ECLI:NL:RBROT:2017:5420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
10/740325-16 en 10/732023-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door messteek bewezen met bewijsmotivering en vrijspraak bedreiging

Op 12 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van doodslag en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juli 2016 in Rotterdam, na een confrontatie met het slachtoffer [naam slachtoffer 1], deze met een mes heeft gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs, waaronder het aangetroffen mes en bloedsporen, in overweging genomen. De verdachte ontkende het daderschap, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijzen overtuigend waren. De verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging van een tweede slachtoffer, omdat de rechtbank oordeelde dat de uitlatingen niet voldoende vrees konden opwekken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht jaar op voor de bewezen doodslag, waarbij de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden zwaar wogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problemen, maar concludeerde dat hij volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/740325-16 en 10/732023-17 (ter zitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting De Schie te Rotterdam,
raadsman: mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/740325-16 primair ten laste gelegde doodslag;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/732023-17 ten laste gelegde bedreiging;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaar, met aftrek van voorarrest.

4.Motivering vrijspraak van het onder parketnummer 10/732023-17 ten laste gelegde

Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de woorden die de verdachte per telefoon vanuit het Huis van Bewaring tegen zijn ex-vrouw heeft geuit, gelet op de aard van deze woorden en ook gelet op de omstandigheden waaronder deze zijn geuit, niet de redelijke vrees bij haar hebben kunnen veroorzaken dat de verdachte haar daadwerkelijk van het leven zou beroven of haar zwaar zou mishandelen.
Dit brengt met zich mee dat de verdachte voor dit feit zal worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

Vaststaande feitenOp 13 juli 2016, rond 01.30 uur, kwamen het latere slachtoffer [naam slachtoffer 1] , [naam 1] en [naam 2] binnen in het nachtcafé [naam horecagelegenheid] , gevestigd aan de [adres delict] te Rotterdam (hierna: het café). Omstreeks 03.15 uur komt een melding binnen bij de politie, met het verzoek om naar de [adres delict] te Rotterdam te gaan, omdat daar een man bewusteloos op het trottoir lag. De eerste agenten zijn rond 03.20 uur ter plaatse en zien ter hoogte van het café aan de overzijde van de weg een man - naar later blijkt: het slachtoffer [naam slachtoffer 1] - bewusteloos op het trottoir liggen. Gezien wordt dat diens kleding bij de rechterschouder met bloed was doordrenkt en dat ook rondom zijn lichaam veel bloed lag. Vlakbij het slachtoffer wordt, rechts naast hem op de grond, een bebloed mes aangetroffen. Het slachtoffer is naar het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam overgebracht, waar hij om 04.49 uur is overleden.
Bij de sectie op het lichaam van het slachtoffer wordt aan de voorzijde van de rechterbovenarm/borstkas-rechts een scherprandige huidperforatie van circa 5,5 cm geconstateerd, met voetwaarts daarvan een kleine inkeping en een krasvormige huidbeschadiging. Dit letsel was gelegen op circa 145 cm ten opzichte van de voetzoolrand en circa 20 cm rechts van de middellijn, had een steekkanaal ter lengte van 11 cm en is, volgens de deskundige, bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door een scherprandig voorwerp. Door die steekverwonding zijn een grote ader en slagader geperforeerd, waardoor fors bloedverlies was ontstaan. De conclusie is dat het overlijden wordt verklaard
‘op basis van algehele weefselschade door fors bloedverlies als gevolg van uitwendig mechanisch scherprandig perforerend geweld (steekverwonding).’
De vraag waar de rechtbank voor staat is of het de verdachte was die het slachtoffer de uiteindelijk dodelijke steekwond heeft toegebracht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde doodslag van het slachtoffer. Daartoe is onder meer aangevoerd dat directe bewijzen van het daderschap van de verdachte ontbreken, nu de verdachte ontkent, niemand hem heeft zien steken en niemand een mes in zijn handen heeft gezien. Bovendien draagt het ter plaatse aangetroffen mes geen sporen van de verdachte. Evenmin kan het daderschap van de verdachte uit ‘indirecte omstandigheden’ worden afgeleid. Voorts moet rekening gehouden worden met alternatieve scenario’s. Zo zou het wapen afkomstig kunnen zijn uit de auto die tijdens de aanval op verdachte ter plaatse kwam, en was sprake van een hele groep mensen die met elkaar aan het vechten was, wat de mogelijkheid openlaat dat iemand anders de steekverwonding heeft toegebracht. Ten slotte kan de mogelijkheid dat het slachtoffer het letsel bij zichzelf heeft toegebracht niet door objectief bewijs worden weerlegd, zeker nu enkel zijn DNA op het mes is aangetroffen.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier volgt dat de verdachte in de nacht van 13 juli 2016 omstreeks 03.11 uur
’s nachts bij het café komt aanwandelen, met een frietbak in zijn hand. Hij raakt vervolgens in gesprek met [naam 2] , die op dat moment op straat voor het café staat. Kort daarna verschijnt het slachtoffer vanuit het café. [naam slachtoffer 1] gaat dicht op de verdachte staan en slaat de frietbak uit zijn handen. De situatie escaleert verder als [naam 1] zich er in mengt.
Ongeveer één minuut na het eerste contact tussen de verdachte en het slachtoffer verdwijnt men rechts uit het zicht van de camera die boven de toegangsdeur van het café hangt. Ongeveer één minuut daarna verschijnt de verdachte weer in het bereik van de camera en is te zien dat hij vervolgens links het beeld uit loopt, richting de [naam straat] . Wat in die tussenliggende minuut is gebeurd, kan voor een deel worden afgeleid uit getuigenverklaringen.
Onder anderen café-eigenaar [naam café-eigenaar] en café-bezoekers [naam 3] en [naam 4] zijn kort nadat ook [naam 1] ter plaatse kwam naar buiten gegaan en waren dan ook in de directe omgeving van de verdachte en het slachtoffer. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat er die nacht tussen de verdachte en het latere slachtoffer ruzie is geweest. Hij ging naar buiten toen ze - de verdachte en het slachtoffer - aan het vechten waren. [naam getuige 1] zag ineens bij het latere slachtoffer veel bloed uit de rechteroksel lopen. De man met de patat (de verdachte) ging toen weg, aldus [naam getuige 1] . Getuige [naam getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij naar buiten is gerend om de twee vechtende mannen te scheiden. Hij zag dat de man die met het slachtoffer vocht los was en vervolgens wegrende. Hij zag toen dat het slachtoffer op straat stond en bloed uit zijn borst spoot. Op basis van deze getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat de verdachte met het slachtoffer ruzie had, met hem heeft gevochten en dat nadat hij wegloopt het slachtoffer hevig bloedde. Dat laatste kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan samenhangen met de later bij het slachtoffer geconstateerde fatale steekwond.
Het mes dat op een afstand van ongeveer 40 centimeter van het slachtoffer - met daarop zijn bloed - is aangetroffen, is van het merk Browning, type AT5 Hunting Knife. Anders dan de verdediging, twijfelt de rechtbank er niet aan dat met dit mes het (dodelijke) steekletsel moet zijn toegebracht. Vast staat voorts dat de verdachte, ondanks dat hij dit heeft ontkend tegenover de politie, een mes van exact dit merk en type op 13 juni 2016, en dus één maand voor het steekincident, heeft gekocht van messenverzamelaar [naam 5] .
De betrokkenheid van de verdachte bij het steekincident blijkt verder nog uit het gegeven dat op de bij hem thuis aangetroffen jas en spijkerbroek bloed afkomstig van het slachtoffer is aangetroffen, maar ook daaruit dat de verdachte nog voor hij werd aangehouden op 13 juli 2016 omstreeks 17:10 uur contact heeft gezocht met getuige [naam getuige 3] en hem telefonisch heeft gevraagd of er een mes was gevonden. Dit laatste kan worden aangemerkt als ‘daderkennis’.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte met het ter plaatse aangetroffen mes het slachtoffer in ieder geval éénmaal met kracht heeft gestoken. Het daardoor veroorzaakte letsel is dodelijk gebleken. Door het slachtoffer met een dergelijk mes met kracht in het bovenlichaam te steken heeft de verdachte het slachtoffer opzettelijk om het leven gebracht.
Door de verdediging zijn geen plausibele alternatieve scenario’s aangevoerd, die tot een ander oordeel leiden. Dat één van de andere aanwezigen het slachtoffer heeft gestoken of dat het slachtoffer zichzelf heeft gestoken, acht de rechtbank op basis van de inhoud van het dossier volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank laat de stelling van de verdediging dat de verklaringen van getuigen [naam getuige 4] en [naam getuige 5] onbetrouwbaar zijn en dus van het bewijs moeten worden uitgesloten, onbesproken omdat hun verklaringen niet voor het bewijs worden gebezigd.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/740325-16 onder primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2016 te Rotterdam opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de oksel en/of de borst, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] gestoken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Primair:
doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Het slachtoffer heeft in de vroege ochtend van 13 juli 2016 de confrontatie gezocht met de verdachte. De aanleiding moet worden gezocht in het gegeven dat de verdachte in gesprek was geraakt met een 20-jarige dame met wie het slachtoffer eerder die nacht het nachtcafé [naam horecagelegenheid] was binnengegaan. Een en ander is vervolgens vreselijk uit de hand gelopen, want uiteindelijk heeft de verdachte het slachtoffer op straat voor het café met een mes ter hoogte van zijn rechteroksel in zijn borst gestoken, waardoor deze is komen te overlijden. Daarmee heeft de verdachte het slachtoffer, toen 42 jaar oud, van zijn kostbaarste bezit, het leven, beroofd. Aan de moeder, vrouw, kinderen, broers en overige familieleden van het slachtoffer heeft hij daarmee een onomkeerbaar verlies en groot leed toegebracht, zoals gebleken is uit de ter terechtzitting door de nicht van het slachtoffer voorgelezen verklaring. Ook voor de omstanders moet het buitengewoon schokkend zijn geweest getuige te zijn van de gevolgen van deze confrontatie.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
8.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van het door GGZ ERW Novadic-Kentron opgemaakte reclasseringsadvies over de verdachte, gedateerd 11 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte geen meerwaarde ziet in begeleiding door de reclassering.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van alcohol- en cannabis-afhankelijkheid. Deze ziekelijke stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Door de ontkenning van de verdachte kan er geen uitspraak gedaan worden over de mate van toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
16 oktober 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en mogelijk met psychopathische kenmerken. Daarnaast is er afhankelijkheid van alcohol. Het is aannemelijk dat de stoornissen hebben doorgewerkt bij het plegen van het feit. Door de onduidelijk gebleven relatie tussen denken, voelen en handelen kan de mate van toerekeningsvatbaarheid niet worden vastgesteld. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De rechtbank stelt vast dat niet is komen vast te staan in hoeverre een psychiatrische stoornis van invloed is geweest op het plegen van het bewezenverklaarde feit. Onder die omstandigheden moet de rechtbank ervan uitgaan dat de verdachte ten tijde van het plegen van dit feit volledig toerekeningsvatbaar was.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich mes in het uitgaansleven heeft gemengd, waardoor hij zichzelf in de situatie heeft gebracht dat hij het mes ook daadwerkelijk zou gebruiken. De rechtbank heeft evenwel in strafverminderende zin meegewogen dat het, in ieder geval in eerste instantie, juist het slachtoffer was die de confrontatie met de verdachte heeft gezocht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/732023-17 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair onder parketnummer 10/740325-16 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mr. M.V. Scheffers en mr. E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2017.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer: 10/740325-16)
hij op of omstreeks 13 juli 2016 te Rotterdam opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de oksel en/of de borst, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] gestoken;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2016 te Rotterdam aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten perforatie van een grote ader en/of een slagader ter hoogte van de oksel (arteria en/of vena axillaris), heeft toegebracht, door (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de oksel en/of de borst, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] te steken, terwijl het feit de dood van die [naam slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
(parketnummer: 10/732023-17)
hij op of omstreeks 05 december 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, immers heeft verdachte (in een telefoongesprek met [naam 6] ) opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Zeg maar tegen je moeder dat ik het haar betaald zal zetten als ik vrij kom" en/of "Al gaat zij naar de andere kant van de wereld dan nog vind ik haar en zal haar mond en neus..." en/of "Ik laat dit er niet bij zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.