Uitspraak
RECHTBANK [woonplaats]
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord van Vestia,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 31 mei 2017.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiser] tegen de stichting Vestia. [eiser] huurt sinds 29 mei 2013 een woning van Vestia. Na een brand in de woning op [datum], heeft de kantonrechter op 10 maart 2017 de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Vestia heeft vervolgens de ontruiming aangekondigd voor 7 juni 2017. [eiser] heeft in dit kort geding gevorderd om Vestia te verbieden gebruik te maken van de ontruimingsbevoegdheid, in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep dat [eiser] heeft ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen. De rechter oordeelt dat het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening niet ter discussie staat, gezien de aangekondigde ontruiming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn in het vonnis van de kantonrechter. De rechter heeft de argumenten van [eiser] tegen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming niet overtuigend geacht. De rechter heeft geconcludeerd dat [eiser] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De vordering van [eiser] is afgewezen en [eiser] is veroordeeld in de proceskosten.