ECLI:NL:RBROT:2017:5449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
C/10/525127 / KG ZA 17-397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding en gunningsbeslissing in kort geding tussen GGN Mastering Credit N.V. en Stedin Netbeheer B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen GGN Mastering Credit N.V. (hierna: GGN) en Stedin Netbeheer B.V. (hierna: Stedin) naar aanleiding van een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor incassodiensten. GGN, die zich had ingeschreven voor de aanbesteding, was als vierde geëindigd en had 34 punten gescoord, terwijl de twee winnende inschrijvers 45,4 punten hadden behaald. GGN vorderde in kort geding dat de gunningsbeslissing van Stedin zou worden ingetrokken en dat de opdracht aan haar zou worden gegund, of in ieder geval dat er een heraanbesteding zou plaatsvinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gunningsbeslissing van Stedin voldoende was gemotiveerd, ondanks dat GGN vond dat de motivering summier was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de motivering voldeed aan de eisen van de Aanbestedingswet en dat Stedin niet onterecht nieuwe gronden had toegevoegd aan de gunningsbeslissing. GGN's argumenten over de beoordeling van haar inschrijving werden verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat enige subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van kwalitatieve criteria en dat de beoordelingssystematiek voldoende transparant was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van GGN afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Stedin, die op € 1.434,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/525127 / KG ZA 17-397
Vonnis in kort geding van 26 juni 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
GGN MASTERING CREDIT N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. M.W.J. Jongmans en A.N.A. Buyserd,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mrs. M. Trimbos-Hartman en J.W.A. Bergevoet.
Partijen zullen hierna GGN en Stedin genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de producties van GGN, waaronder de ter zitting overgelegde inschrijving van GGN,
  • de producties van Stedin,
  • de mondelinge behandeling op 12 juni 2017,
  • de pleitnota van GGN,
  • de pleitnota van Stedin
1.2.
Ter zitting heeft GGN haar eis verminderd in die zin dat waar gevorderd wordt om Stedin te veroordelen in de volledige proceskosten, enkel gevorderd wordt Stedin te veroordelen in de kosten berekend volgens de gebruikelijke liquidatietarieven.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stedin heeft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure gestart voor het project ‘016-0233 Incassodiensten’ met als doel het sluiten van twee raamovereenkomsten met twee Opdrachtnemers voor het uitvoeren van incassodiensten.
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding.
2.2.
Na aanmelding voor de aanbesteding zijn in de selectiefase zes partijen geselecteerd die zijn toegelaten tot de gunningsfase.
2.3.
De Gunningsleidraad luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) Gunningscriteria
Het Gunningscriterium voor de aanbesteding is Economisch Meest Voordelige Inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. Deze wordt bepaald aan de hand van onderstaande criteria, welke in de volgende paragrafen verder uiteen worden gezet.
Subgunningscriteria
A — Prijs Maximaal 24 punten
B — Kwaliteit Maximaal 30 punten
Tabel 1 Prijs / kwaliteit
De totaalscores op prijs en kwaliteit zullen bij elkaar opgeteld worden. De twee Inschrijvers met de hoogste totaalscore komen in aanmerking voor gunning van een Overeenkomst.
(…)”
5.4
Subgunningscriterium kwaliteit
Het Subgunningscriterium kwaliteit bestaat uit drie nadere Subsubgunningscriteria:
o 5.4.1 Implementatieperiode
o 5.4.2 Het bestek
o 5.4.3 Prestatie
Voor de beoordeling op elk Subgunningscriterium kwaliteit dient de Inschrijver een drietal vragen te beantwoorden. Het totaal aantal punten dat behaald kon worden is 30.
(…)
5.4.2
Voor de beoordeling van dit Subsubgunningscriterium omtrent de het bestek wordt de onderstaande tabel toegepast.
Subsub-gunningscriterium
Omschrijving
Maximaal te behalen punten
2.
Bestek
Beschrijving van de aantoonbare meerwaarde (maximaal 2 A4)
10
Tabel 7. Omschrijving en te behalen punten Subsubgunningscriterium het bestek.
Beoordeling
Beoordelingsgrondslag
Score
Onbeantwoord/ Onvoldoende
Geen beantwoording op de vraag ingediend of onvoldoende beantwoord.
Inschrijving wordt terzijde gelegd.
Voldoende
Inschrijver heeft een offerte ingediend via het Aanbestedingsplatform en is akkoord met alle voorwaarden waaronder de minimumeisen van het bestek
Goed
-Inschrijver toont d.m.v. maximaal 2 A4 aan meer te kunnen leveren/presteren dan gevraagd in het bestek.
-Minimaal zal de responsetijd, bereikbaarheid, Communicatiematrix en –plan (ook voor Ad-hoc verzoeken) uitgewerkt en verbeterd moeten zijn
10
Tabel 8. Omschrijving en te behalen punten Subsubgunningscriterium het bestek
5.4.3
Voor de beoordeling van dit Subsubgunningscriterium omtrent de prestatie wordt de onderstaande tabel toegepast.
Subsub-gunningscriterium
Omschrijving
Maximaal te behalen punten
3.
Prestatie
Hoe wordt gelijkmatige incasso prestatie gerealiseerd en geborgd. (maximaal 2 A4 excl. Bijlage)
10
Tabel 9. Beoordeling Subsubgunningscriterium prestatie
Beoordeling
Beoordelingsgrondslag
Score
Onbeantwoord/ Onvoldoende
Geen beantwoording op de vraag ingediend of onvoldoende beantwoord.
Inschrijving wordt terzijde gelegd.
Voldoende
Inschrijver toont de ambitie en commitment om de eigen prestatie continu te willen verbeteren en legt uit op welke wijze dat wordt geborgd. Te denken aan:
-
Klantbenadering
-
Samenwerking tussen Inschrijver en Stedin
-
Kennis en bekwaamheid van de medewerkers
-
Incassoresultaat
10
Tabel 10. Beoordeling Subsubgunningscriterium prestatie
De score die in dit Subsubgunningscriterium gehaald zou moeten worden is 10.
(…)
2.4.
Bij brief van 23 maart 2017 heeft Stedin aan GGN bericht als volgt:
“(…)
De afgelopen dagen zijn de ontvangen inschrijvingen voor de Europese aanbesteding Incassodiensten beoordeeld door onze beoordelingscommissie.
Allereerst zijn de ontvangen aanbiedingen getoetst op geldigheid en volledigheid. Daarna zijn de aanbiedingen, aan de hand van het in de offerteaanvraag opgenomen gunningcriterium EMVI, inhoudelijk beoordeeld en onderling vergeleken.
Uw inschrijving is bij de inhoudelijke beoordeling op de gunningscriteria als vierde geëindigd.
Hieronder vindt u de uitwerking van de beoordeling van uw inschrijving.
Gunningscriterium 5.3 - Prijs
U heeft voor het criterium prijs het maximum aantal punten van 24 gescoord.
Gunningscriterium 5.4 - Kwaliteit
1. Beoordeling 5.4.1. - Beschrijving van het implementatieplan en de te doorlopen stappen voor de opstart en implementatie van de overeenkomst;
a. Voor de beschrijving van het implementatieplan heeft u het maximum aantal punten gekregen van 10, omdat het goed is beschreven.
2. Beoordeling 5.4.2. - Beschrijving van de aantoonbare meerwaarde op het bestek;
a. Er niet aangetoond dat GGN de ad-hoc verzoeken sneller kan uitvoeren dan de in het bestek aangegeven tijd van 24 uur. Volgens de offerte wordt de aanvraag wel al opgepakt, maar nog niet doorgestuurd en in z’n geheel verwerkt. Hiervoor heeft u 0 punten gekregen.
3. Beoordeling 5.4.3.- Beschrijving van de manier waarop een gelijkmatige incasso prestatie gerealiseerd en geborgd zal worden;
a. U beschrijft de Incasso prestatie die u wilt leveren, maar een concrete uitwerking van continu verbeteren van deze prestatie ontbreekt en heeft daarom geen score opgeleverd
Totaal aantal punten
Uw totale score is uiteindelijk 34 punten en is daarmee lager dan het totale aantal van 45,4 punten van de eerste twee gerangschikte Inschrijvers. [bedrijf] Gerechtsdeurwaarders en Incasso’s B.V. en Syncasso Nederland B.V. hebben de twee economisch meest voordelige inschrijvingen ingediend en komen beiden voor gunning van een overeenkomst in aanmerking.
Inschrijvers worden in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van 20 kalenderdagen na dagtekening van deze gunningsbeslissing - door middel van het uitbrengen van een dagvaarding aan Stedin Netbeheer B.V.- een kort geding aanhangig te maken. Wanneer binnen de aangegeven termijn geen kort geding aanhangig wordt gemaakt (en ook anderszins geen belemmering bestaat of ontstaat voor gunning,) zal Stedin overgaan tot
definitieve gunning van de overeenkomsten aan [bedrijf] Gerechtsdeurwaarders en Incasso’s B.V. en Syncasso Nederland B.V.
Ten slotte spreken wij onze waardering uit voor de door u geleverde inspanning met betrekking tot deze aanbesteding. Mocht u op basis van deze mededeling behoefte hebben aan een nadere toelichting op dit besluit, dan kunt u contact opnemen via Commerce Hub.
(…)”
2.5.
Op 5 april 2017 hebben partijen elkaar gesproken over het gunningsvoornemen, waarna op 7 april 2017 heeft een nadere toelichting van de beslissing door Stedin aan GGN is toegezonden.
2.6.
GGN heeft op 11 april 2017 heeft GGN aan Stedin bericht het niet eens te zijn met de uitslag.
2.7.
Stedin heeft op 12 april 2017 aan GGN bericht geen aanleiding te zien om het gunningsvoornemen te herzien.

3.Het geschil

3.1.
GGN vordert – na vermindering van eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: het Gunningsvoornemen d.d. 23 maart 2017 in te trekken en de Opdracht (mede) aan GGN te gunnen, althans een nieuw gunningsvoornemen mee te delen waarbij GGN een totaal aantal punten van 54 scoort, onder vaststelling van een nieuwe alcatel-termijn;
Subsidiair: het Gunningsvoornemen d.d. 23 maart 2017 in te trekken en voor zover Stedin nog voornemens is de Opdracht te vergeven, over te gaan tot heraanbesteding van de Opdracht (althans het niet wezenlijk gewijzigde voorwerp daarvan);
Zowel primair als subsidiair: aan de veroordeling een eenmalige dwangsom van
€ 100.000,00 te verbinden, indien Stedin 48 uur nadat GGN het vonnis aan Stedin heeft betekend, geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de nakoming van het te dezen te wijzen vonnis en een dwangsom van € 10.000,00 per kalenderdag (of deel daarvan) dat Stedin na die termijn geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de nakoming van het vonnis met een maximum van € 200.000,00;
Zowel primair als subsidiair: Stedin te veroordelen in de proceskosten met inbegrip van de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover wanneer betaling binnen 14 dagen na het vonnis uitblijft.
3.2.
Stedin voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen en is ook niet betwist.
4.2.
Stedin heeft GGN bij brief van 23 maart 2017 bericht dat GGN niet in aanmerking kwam voor gunning, omdat GGN als vierde was geëindigd en minder punten, namelijk 34 punten, had gescoord dan de twee winnaars die 45,4 punten scoorden.
GGN heeft in dit kort geding aangevoerd dat zij ten onrechte geen 54 punten, de maximaal haalbare score, heeft gekregen.
4.3.
In dit kort geding heeft GGN allereerst aangevoerd dat de gunningsbeslissing van 23 maart 2017 onvoldoende is gemotiveerd.
De motivering in een gunningsbeslissing dient ertoe aan de inschrijver de relevante redenen voor haar afwijzing mee te delen. In de brief van 23 maart 2017 is in kernachtige overwegingen de score van GGN onderbouwd en daarmee de gunningsbeslissing gemotiveerd. Uit de brief volgt de score van de winnende inschrijvers, de score van GGN per gunningscriterium en de motivatie van die gegeven score.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de motivering wellicht uitgebreider had kunnen zijn, onder meer gelet op de uitgebreide nadere motivering die vervolgens is toegezonden op 7 april 2017, maar dat aan de minimumeisen voor een motivering van een gunningsbeslissing is voldaan in de zin van artikel 2:130 Aanbestedingswet.
Overigens heeft Stedin ter zitting betwist dat zij met haar opmerking in de brief van 23 maart 2016 dat de motivering als wat te summier kon worden beschouwd heeft bedoeld dat de motivering niet voldoende was gelet op wat de wet vereist. Bedoeld werd, aldus Stedin, dat de toelichting kennelijk voor GGN wat te summier was gelet op haar behoefte aan toelichting.
4.4.
Vervolgens stelt GGN dat in de brief van 7 april 2017 nadere ‘relevante redenen’ ter onderbouwing van de beslissing zijn opgenomen, wat niet is toegestaan.
Uitgangspunt is dat een aanbestedende alle gronden voor haar gunningsbeslissing in de brief met die beslissing dient te vermelden en deze gronden naderhand niet mag aanvullen.
In dit geval zijn ten aanzien van de selectiecriteria 5.4.2 en 5.4.3. de kernachtige motivering uit de gunningsbeslissing nader toegelicht in circa 2 A4’tjes. Daarbij heeft Stedin benoemd dat de eerdere motivering niet de volledige beoordeling dekte, wat de indruk kan wekken dat de toelichting nieuwe gronden bevat ten opzichte van de brief van 23 maart 2017.
Dat daadwerkelijk sprake is geweest van het aanvullen met nieuwe gronden voor de beslissing is echter niet aannemelijk geworden. Stedin heeft in haar toelichting puntsgewijs toelicht waarom op de in de brief genoemde criteria niet de maximale score is bereikt en waarom zij de beslissing heeft gemotiveerd zoals zij deed in de brief van 23 maart 2017.
4.5.
Naast het voorgaande heeft GGN aangevoerd dat haar inschrijving onjuist is beoordeeld wat betreft de gunningscriteria 5.4.2 en 5.4.3.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van kwalitatieve criteria. Weliswaar staat dat (enigszins) op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft – op zichzelf – nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met het recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) zodanige criteria worden geformuleerd dat het voor een kandidaat-inschrijver volstrekt duidelijk is aan welke kwaliteitseisen hij moet voldoen, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de aanbestedende dienst zijn uiteindelijke keuze motiveert op een wijze die het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk maakt om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen.
Voor het overige komt de rechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwaliteitscriteria. Aan de aangewezen – deskundige – beoordelaars moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund. Van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts indien sprake is van procedurele en/of inhoudelijke onjuistheden dan wel van onduidelijkheden die zouden kunnen meebrengen dat de voorlopige gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
4.7.
Voor het deel van de inschrijving dat zag op gunningscriterium 5.4.2 ‘Beschrijving van de aantoonbare meerwaarde op het bestek’ heeft GGN 0 punten gescoord.
De beoordeling met 0 punten staat gelijk aan ‘voldoende’, 10 punten zou betekenen ‘goed’.
Een voldoende werd volgens de gunningsleidraad verkregen door een offerte in te dienen waarin akkoord is gegaan met de voorwaarden waaronder de minimum eisen van het bestek.
10 punten konden worden gescoord wanneer meer kon worden geleverd/gepresteerd dan gevraagd in het bestek. Minimaal de responsetijd, bereikbaarheid, communicatiematrix en -plan (ook voor Ad-hoc verzoeken) zouden dan uitgewerkt en verbeterd moeten zijn.
4.8.
Hetgeen GGN heeft aangevoerd is onvoldoende om in dit kort geding te kunnen aannemen dat GGN, uitgaande van het voorgaande beoordelingskader, ten onrechte geen 10 punten heeft gekregen voor het gunningscriterium en dat sprake is van een ondeugdelijke gunningsbeslissing.
4.9.
De bezwaren van GGN betreffen met name de beoordeling met een voldoende, die door Stedin is gegrond op de beoordeling dat uit de inschrijving niet volgt dat GGN ad-hoc verzoeken sneller kan uitvoeren dan de in het bestek aangegeven tijd van 24 uur.
GGN meent dat niet duidelijk was dat de eis ten aanzien van ad-hoc verzoeken inhield binnen 24 uur dienden te worden afgehandeld. Die uitleg acht de voorzieningenrechter onjuist.
Bij de uitleg van aanbestedingsdocumentatie komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de aanbestedingsstukken. In dit geval is in het bestek onder 2.19 expliciet opgenomen dat ad-hoc verzoeken binnen 24 uur moeten worden uitgevoerd. In de NvI is vervolgens in de antwoorden op vragen 130 en 131 geantwoord dat de termijn van 24 uur werd vastgesteld als binnen één werkdag, dat vereist werd dat een procedure aanwezig was voor de afhandeling van ad-hoc verzoeken en vervolgens ‘indien vanwege inschakeling van een derde het langer dan 24 uur kan duren voordat een verzoek tot uitvoering gebracht kan worden, dan geldt het principe van redelijkheid en billijkheid.’
In deze situatie kan niet worden geoordeeld dat een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver heeft kunnen en mogen begrijpen dat de in het bestek gestelde minimumeis ten aanzien van ad-hoc verzoeken – uitvoering binnen 24 uur - was komen te vervallen. Aangenomen moet worden dat Stedin in haar antwoord op vaag 130 enkel heeft willen aangeven dat indien een specifiek verzoek in redelijkheid onmogelijk binnen de 24-uurstermijn zou kunnen worden afgehandeld, dat zij daaraan geen consequenties zal verbinden als dat niet strookt met de redelijkheid en billijkheid.
Nu uit de inschrijving op het punt van de ad-hoc verzoeken niet evident volgt dat GGN meer heeft willen aanbieden dan de bestekseis (in de betreffende matrix in haar inschrijving geeft GGN zelf aan bij de bestekeis ad-hoc en spoedvragen: conform bestek), bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op het toetsingskader, geen aanleiding om in te grijpen. Het is niet evident dat uit de inschrijving zodanige meerwaarde blijkt, als vereist voor een score van 10 punten, dat moet worden geoordeeld dat GGN 10 punten had moeten krijgen.
4.10.
Het voorgaande brengt met zich dat de bezwaren ten aanzien van de beoordeling van gunningscriterium 5.4.3 ‘Prestatie’ niet meer beoordeeld hoeft te worden in dit kort geding.
Voor toewijzing van de primaire vordering was enkel plaats wanneer de voorzieningenrechter zou oordelen dat GGN op beide gunningscriteria 10 punten had moeten krijgen. Tot dat oordeel kan de voorzieningenrechter bij deze stand van zaken niet meer komen. De primaire vordering zal daarom worden afgewezen.
4.11.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter ten aanzien van criterium 5.4.3 ‘Prestatie’ nog wel het volgende.
De beoordeling van inschrijvingen dient plaats te vinden aan de hand van de eisen en de gunningscriteria die de aanbestedende dienst op voorhand ter kennis van inschrijvers heeft gebracht. Dit uitgangspunt vloeit voort uit de beginselen van transparantie en gelijke behandeling die in acht moeten worden genomen bij de beoordeling van de inschrijvingen.
In het onderhavige geval heeft Stedin aan de inschrijving van GGN geen punten op voornoemd criterium toegekend. Die mogelijkheid bestond volgens de aanbestedingsdocumenten niet. Volgens de door Stedin zelf bepaalde beoordelingsmethodiek kon enkel, ofwel de inschrijving terzijde worden gelegd, ofwel konden 10 punten worden gegeven. Dit betekent dat sprake is van een onjuistheid in de beoordeling, die in beginsel aanleiding zou geven tot herbeoordeling van de inschrijvingen, wanneer het belang van GGN daarbij voldoende zou kunnen worden aangenomen. Zoals hiervoor overwogen is dat niet het geval, zodat geen herbeoordeling zal worden bevolen. Ook wanneer zou kunnen worden aangenomen dat GGN op dit punt ten onrechte geen 10 punten heeft gescoord, kan niet worden aangenomen dat zij dan als eerste of tweede zou zijn geëindigd.
4.12.
Aangetekend zij dat, er veronderstellenderwijs vanuitgaande dat de inschrijving van GGN ten onrechte niet terzijde is gelegd, terzijde legging van de inschrijving niet van invloed zou zijn – zo is ter zitting gebleken – op de uiteindelijke rangschikking, zodat dit ook geen reden geeft tot ingrijpen.
4.13.
GGN heeft haar subsidiaire vordering, die strekt tot heraanbesteding, gegrond op, kort gezegd, de stelling dat de gunningssystematiek op onderdelen onvoldoende transparant is en willekeur en favoritisme in de hand werkt, wat in strijd is met het transparantiebeginsel. Zij heeft daarbij aangevoerd dat het bestek niet duidelijk is en eisen onvoldoende precies en ondubbelzinnig zijn geformuleerd, met name ten aanzien van de ad-hoc verzoeken.
4.14.
Voor toewijzing van de vordering tot heraanbesteding is nodig dat sprake is van schending van aanbestedingsrechtelijke regels. Daarvan kan sprake zijn wanneer sprake is van ondoorzichtige en voor de inschrijver niet kenbare eisen die ruimte bieden voor willekeur van een aanbestedende dienst.
4.15.
In het onderhavige geval is niet gebleken van zodanig onduidelijke eisen in het bestek of onduidelijke gunningscriteria als hiervoor bedoeld. Voor zover GGN heeft gesteld dat de term ad-hoc verzoeken niet duidelijk is, wordt dat betoog verworpen gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen.
Voor zover GGN heeft gesteld dat - los van de uitleg van het begrip ad-hoc verzoeken - onvoldoende duidelijk was hoe de inschrijving op het punt van de ad-hoc verzoeken zou worden beoordeeld, hangt dit met de uitleg van het begrip samen.
Stedin heeft naar het zich doet aanzien op gebruikelijke wijze gebruik gemaakt van de mogelijkheid zelf te bepalen hoeveel gewicht zij wilde toekennen aan de te beoordelen criteria. Enige mate van subjectiviteit is inherent aan de beoordeling van de criteria.
Het beoordelingssysteem is voldoende objectief en in de beslissing in de brief van 23 maart 2017 beperkt, maar voldoende gemotiveerd om GGN inzage te geven in de wijze waarop de beoordeling had plaatsgevonden. De ter zitting gegeven mondeling toelichting door een lid van de beoordelingscommissie over de wijze van beoordeling door ieder van de leden van de commissie doet de voorzieningenrechter concluderen dat sprake is geweest van een objectieve wijze van beoordelen. Het enkele feit dat GGN het oneens is met de beslissing maakt niet dat sprake is van strijd met algemene beginselen van het aanbestedingsrecht.
4.16.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van GGN, zowel de primaire als de subsidiaire, worden afgewezen, met veroordeling van GGN in de proceskosten.
De kosten van Stedin worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.434,00
Voor een zelfstandige veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten (€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat GGN niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak) een executoriale titel oplevert.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, met dien verstande dat de wettelijke rente over de in de proceskosten begrepen nakosten niet toewijsbaar is, omdat thans niet geheel bekend is vanaf welke datum de nakosten gemaakt zullen worden, zodat de verzuimdatum niet goed kan worden bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt GGN in de proceskosten van Stedin, tot op heden begroot op
€ 1.434,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2017.
1634/676