2.2.Hetgeen partijen bij het aangaan van de maatschap zijn overeengekomen, hebben zij vastgelegd in een overeenkomst van praktijkassociatie (productie 1 bij dagvaarding; hierna: de maatschapsovereenkomst). De maatschapsovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
'(…)
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
(…)
DUUR VAN DE MAATSCHAP
Artikel 2
(…)
2. De maatschap [is] door elke partij opzegbaar met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
3. Opzegging ingevolge het in lid 2 van dit artikel bepaalde kan uitsluitend geschieden door middel van een aangetekend schrijven, gericht aan de betreffende partij(en).
(…)
VERTEGENWOORDIGING
Artikel 4
Ieder der partijen is bevoegd namens de maatschap te handelen, gelden voor haar uit te geven en te ontvangen, alsmede de maatschap aan derden respectievelijk derden aan de maatschap te binden, met dien verstande echter, dat de schriftelijke toestemming van allen partijen is vereist voor:
(…)
b. het te leen opnemen van gelden of het aangaan en/of beëindigen van verbintenissen, waarvan de totaalsommen de vijfhonderd euro (€ 500,--) per boekjaar te boven gaan, of van periodieke verplichtingen, waarvan de totaalsommen de tweehonderdvijftig euro (€ 250,--) per boekjaar te boven gaan;
(…)
Handelingen verricht in strijd met het bovenstaande, komen voor persoonlijke rekening en risico van de aldus handelende partij, tenzij de maatschap onomstotelijk baat had bij betreffende handeling of tenzij de andere partijen bedoelde handeling alsnog achteraf unaniem goedkeuren.
1. De winsten en verliezen van de maatschap zullen door partijen worden genoten en gedragen naar rato van zowel de door elk der partijen gewerkte dagdelen als ieders individueel gerealiseerde omzet. Op basis van de gewerkte dagdelen wordt de basisuitkering (totale som 10 % van de winst van de maatschap en jaarlijks vooraf vastgesteld) vastgesteld. De jaarlijkse winst van de maatschap verminderd met de aan iedere partij toekomende basisuitkering wordt door partijen in verhouding tot ieders individuele gerealiseerde omzet verdeeld.
2. Onder de winst der maatschap zal worden verstaan de bruto-opbrengst der gezamenlijk door partijen uitgeoefende praktijk verminderd met alle kosten en uitgaven, die door de gemeenschappelijke uitoefening der praktijk zijn veroorzaakt.
(…)
4. De verdeling van hetgeen ieder der partijen over enig boekjaar uit de maatschap toekomt zal plaats vinden uiterlijk binnen één maand na vaststelling van de balans en de winst- en verliesrekening over dat boekjaar.
5. Indien en voor zover de gemeenschappelijke rekeningen dit toelaten zullen partijen gerechtigd zijn periodiek een bedrag bij wijze van voorschot op te nemen op hun in het vorige lid bedoelde aandeel in de maatschapswinst. Dit, waarbij echter het bepaalde in lid 1 van dit artikel in acht dient te worden genomen, wordt in onderling overleg vastgesteld, onverminderd de gehoudenheid van een ieder binnen één maand na vaststelling van de balans en de winst- en verliesrekening over het boekjaar terug te storten, hetgeen hij meer heeft opgenomen dan zijn aandeel in de winst mocht blijken te bedragen, met dien verstande dat deze gehoudenheid alleen bestaat indien het niet mogelijk blijkt te zijn om de kapitaalrekening van de betreffende partij(en) voor het verschil te debiteren.
BOEKHOUDING EN ADMINISTRATIE
Artikel 7
1. De boekhouding van de maatschap wordt in onderling overleg ingericht.
(…)
3. Aan het einde van het boekjaar wordt, door een door partijen in onderling overleg aan te wijzen onafhankelijke accountant, een balans en winst- en verliesrekening in drievoud opgemaakt. Door ondertekening hiervan door allen partijen worden de jaarstukken vastgesteld en worden partijen over en weer gedechargeerd.
4. Indien één der partijen niet met de inhoud van genoemde jaarstukken akkoord gaat, zal hij zijn bezwaren daartegen binnen twee maanden na ontvangst dezer stukken per aangetekend schrijven aan de andere partijen kenbaar moeten maken, bij gebreke waarvan bedoelde stukken worden beschouwd als onherroepelijk door allen partijen te zijn goedgekeurd.
5. Indien, binnen twee maanden nadat één der partijen zijn bezwaren tegen de inhoud van deze stukken heeft kenbaar gemaakt, geen overeenstemming is bereikt, zal een geschil als bedoeld in artikel 12 aanwezig zijn. Indien dit geschil door scheidslieden zal worden beslecht dan dient één van de benoemde scheidslieden accountant te zijn.
(…)
EINDE VAN DE MAATSCHAP
Artikel 11
De maatschap eindigt:
1. door opzegging ingevolge artikel 2 lid 2;
(…)
6. zodra één der partijen definitief de toelating tot het in de considerans genoemde ziekenhuis is ontzegd;
(…)
GEVOLGEN VAN HET EINDIGEN DER MAATSCHAP, ALGEMEEN
Artikel 14
1. Na beëindiging van de maatschap tegen enig tijdstip gedurende de loop van een kalenderjaar zal per de datum van beëindiging een balans en een winst- en verliesrekening worden opgemaakt, waarbij de leden 3, 4 en 5 van artikel 7 overeenkomstig van toepassing zijn.
2. Na beëindiging van de maatschap wordt aan ieder der partijen respectievelijk diens rechtverkrijgenden, de aan ieder tot aan de dag der beëindiging of ontbinding toekomende winst uitgekeerd.
3. Partijen zijn gehouden al hetgeen zij ieder voor zich nog uit de maatschap te vorderen hebben respectievelijk aan haar verschuldigd zijn met elkaar te verrekenen. De vorderingen van de maatschap dienen te worden geïnd, de schulden dienen te worden betaald en het saldo wordt in verdeling gebracht binnen een periode van drie maanden nadat de bekende schulden zijn betaald en partijen elkaar over en weer hebben gevrijwaard voor het bestaan van onbekende maatschapsschulden.
4. In geval van beëindiging van de maatschap wegens het uittreden van één van de partijen, om welke reden dan ook, dan wel wegens overlijden van één van de partijen, is de andere partij gehouden het kapitaalsaldo van de betrokken partij aan die partij dan wel aan de rechtverkrijgenden van de overleden partij, binnen drie maanden uit te keren.
5. Voor zover mogelijk blijven de bepalingen van de onderhavige overeenkomst tijdens de vereffening van toepassing.
GEVOLGEN VAN HET EINDIGEN DER MAATSCHAP (Overnamerecht)
Artikel 15
1. Bij beëindiging van de maatschap wegens overlijden van één der partijen kan zijn aandeel in de maatschappraktijk door diens rechtverkrijgenden niet anders worden vervreemd of overgedragen dan aan de overlevende partijen dan wel aan een derde, omtrent wie de overlevende partij schriftelijk hun toestemming heeft blijk gegeven. Bij beëindiging van de maatschap anders dan wegens overlijden staat ieder der partijen zijn aandeel in de maatschap ter vrije beschikking.
2. Indien de maatschap eindigt ingevolge een grond genoemd in artikel 11, verplichten de andere partijen zich de tot de maatschap behorende praktijk, voor wat betreft hun aandeel, voort te zetten, voor zover van toepassing overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, mutatis mutandis.
3. De partij die de praktijk ter plaatse niet voortzet, dan wel de rechtverkrijgenden van de overleden partij is/zijn verplicht binnen een periode van één maand na beëindiging van de maatschap zijn/hun aandeel aan de andere partij, die zijn aandeel in de praktijk wel voortzetten, per aangetekend schrijven ter overname aan te bieden tegen een som vast te stellen met inachtneming van de alsdan geldende normen en omstandigheden, terwijl de andere partij vrij is het aanbod al dan niet te aanvaarden, met dien verstande echter dat hij gehouden is binnen vier weken na het tijdstip van aanbieding zijn keuze schriftelijk kenbaar te maken. Voor de partij die de maatschap conform artikel 11 lid 1 opzegt, geldt in afwijking van het hiervoor genoemde tijdstip van aanbieding, dat deze binnen een periode van één maand na opzegging dient plaats te vinden.
4. Indien de blijvende partij verklaart van zijn in lid 3 van dit artikel genoemde recht tot overname van het praktijkdeel geen gebruik te zullen maken, is de uittredende partij gerechtigd tot overdracht aan derden over te gaan. De blijvende partij verplicht zich bij deze overdracht zijn medewerking te verlenen.
5. Door niet over te gaan tot aanbieden zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel verbeurt de nalatige partij aan de gelaedeerde partij een direct opeisbare boete groot vijftigduizend euro (€ 50.000,--), waartoe het tevoren uitbrengen van een ingebrekestelling niet is vereist, onverminderd het recht van degenen jegens wie de overtreding werd begaan om aan te tonen dat zij tengevolge van die wanprestatie een grotere schade lijden dan het te hunnen behoeve verbeurde boetebedrag.
(…)
NADERE OVEREENKOMSTEN
Artikel 17
1. Nadere overeenkomsten aangegaan tussen partijen dan wel hun rechtsopvolgers dienen schriftelijk te worden vastgelegd en aan deze overeenkomst te worden gehecht, waarna zij een onverbrekelijk geheel met de onderhavige overeenkomst vormen.
2. Waar de bepalingen van deze overeenkomst strijdig zijn met de bepalingen van overeenkomsten van partijen met het van toepassing zijnde ziekenhuis c.q. met de van toepassing zijnde ziekenhuizen prevaleren de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomst.'