ECLI:NL:RBROT:2017:5519
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake vernietiging van een besluit en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit van verweerder vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de brief van verweerder van 3 maart 2015, waarin werd gesteld dat er geen grond was om af te zien van legesheffing, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder had het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verweerder de mogelijkheid gegeven om het gebrek in de besluitvorming te herstellen door alsnog inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van eiser.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van eiser om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn van twee jaar was overschreden, en dat deze overschrijding aan het bestuursorgaan moest worden toegerekend. Eiser kreeg een schadevergoeding van € 500,- toegekend, evenals de vergoeding van het door hem betaalde griffierecht van € 167,-. De proceskosten van eiser werden vastgesteld op € 1.980,-. De rechtbank benadrukte dat de overschrijding van de redelijke termijn leidt tot spanning en frustratie bij de rechtszoekende, wat grond vormt voor vergoeding van immateriële schade.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.