ECLI:NL:RBROT:2017:5284

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
10/700604-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor woninginbraken en heling met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee woninginbraken en drie gevallen van heling. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 24 oktober 2016 een woninginbraak heeft plaatsgevonden in Spijkenisse, waarbij de verdachte betrokken was. De rechtbank heeft bewijswaardering toegepast, waarbij onder andere een sigarettenpeuk met DNA van de verdachte als bewijs werd gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van een derde inbraak wegens onvoldoende bewijs, maar werd wel schuldig bevonden aan de heling van een gestolen Cartier-horloge en andere goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen respect had getoond voor andermans eigendom en dat zijn daden gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbrachten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van veertien maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de inbraken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/700604-16
Datum uitspraak: 7 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, subsidiair (bij een bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde) een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met onder anderen de medeverdachten, met een proeftijd van 2 jaar, bij niet-naleving van de maatregel vervangende hechtenis van 2 weken per overtreding, met een maximum van 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Bepleit is dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten de woninginbraak in de woning aan de [adres delict 1] te Spijkenisse, heeft de raadsman verwezen naar de vrijspraak van de medeverdachten met betrekking tot dit feit. In de zaak tegen de verdachte is er – naast het bewijs dat in de zaken tegen de medeverdachten ontoereikend is bevonden – als mogelijk bewijs alleen de omstandigheid dat in zijn woning goederen zijn aangetroffen die bij de onderhavige inbraak zijn gestolen. De aangetroffen goederen kunnen daar ook door anderen zijn neergelegd. De verdachte heeft verklaard dat hij in principe niet meer in die woning woont, maar er alleen nog af en toe komt.
Ook ten aanzien van de onder 2 primair ten laste gelegde woninginbraak aan de [adres delict 2] te Rhoon is de medeverdachte vrijgesproken. Er is geen link naar de verdachte. De enkele herkenning van de WhatsApp-foto vormt onvoldoende bewijs. Over de subsidiair ten laste gelegde heling van het Cartier-horloge heeft de verdachte verklaard dat de spullen in de rugtas van hem zijn. Echter, hij wist niet of behoorde niet te weten dat het horloge van diefstal afkomstig was.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde woninginbraak aan de [adres delict 3] te Spijkenisse merkt de verdediging op dat de verdachte in dezelfde buurt woont en wel eens langs de woning van de aangever loopt als hij zijn hond uitlaat en daarbij mogelijk een peuk op straat heeft laten vallen. Het kan zijn dat de sigarettenpeuk, waarop zijn DNA is aangetroffen, onder een schoen van bijvoorbeeld de bewoner naar binnen is gelopen of de woning van de aangever is binnengewaaid. Daarmee vormt het DNA onvoldoende steunbewijs.
Ten aanzien van de onder 4 en 5 ten laste gelegde helingen is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de goederen die in de woning zijn aangetroffen. De goederen zijn niet alleen in zijn kamer aangetroffen. Daarnaast valt niet uit de sluiten dat de goederen via de broers van de verdachte in de woning terecht zijn gekomen.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1
Vast is komen te staan dat er op 24 oktober 2016 aan de [adres delict 1] te Spijkenisse een woninginbraak heeft plaatsgevonden. Bij die inbraak werden de drie daders overlopen door de buren. De buren hebben geprobeerd om de daders in de woning te houden door de voordeur tegen te houden. De daders wisten echter te ontkomen door een eetkamerstoel door een ruit aan de achterkant van de woning te gooien en via die gebroken ruit naar buiten te vluchten. De medeverdachte [naam medeverdachte] is kort na de inbraak aangehouden in de buurt van de woning. In een tapgesprek van 25 oktober 2016 wordt vervolgens gezegd dat “ [bijnaam medeverdachte] ” vast zit, dat twee mannen de voordeur dicht hielden en dat “ [bijnaam verdachte] ” een stoel door het achterraam heeft gegooid. De details uit dat tapgesprek komen dusdanig overeen met de omstandigheden bij de inbraak aan de [adres delict 1] , dat de rechtbank vaststelt dat er over die inbraak werd gesproken. De naam “ [bijnaam medeverdachte] ” ziet volgens de politie op de aangehouden medeverdachte [naam medeverdachte] .
Op 8 november 2016 is geprobeerd om de verdachte aan te houden in de woning van zijn moeder, [naam] , aan de [adres delict 4] te Spijkenisse, maar hij werd daar niet aangetroffen. Die zelfde dag werd er een tapgesprek opgenomen waarin werd gesproken over een inval bij “ [bijnaam verdachte] ”, waarbij [bijnaam verdachte] niet thuis was. Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres delict 4] werd een grote hoeveelheid sieraden aangetroffen. De aangevers van de inbraak aan de [adres delict 1] herkenden een groot aantal sieraden als sieraden die bij de inbraak op 24 oktober 2016 zijn weggenomen. [naam] heeft verklaard dat zij niet weet hoe de gestolen goederen in haar woning terecht zijn gekomen. Zij heeft tevens verklaard dat zij haar zoon [bijnaam verdachte] noemt en dat hij af en toe bij haar in de woning is.
Gelet op alle genoemde omstandigheden stelt de rechtbank vast dat “ [bijnaam verdachte] ”, over wie in het aangehaalde tapgesprek werd gesproken, de verdachte is en dat hij één van de daders was van de inbraak aan de [adres delict 1] te Spijkenisse. De rechtbank acht derhalve het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde. De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak.
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres delict 4] werd in de rugtas van de verdachte een Cartier-horloge aangetroffen. Dit horloge blijkt te zijn gestolen bij een inbraak op 18 oktober 2016 in de woning aan de [adres delict 2] te Rhoon. De verdachte heeft verklaard dat alle aangetroffen goederen in de rugtas van hem zijn, maar heeft over het horloge verder geen verklaring willen afleggen. De rechtbank, mede gezien het uitblijven van enige verklaring van de verdachte over het verkrijgen van het horloge, de onder 2 subsidiair tenlastegelegde, opzetheling van het horloge wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 4 en 5
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres delict 4] is niet alleen het voornoemde horloge, maar ook de onder 4 en 5 in de tenlastelegging genoemde ring met de inscriptie “ [naam inscriptie] ” en een geheugenkaartje met daarop vakantiefoto’s van aangevers aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat alle in de woning aan de [adres delict 4] in beslag genomen goederen van hem zijn, maar heeft daarover verder geen verklaring willen geven. Zo heeft hij niet verklaard hoe hij aan de spullen komt. Gelet op de specifieke kenmerken van de goederen die in zijn woning zijn aangetroffen en het uitblijven van een verklaring van de verdachte over de herkomst van deze spullen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de ring en het geheugenkaartje wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
Feit 3De rechtbank stelt voorop dat de verdachte (bij monde van zijn raadsman) pas ter zitting komt met het alternatieve scenario dat ten aanzien van feit 3 is geschetst. Tijdens zijn politieverhoor kon of wilde de verdachte niet verklaren hoe het kan dat in de woonkamer van de woning aan de [adres delict 3] in Spijkenisse kort na de inbraak een sigarettenpeuk met zijn DNA werd aangetroffen. Dat die peuk daar door de wind is terechtgekomen, is volstrekt onaannemelijk. Tegen de stelling van de verdediging, dat de peuk door een derde onder een schoenzool naar binnen is gelopen, pleit dat er tussen de inbraak en het aantreffen van de peuk maar weinig tijd is verstreken. Dit maakt het juist aannemelijk dat de peuk tijdens de inbraak is achtergebleven. Als de peuk al vóór de inbraak in de woning zou hebben gelegen, ligt het in de rede dat dit de bewoners al eerder was opgevallen. Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres delict 1] ) heeft weggenomen een laptop en/of een tablet en/of één of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik had(den) gebracht door braak. verbreking en/of inklimming;
2 subsidiair.
hij op of omstreeks 8 november 2016, in elk geval in of omstreeks de periode 17 oktober 2016 tot en met 8 november 2016, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of te Rhoon, gemeente Albrandswaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten een iPhone en/of een iPod en/of een horloge, merk Cartier, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal / inbraak, in elk geval enig (ander) misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
3.
hij op of omstreeks 30 september 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een portemonnee en/of (buitenlands) geld en/of een brievenopener en/of twee, althans een of meer, kistje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak., verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 8 november 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 28 oktober 2016 tot en met 8 november 2016, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in elk geval in Nederland, (een) goed(eren), te weten een ring (met inscriptie " [naam inscriptie] "), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.
5.
hij op of omstreeks 8 november 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 19 september 2016 tot en met 8 november 2016, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in elk geval in Nederland, (een) goed(eren), te weten een SanDisk geheugenkaartje [code] , heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

2.subsidiair.

opzetheling;

3.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4.
opzetheling;
5.
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken en had daarnaast allerlei van inbraak afkomstige goederen voorhanden in zijn woning. Bij de gepleegde woninginbraken zijn zeer (emotioneel) waardevolle goederen weggenomen. De verdachte heeft door in woningen in te breken geen enkel respect getoond voor andermans eigendom, noch voor de persoonlijke leefomgeving van anderen. Dergelijke vermogensmisdrijven brengen in de samenleving in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2017. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat de verdachte bij het plegen van de feiten uitsluitend oog heeft gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin en hij tot op heden geen enkel inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. Een gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest, zoals door de raadsman bepleit, is dan ook niet aan de orde.
Voor de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd:
- [naam benadeelde 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 275,- aan immateriële schade.
- [naam benadeelde 2] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 275,- aan immateriële schade.
- [naam benadeelde 3] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 57,89 aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade.
Ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde 4] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3942,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2789,99 aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 275,-.
Het overige deel van de vordering van [naam benadeelde 3] dient niet-ontvankelijk verklaard te worden. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [naam benadeelde 4] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de verdachte het onder 1 bewezen verklaarde strafbare samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] ieder een schadevergoeding betalen van € 275,-.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 275,- (zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro) aan immateriële schade;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van € 275,- (zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro) aan immateriële schade;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van € 275,- (zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro) aan immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen € 275,- (hoofdsom zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 275,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen € 275,- (hoofdsom zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 275,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen € 275,- (hoofdsom zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 275,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door de mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres delict 1] ) heeft weggenomen een laptop en/of een tablet en/of één of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik had(den) gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode 17 oktober 2016 tot en met 18 oktober 2016 te
Rhoon, gemeente Albrandswaard, in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer siera(a)d(en) (waaronder een horloge merk Cartier) en/of een iPhone en/of een iPod en/of een of meer handtas(sen) en/of een laptop en/of twee, althans een of meer iPad(s) en/of een camera en/of een portemonnee en/of autosleutels en/of parfum en/of spaarpotten en/of een videocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek vaui Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2016, in elk geval in of omstreeks de periode 17 oktober 2016 tot en met 8 november 2016, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of te Rhoon, gemeente Albrandswaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten een iPhone en/of een iPod en/of een horloge, merk Cartier, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal / inbraak, in elk geval enig (ander) misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 september 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in of uit een woning, gelegen aan de [adres delict 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een portemonnee en/of (buitenlands) geld en/of een brievenopener en/of twee, althans een of meer, kistje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ah£/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 8 november 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 28 oktober 2016 tot en met 8 november 2016, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in elk geval in Nederland, (een) goed(eren), te weten een ring (met inscriptie " [naam inscriptie] "), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 8 november 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 19 september 2016 tot en met 8 november 2016, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in elk geval in Nederland, (een) goed(eren), te weten een SanDisk geheugenkaartje [code] , heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht