Op 7 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie diefstallen. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.I. van Haneghem. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en vroeg om oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar, alsook afwijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging in een andere zaak.
De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de drie diefstallen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het stelen van condooms en sigaretten uit verschillende winkels. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig waren en dat de camerabeelden voldoende bewijs boden voor de herkenning van de verdachte.
De rechtbank overwoog dat de verdachte zich binnen een jaar schuldig had gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen en dat hij een strafblad had met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank achtte de ISD-maatregel noodzakelijk om de recidive te doorbreken en de samenleving te beschermen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen, omdat de rechtbank de ISD-maatregel oplegde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.