ECLI:NL:RBROT:2017:5528

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
10/701005-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging woninginbraak door onvoldoende bewijs

Op 28 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, heeft vrijspraak gevorderd en de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting geconcludeerd dat er geen overtuiging bestond dat de verdachte het feit had begaan. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van de aanklacht.

De rechtbank heeft in haar beslissing ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte al eerder was geschorst. Het vonnis is uitgesproken door de voorzitter, mr. R.G. de Lange-Tegelaar, en de rechters mrs. J. de Lange en D. Visser, in aanwezigheid van griffier S. Wongsokerto. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen. De tenlastelegging betrof een poging tot woninginbraak op 4 december 2015, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het openen van de deur van een woning met de intentie om goederen te stelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/701005-16
Datum uitspraak: 28 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het ten laste gelegde;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4.Vrijspraak

Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu de officier van justitie dit ook heeft gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsvrouw, zal dit oordeel niet nader worden gemotiveerd.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.G. de Lange-Tegelaar, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2017
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 04 december 2015 om ongeveer 00:15 uur, in elk geval
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een woning gelegen op/aan de
[adres delict] weg te nemen één of meer goed(eren) en/of een geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
de (voor)deur van voornoemde woning heeft geopend en/of (vervolgens)
voornoemde woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht