In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2017, is een onbevoegdheidsincident aan de orde. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen de stichting Antes, die als gedaagde in de hoofdzaak fungeert. De vordering betreft de aansprakelijkheid van Antes voor onrechtmatig handelen met betrekking tot de behandeling van [eiser] en de toediening van medicatie. De eiser heeft bij dagvaarding van 8 juli 2016 gevorderd dat Antes aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de behandeling en het niet adequaat reageren op zijn klachten. De stichting Antes heeft in het incident aangevoerd dat de kantonrechter onbevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, en heeft verzocht de zaak te verwijzen naar de sector civiel recht van de rechtbank Rotterdam.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de vorderingen van [eiser] van onbepaalde waarde zijn. De rechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Hierdoor is de kantonrechter niet bevoegd om de vorderingen te behandelen. De zaak is vervolgens verwezen naar de handelskamer van de rechtbank voor verdere behandeling. De eiser is in de proceskosten van het incident veroordeeld, en de uitspraak is gedaan door mr. K.J. Bezuijen.