ECLI:NL:RBROT:2017:5498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
10/750170-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak inzake afpersing, diefstal met geweld en doodslag in Rotterdam

Op 17 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder afpersing, diefstal met geweld en doodslag. De zaak betreft een coldcase-onderzoek naar een reeks geweldsdelicten die zich op 23 november 2003 in Rotterdam hebben voorgedaan. De verdachte meldde zich in 2016 bij de politie, maar beroept zich na enkele verhoren op zijn zwijgrecht. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte gecombineerd met technisch bewijs, zoals vezelsporen, en de inhoud van de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in een tijdsbestek van ongeveer een half uur vier slachtoffers heeft bedreigd en beroofd, waarbij één slachtoffer is overleden door messteken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaren, conform de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en dat zijn daden een ontoelaatbare inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die immateriële schadevergoeding heeft gevorderd.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 10/750170-16
Datum uitspraak: 17 juli 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Rotterdam heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet, te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 21 juli 2016, 14 oktober 2016, 29 december 2016, 17 maart 2017, 8 juni 2017 (alle pro forma) en 3 juli 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J.A. van der Maas en van hetgeen door de raadsman van verdachte
mr. G.F. van den Ende, advocaat te Rotterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 3 juli 2017 – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 november 2003 te Rotterdam, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer] ) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, elf maal, althans meermalen, (met kracht) met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op de neus en/of het voorhoofd, althans het gelaat, en/of in/op de buik en/of organen, althans het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 1] gestoken en/of geduwd en/of gehouden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2003 te Rotterdam, opzettelijk [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer] ) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet elf maal, althans meermalen, (met kracht) met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op de neus en/of het voorhoofd, althans het gelaat, en/of in/op de buik en/of organen, althans het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 1] gestoken en/of geduwd en/of gehouden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij op of omstreeks 23 november 2003 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
op/aan de Verlengde Willemsbrug, in elk geval op/aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een portemonnee met inhoud, waaronder (waarde)papieren en/of een identiteitskaart en/of een bankpas, en/of
- een fiets, en/of
- enig geldbedrag, en/of
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, waaronder (waarde)papieren en/of een identiteitskaart en/of een bankpas en/of een fiets en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte éénmaal of meermalen
- heeft gezegd; do you know this, en/of 'give me your money'en/of (daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp dreigend in de richting van [naam slachtoffer 3] heeft gestoken en/of gehouden, en/of
- ( toen hij geld gekregen had) [naam slachtoffer 3] vast heeft gepakt en het mes, althans het scherpe en/of puntige voorwerp in/op/tegen de rug en/of de zij, althans het lichaam van [naam slachtoffer 3] heeft geprikt en/of gezet en/of gehouden, en/of
-(vervolgens) aan [naam slachtoffer 2] om geld bleef vragen en/of de portemonnee uit handen van die [naam slachtoffer 2] heeft gepakt;
3.
hij op of omstreeks 23 november 2003 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen , althans éénmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen/ de rug, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 4] heeft gestoken en/of welk vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld, en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2003 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, op/aan de Binnenrotte, in elk geval op/aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een portemonnee met inhoud, in elk geval enig geldbedrag en/of één of meer
(bank)pas(sen), en/of
- een horloge, en/of
- een rugzak met inhoud,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of
het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 4] , heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, waaronder enig geldbedrag en/of een of meer bankpassen en/of een horloge en/of een rug met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte éénmaal of meermalen
- voornoemde [naam slachtoffer 4] heeft aangeroepen met de woorden 'he stop' en/of 'stoppen' / heeft gemaand te stoppen, en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 4] (van zijn fiets) heeft geduwd waardoor die [naam slachtoffer 4] ten val kwam en/of
- die [naam slachtoffer 4] (opnieuw) een duw heeft gegeven toen die [naam slachtoffer 4] trachtte op te staan, en/of
- die [naam slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd; 'ik moet je geld' en/of 'ik ga je steken' en/of 'geef je geld' en/of 'geef je portemonnee' en/of
- toen die [naam slachtoffer 4] op de grond lag, die [naam slachtoffer 4] meermalen, althans éénmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen de rug, althans het lichaam heeft gestoken en/of
- vervolgens, nadat die [naam slachtoffer 4] zijn portemonnee afgegeven heeft, die [naam slachtoffer 4] meermalen de woorden heeft toegevoegd; 'ik moet meer' en/of
- vervolgens die [naam slachtoffer 4] (nogmaals) meermalen, althans éénmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen de rug, althans het lichaam heeft gestoken en/of
- nadat die [naam slachtoffer 4] zijn horloge en/of rugtas aan hem, verdachte, had gegeven, die [naam slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd; 'je pincode' en/of 'ik vermoord je' en/of 'meelopen naar de pinautomaat' en/of
-vervolgens die [naam slachtoffer 4] heeft vastgepakt en/of daarbij een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen zijn zij althans zijn lichaam heeft geduwd en/of de woorden heeft toegevoegd; 'meelopen naar de pinautomaat, anders steek ik je dood'.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir – gevorderd dat de aan verdachte onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De officier van justitie heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat uit de feiten en omstandigheden die in het dossier hun weerslag hebben gevonden, valt af te leiden dat de drie feiten door een en dezelfde dader zijn gepleegd. De bekennende verklaring van verdachte en de signalementen gegeven door drie van de slachtoffers maken volgens de officier van justitie dat verdachte als dader van die feiten kan worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair ten laste gelegde moord, nu er volgens haar van voorbedachte raad geen sprake is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en zich daartoe op het standpunt gesteld dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding psychotisch was, en dat zijn verklaringen om die reden niet geloofwaardig zijn. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten geen concrete daderwetenschap heeft gehad. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen daderwetenschap heeft gehad die niet aan gepubliceerde informatie was te ontlenen. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet valt uit te sluiten dat [naam medeverdachte] betrokken is geweest bij alle ten laste gelegde feiten, en dat (mede) daarom vrijspraak moet volgen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
In deze zaak staat vast dat er zich in de vroege ochtend van 23 november 2003 in Rotterdam binnen een kort tijdsbestek drie ernstige strafbare feiten hebben voorgedaan. In twee gevallen was sprake van het neersteken van het slachtoffer, waarbij een dodelijk slachtoffer viel te betreuren, [naam slachtoffer 1] . Het slachtoffer van het andere incident, [naam slachtoffer 4] , heeft de verwondingen die hij opliep, overleefd. In de derde zaak zijn twee jongens, [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , beroofd onder bedreiging met een mes.
De rechtbank zal allereerst bespreken of bewezen kan worden dat de drie zaken zijn gepleegd door een en dezelfde dader. Aansluitend zal de rechtbank aangeven of, en zo ja, waarom zij van oordeel is dat verdachte die persoon is.
Zijn de drie feiten gepleegd door dezelfde dader?
De drie incidenten hebben zich voorgedaan tussen ongeveer 05.30 uur en iets na 06.00 uur. Twee ervan hebben zich voorgedaan in het centrum van Rotterdam, namelijk op de Verlengde Willemsbrug en op de Binnenrotte, en het derde in de Rosestraat in Rotterdam. Het eerst gepleegde feit, te weten het incident op de Verlengde Willemsbrug, betreft een beroving van twee jongens. De pinpas die de dader daarbij heeft buitgemaakt, is kort daarna gebruikt en er is om 05:29 uur een bedrag van 50 euro gepind, waarna nog twee pogingen tot pinnen volgden (gelet op de locatie en het tijdstip, door de dader, zo neemt de rechtbank aan). De dader heeft zijn fiets op de plaats waar het eerste feit zich afspeelde, achtergelaten, en heeft de fiets van een van de slachtoffers meegenomen. Kort nadat er werd gepind, werd in de directe omgeving van de plaats waar was gepind, het delict tegen [naam slachtoffer 4] gepleegd op de Binnenrotte. [naam slachtoffer 4] was op weg naar zijn werk en was gekleed in zijn NS-uniform. Weer enige tijd later, omstreeks 06.00 uur, vindt het incident plaats waarbij [naam slachtoffer 1] om het leven wordt gebracht met messteken. Bij sporenonderzoek aan de jas van [naam slachtoffer 1] zijn vezelsporen aangetroffen die overeenkomen met vezels van de kleding van [naam slachtoffer 4] . De afstanden tussen de plaatsen delict zijn zodanig dat de afstand tussen het delict tegen [naam slachtoffer 4] en dat tegen [naam slachtoffer 1] in de beschikbare tijd niet te voet afgelegd kan worden, maar juist wel met de fiets. Sterker nog, indien wordt uitgegaan van het gebruik van een fiets, zit er net voldoende tijd tussen beide feiten om de afstand tussen beide plaatsen delict te overbruggen. De bewijswaarde van het vezelsporenonderzoek neemt daardoor aanzienlijk toe, en legt een zeer sterke relatie tussen beide strafbare feiten. De enige logische verklaring voor het aantreffen van vezelsporen op de jas van [naam slachtoffer 1] die overeenkomen met die van de kleding van [naam slachtoffer 4] is dat deze vezels door het steken met een mes zijn overgebracht op de kleding van [naam slachtoffer 1] . Voorts overweegt de rechtbank dat de aangevers [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] een signalement geven van de dader dat op hoofdlijnen in elkaar past. Ook spreken alle drie de aangevers van één dader die op de fiets was en een mes als wapen gebruikte.
De conclusie van de rechtbank is dat de drie feiten door één dader zijn gepleegd. De vaststelling dat de drie zaken door een en dezelfde persoon zijn gepleegd, maakt ook dat de bewijsmiddelen naast elkaar en in samenhang met elkaar kunnen worden beschouwd.
Is verdachte de dader?
Verdachte heeft verklaard dat hij in 2001 “die Feyenoord-supporter” heeft neergestoken. Dit was volgens verdachte bij de lange weg bij de “Paperclip”. Later heeft hij verklaard dat dit ook in 2003 geweest kan zijn. Het was gebeurd nadat hij op de verjaardag was geweest van zijn moeder, die op 22 november jarig is, daar waar die hogere school was, aldus verdachte. Verdachte heeft ook verklaard dat hij daar een woordenwisseling heeft gehad en dat er is gescholden. Al deze specifieke aspecten passen bij het incident waarbij [naam slachtoffer 1] van het leven is beroofd en de rechtbank vat de verklaringen van verdachte dan ook op als een bekennende verklaring dat hij dat strafbare feit heeft gepleegd. Verdachte heeft ook melding gemaakt van eerdere incidenten in dezelfde nacht. Ook bij die eerdere berovingen, die hij volgens zijn eigen verklaring die nacht zou hebben gepleegd in het centrum, zou door hem zijn gestoken. Dit laatste aspect komt spontaan naar voren in zijn verklaring, hetgeen de geloofwaardigheid van die verklaring vergroot. De wijze waarop verdachte heeft verklaard komt ook anderszins geloofwaardig over; hij zegt in wezen dat hij alles wat hij nog weet al heeft verklaard en geen behoefte heeft opnieuw of aanvullend te verklaren. Ook zijn schaamte over de feiten en zijn mededeling dat hij zich zou willen verantwoorden ten opzichte van de nabestaanden, bevestigt dit beeld verder. Verdachte wordt er ten slotte door de verbalisanten op gewezen dat hij geen onjuistheden moet verklaren om “het de politie naar de zin te maken”, en verdachte geeft aan dat hem dat duidelijk is. Hij wijzigt zijn verklaring echter niet. Dat verdachte de dader is geweest van deze drie strafbare feiten vindt voorts steun in de door de aangevers [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] gegeven signalementen van de dader. In het bijzonder heeft aangever [naam slachtoffer 4] , de enige die geen alcohol op had, maar op weg was naar zijn werk, een beschrijving gegeven die goed aansluit bij het uiterlijk van verdachte in die tijd. Ook de lengte die hij opgeeft, 1.70 meter, komt precies overeen met de lengte van verdachte. De politie merkt verder in een proces-verbaal een goede gelijkenis op tussen een op aanwijzingen van [naam slachtoffer 4] gemaakte compositietekening van de dader uit 2003 en een politiefoto van verdachte uit 2007.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de drie feiten heeft gepleegd.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding psychotisch was, en dat zijn verklaringen om die reden niet geloofwaardig zijn. De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het opstellen van rapportages over zijn persoon. Hij heeft niet meegewerkt aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek en evenmin aan een klinische observatie. Om die reden hebben de deskundigen op dit punt niets met enige mate van zekerheid kunnen vaststellen. Tijdens de contacten in de vroeghulpfase bleek niet van psychotische verschijnselen bij verdachte. In de vroeghulprapportage van de reclassering van mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster] van 15 april 2016 (e-mailbericht) wordt geen melding gemaakt van uitlatingen of gedragingen die wijzen op psychotische belevingen bij verdachte. Opvallend is juist dat in dit rapport staat vermeld dat verdachte tegenover [naam reclasseringsmedewerkster] heeft aangegeven “schoon schip te willen maken”, en dat hij ten tijde van de delicten (het rapport spreekt van “het delict”, rechtbank) onder invloed was van alcohol en drugs. Beide aspecten keren terug in de verklaringen die verdachte kort daarvoor bij de politie had afgelegd, en bevestigen daarmee eens te meer voor de rechtbank dat verdachte in die verklaringen zowel voor wat betreft de inhoud daarvan als voor wat betreft het motief om zich te melden bij de politie, toen naar waarheid heeft verklaard.
Alternatief scenario
De verdediging heeft er ook op gewezen dat niet valt uit te sluiten dat [naam medeverdachte] betrokken is geweest bij deze feiten, en dat (mede) daarom vrijspraak moet volgen. De rechtbank merkt allereerst op dat de raadsman een te ruim criterium aanlegt als het gaat om (de weging van) alternatieve scenario’s. Het gaat er immers om dat, om betekenis te hebben in een strafzaak, een alternatief scenario een zekere, zij het geringe, mate van waarschijnlijkheid moet hebben om verder te worden betrokken bij de weging van de zaak. In deze zaak is daar niet van gebleken. Er is, ondanks uitgebreid technisch onderzoek, geen enkel verband gelegd tussen een van de drie delicten en [naam medeverdachte] . Ook verklaringen van een getuige bleken bij nader onderzoek geen verdere ondersteuning te hebben in de feiten. Zo bleek een in de woning waar [naam medeverdachte] verbleef aangetroffen portemonnee niet van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] te zijn en werd de Feyenoordpas van [naam slachtoffer 1] bij hem thuis aangetroffen, zodat de bij [naam medeverdachte] aangetroffen Feyenoordpas niet van [naam slachtoffer 1] kan zijn geweest. Dit alles levert niet eens een begin van twijfel op dat niet verdachte, maar [naam medeverdachte] , de feiten zou hebben gepleegd.
Toegespitst op de drie feiten, leidt dit tot de volgende conclusies.
3.3.1
Feit 1 (Rosestraat)
3.3.1.1 De feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 november 2003 omstreeks 06:00 uur slachtoffer [naam slachtoffer 1] met elf messteken om het leven heeft gebracht. Getuige [naam getuige] heeft vlak voor de dood van [naam slachtoffer 1] een telefoongesprek met hem gevoerd, waarin zij verdachte onder meer heeft horen zeggen: “Geef mij je telefoon”. Hieruit, en uit het gegeven dat de telefoon en de portemonnee – die [naam slachtoffer 1] op dat moment bij zich moet hebben gehad en die die ochtend niet bij hem werden aangetroffen – leidt de rechtbank af dat verdachte deze goederen van [naam slachtoffer 1] heeft weggenomen.
3.3.1.2 De kwalificatie van het ten laste gelegde feit
De volgende vraag die voorligt is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd; als moord (primair) of als doodslag gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van/door diefstal met geweld.
Voorbedachte raad
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en evenmin dat hij tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de primair ten laste gelegde moord.
Opzet
Verdachte heeft [naam slachtoffer 1] elf maal in zijn buik gestoken. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht was op en geschikt was tot het doden van [naam slachtoffer 1] , zodat het niet anders kan dan dat het opzet van verdachte op de dood van [naam slachtoffer 1] gericht was. De rechtbank acht dit dan ook bewezen.
Gekwalificeerde doodslag?
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, met geweld, de portemonnee en de telefoon van [naam slachtoffer 1] heeft weggenomen, en, om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of, om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van die goederen te verzekeren, [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag.
3.3.2
Feit 2 (Verlengde Willemsbrug)
De feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 november 2003 omstreeks 05:30 uur op de openbare weg de slachtoffers [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met een mes en daarbij om de afgifte van geld heeft gevraagd. Nadat [naam slachtoffer 3] aan verdachte een geldbedrag had gegeven, heeft verdachte het mes in de zij van [naam slachtoffer 3] gehouden en om meer geld gevraagd. [naam slachtoffer 2] heeft hierop zijn portemonnee met inhoud aan verdachte gegeven.
Nadat [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] waren weggerend, heeft verdachte de fiets van [naam slachtoffer 2] meegenomen.
Diefstal met geweld en/of afpersing
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de bewijsmiddelen naar voren dat de slachtoffers door geweld en bedreiging met geweld een geldbedrag en een portemonnee hebben afgegeven. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het geldbedrag en de portemonnee de ten laste gelegde afpersing in overeenstemming is met de feiten. Nu de fiets van [naam slachtoffer 2] is weggenomen nadat de slachtoffers waren weggevlucht, is naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de fiets de ten laste gelegde diefstal voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld aan de orde.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld en bedreiging met geweld op de openbare weg van een fiets van [naam slachtoffer 2] en dat verdachte [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] op de openbare weg heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud en een geldbedrag.
3.3.3
Feit 3 (Binnenrotte)
De feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 november 2003 omstreeks 05:45 uur slachtoffer [naam slachtoffer 4] , terwijl hij op de grond lag, in zijn rug heeft gestoken. Verdachte sommeerde [naam slachtoffer 4] daarbij de afgifte van zijn spullen. [naam slachtoffer 4] heeft zijn portemonnee, horloge en rugzak aan verdachte afgegeven, waarbij verdachte op hem in bleef steken.
Opzet
Verdachte heeft [naam slachtoffer 4] meermalen in zijn rug gestoken. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht was op het toebrengen van dodelijk letsel aan [naam slachtoffer 4] , dat het niet anders kan dan dat het opzet van verdachte daar op was gericht. De rechtbank acht dit dan ook bewezen.
Gekwalificeerde doodslag?
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte met geweld [naam slachtoffer 4] goederen afhandig heeft gemaakt, en, om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, heef getracht die [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 ten laste gelegde poging tot gekwalificeerde doodslag.
3.4
De bewezenverklaring
In de bijlage heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, verklaart de rechtbank ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 23 november 2003 te Rotterdam, opzettelijk [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer] ) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet elf maal, (met kracht) met een mes, in de buik en organen van die [naam slachtoffer 1] gestoken,
ten gevolgewaarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden, welke
voren omschrevendoodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij op 23 november 2003 te Rotterdam, aan de Verlengde Willemsbrug, aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets,
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en met het oogmerk om zich te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, waaronder (waarde)papieren en een identiteitskaart en een bankpas en een geldbedrag, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
- heeft gezegd: ‘do you know this’, en 'give me your money' en (daarbij) een mes dreigend in de richting van [naam slachtoffer 3] heeft gestoken en gehouden, en
- ( toen hij geld gekregen had) [naam slachtoffer 3] vast heeft gepakt en het mes tegen de zij van [naam slachtoffer 3] heeft geprikt en gehouden, en
- ( vervolgens) aan [naam slachtoffer 2] om geld bleef vragen en de portemonnee uit handen van die [naam slachtoffer 2] heeft gepakt;
3.
hij op 23 november 2003 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen met een mes in de rug van die [naam slachtoffer 4] heeft gestoken en
welke voren omschrevenpoging
totdoodslag werd gevolgd en vergezeld van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld en welke poging
totdoodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1, subsidiair:
doodslag, gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregen te verzekeren;
ten aanzien van feit 2:
de voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
en
afpersing, meermalen gepleegd, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
ten aanzien van feit 3, primair:
poging tot doodslag, gevolgd en/of vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 23 november 2003 in een tijdsbestek van ongeveer een half uur, schuldig gemaakt aan een afpersing, een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, een poging tot gekwalificeerde doodslag en een gekwalificeerde doodslag.
Allereerst heeft verdachte iets voor 05:30 uur de slachtoffers [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , 18 en 17 jaar oud, bedreigd met een mes, dit mes vervolgens ook tegen de zij van [naam slachtoffer 3] gedrukt en van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] meerdere goederen weggenomen. Na deze beroving heeft de verdachte met de pinpas van [naam slachtoffer 2] bij een geldautomaat een geldbedrag opgenomen en nog twee pogingen daartoe gedaan. Om de hoek bij deze geldautomaat heeft verdachte vervolgens omstreeks 05:45 uur slachtoffer [naam slachtoffer 4] , 47 jaar oud en onderweg naar zijn werk, meermalen in zijn rug gestoken en hem beroofd van meerdere goederen. Op het moment dat verdachte [naam slachtoffer 4] onder bedreiging van het mes wilde meenemen naar een geldautomaat, heeft [naam slachtoffer 4] kunnen vluchten. [naam slachtoffer 4] is met meerdere steekwonden en een klaplong met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Na het incident met slachtoffer [naam slachtoffer 4] heeft verdachte zijn tocht voortgezet en heeft hij omstreeks 06:00 uur slachtoffer [naam slachtoffer 1] elf keer met een mes gestoken en zijn portemonnee en telefoon weggenomen. [naam slachtoffer 1] , net 28 jaar oud, is ter plekke aan zijn verwondingen overleden.
Voor de slachtoffers [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] moeten deze feiten beangstigende ervaringen zijn geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hieronder langdurig en op indringende wijze lijden. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Aan [naam slachtoffer 4] heeft hij ernstig letsel toegebracht, waarbij alleen door snel en kundig medisch ingrijpen blijvende ernstige schade is voorkomen. De door verdachte gepleegde misdrijven brengen niet alleen bij de directe slachtoffers, maar ook bij vrienden en anderen in de samenleving een enorme schok en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voor [naam slachtoffer 1] moeten de laatste momenten van zijn leven onvoorstelbaar beangstigend zijn geweest. Verdachte heeft hem het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt, ontnomen: het recht op leven. Door de dood van [naam slachtoffer 1] en de wijze waarop dit is gebeurd, heeft de verdachte de nabestaanden onherstelbaar leed en verdriet gebracht. Hij heeft voorts de nabestaanden lange tijd in onzekerheid gelaten over de precieze gang van zaken rond de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft met het plegen van dit feit één van de zwaarste misdrijven begaan die onze strafwetgeving kent.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 15 juni 2017. Daaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. In 1999 is verdachte door de rechtbank veroordeeld voor het plegen van meerdere overvallen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende stukken: een Vroeghulpadvies (e-mail) van de reclassering d.d. 15 april 2016, opgesteld door [naam reclasseringsmedewerkster] ; een Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 28 september 2016, opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker; een Pro Justitia Rapportage psychologisch onderzoek van 10 oktober 2016, opgesteld door [naam psycholoog 1] , klinisch psycholoog; een Pro Justitia Rapportage psychiatrisch onderzoek d.d. 27 september 2016, opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, en een Pro Justitia Rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, opgesteld door [naam psycholoog 2] , psycholoog, en [naam psychiater 2] , psychiater.
Zoals hierboven onder 3.3 weergegeven heeft verdachte geweigerd mee te werken aan het opstellen van rapportages over zijn persoon. Derhalve heeft ook niet kunnen blijken van enige strafverminderende factoren voor wat betreft de persoon van de verdachte.
De straf
Gekwalificeerde doodslag is een misdrijf dat zelfstandig al een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt. Daarnaast heeft de verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan een poging tot gekwalificeerde doodslag en een afpersing en diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[naam benadeelde] heeft zich voor wat betreft feit 2 als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 700,-. De vordering strekt tot de vergoeding van immateriële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering tot vergoeding van de immateriële schade heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat hij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 23 november 2003 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 700,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2003 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam slachtoffer 3] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 56, 57, 63, 288, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, subsidiair:
doodslag, gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregen te verzekeren;
ten aanzien van feit 2:
de voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
en
afpersing, meermalen gepleegd, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
ten aanzien van feit 3, primair:
poging tot doodslag, gevolgd en/of vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam benadeelde] , een bedrag van € 700,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2003 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 700,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2003 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam slachtoffer 3] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 (veertien) dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. J.E. Bierling, rechter,
mr. D.E. Alink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.C. Bloem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2017.