Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het ten laste gelegde;
- opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Rechtbank Rotterdam
Op 28 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, heeft vrijspraak gevorderd en de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting geconcludeerd dat er geen overtuiging bestond dat de verdachte het feit had begaan. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van de aanklacht.
De rechtbank heeft in haar beslissing ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte al eerder was geschorst. Het vonnis is uitgesproken door de voorzitter, mr. R.G. de Lange-Tegelaar, en de rechters mrs. J. de Lange en D. Visser, in aanwezigheid van griffier S. Wongsokerto. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen. De tenlastelegging betrof een poging tot woninginbraak op 4 december 2015, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het openen van de deur van een woning met de intentie om goederen te stelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden.