met25 januari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging in te gooien;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 14 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging te vernielen en/of
een deur te vernielen en/of een voorraadkast open te breken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2017 tot en met 16 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging te vernielen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren en/of een verrekijker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren en/of een verrekijker onder zijn bereik had gebracht door een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging te vernielen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2017 tot en met 25 februari 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eet- en drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik had gebracht door 2, althans 1, ruit van het gebouw van die Watersportvereniging in te
gooien/te vernielen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 24 maart 2017 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen eet- en drinkwaren, geheel of ten dele toebehorende aan Watersportvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen eet- en drinkwaren onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met een steen een ruit van het gebouw van die Watersportvereniging heeft ingegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht